Met onder andere: Israël wil nationaal park uitbreiden naar kerkelijke gronden in bezet Oost-Jeruzalem, onrust in Sheikh Jarrah houdt aan, en VN-commissie gaat onderzoek doen naar Israëlische apartheid.
Israëlische officials van de Israel Nature and Parks Authority (INPA) zijn van plan om volgende maand plannen in te dienen om een nationaal park uit te breiden naar een stuk grond in bezet Oost-Jeruzalem dat eigendom is van de kerk. Met de geplande uitbreiding zouden tevens enkele christelijke heilige plaatsen binnen de grenzen van het park vallen.
Het plan, dat op 2 maart voor voorlopige goedkeuring zal worden voorgelegd aan de lokale plannings- en constructiecommissie van de Israëlische gemeente Jeruzalem, zou ertoe leiden dat een groot deel van de Olijfberg en delen van de Kidron- en Ben Hinnom-valleien worden toegevoegd aan het Jerusalem Walls National Park. Hoewel het land het bezit zou blijven van de huidige eigenaars, zou de Israëlische regering een zekere vorm van autoriteit over het gebied krijgen.
Volgens het Israëlische dagblad Times of Israel, dat het nieuws naar buiten bracht, karakteriseren vooraanstaande kerkfunctionarissen en mensenrechtenorganisaties het plan als een machtsgreep en een bedreiging voor de christelijke aanwezigheid in Israël en de bezette Palestijnse gebieden.
De Grieks-orthodoxe patriarch van Jeruzalem, de vertegenwoordiger van de katholieke kerk in het Heilige Land en de Armeense patriarch van Jeruzalem stuurden op 18 februari een brief aan de Israëlische minister van Milieubescherming. Daarin verzochten zij de minister, die toezicht houdt op de INPA, het plan op te schorten.
Danny Seidemann, een Jeruzalem-expert en oprichter van de organisatie Terrestrial Jerusalem, tweette nadat het nieuws bekend werd: ‘[Het] belang hiervan kan niet worden overdreven. […] Als ik me niet vergis, creëert dit een breuk en de ernstigste crisis tussen Israël en de grote wereldkerken in Jeruzalem sinds 1948.’
Tegenstanders van het plan wijzen bovendien op de banden tussen de INPA en organisaties die streven naar het vergroten van de aanwezigheid van Israëlische kolonisten in bezet Oost-Jeruzalem. Dezelfde organisaties zijn onder andere de aanjagers van de huisuitzettingen van Palestijnen in buurten als Sheikh Jarrah.
Israëlische inlichtingendiensten en veiligheidstroepen hebben op 18 februari geprobeerd te verhinderen dat Palestijnse burgers van Israël en Palestijnen uit de Westelijke Jordaanoever naar de wijk Sheikh Jarrah in Oost-Jeruzalem kwamen om te protesteren tegen de aanstaande huisuitzetting van de familie Salem.
Bij de militaire controlepost Nilin, ten westen van Ramallah, hielden Israëlische troepen enkele voertuigen tegen en weigerden zij tientallen Palestijnen naar Sheikh Jarrah en de Al-Aqsa-moskee te reizen. Daarnaast stuurde de Shin Bet, de Israëlische veiligheidsdienst, een bericht aan Palestijnse burgers van Israël die van plan waren om in een buskonvooi naar de wijk in Oost-Jeruzalem te rijden. In het bericht werden zij verzocht af te zien van hun plannen. Ook de eigenaars en chauffeurs van de bussen die hen naar Sheikh Jarrah zouden rijden ontvingen het bericht.
Ondanks de pogingen van de Israëlische autoriteiten om hen de toegang te beletten slaagden enkele tientallen Palestijnse demonstranten erin om Sheikh Jarrah te bereiken. De Israëlische politie te paard trad vervolgens op om hen uiteen te drijven. Hoewel de politie zegt geen arrestaties te hebben verricht, verklaarde een AFP-fotograaf dat twee Palestijnen zouden zijn gedetineerd.
Diezelfde dag bezochten vertegenwoordigers van de Verenigde Naties en het Palestijnse maatschappelijk middenveld Sheikh Jarrah om de familie Salem te ontmoeten en hun solidariteit te betuigen. In een verklaring schrijft het VN-Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Zaken (OCHA) dat ‘de familie Salem en hun buren het slachtoffer zijn geworden van aanvallen met pepperspray en stenen, resulterend in verwondingen en materiële schade.’
OCHA voegt daaraan toe dat de familie Salem ‘één van de 218 Palestijnse families is, bestaande uit 970 personen, onder wie 424 kinderen, die in Oost-Jeruzalem wonen, voornamelijk in de buurten van Sheikh Jarrah en Silwan, en die momenteel worden bedreigd met gedwongen uitzetting door de Israëlische autoriteiten.’ Ook wijst het VN-agentschap op het feit dat deze families vluchtelingen zijn die hun huizen verloren in 1948, tijdens de oorlog die leidde tot de oprichting van de staat Israël.
OCHA benadrukt verder dat de gedwongen huisuitzettingen in Oost-Jeruzalem illegaal zijn: ‘de Verenigde Naties hebben herhaaldelijk opgeroepen tot stopzetting van gedwongen uitzettingen en vernielingen op de bezette Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem: volgens het internationaal humanitair recht zijn gedwongen overdrachten van beschermde personen door de bezettende macht verboden, ongeacht hun motief.’
De VN heeft een vijfkoppige ad hoc commissie aangesteld om een oordeel te vellen over de beschuldiging van de Palestijnse Autoriteit (PA) dat Israël de misdaad van apartheid begaat tegen Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever, in Oost-Jeruzalem en in Gaza.
Het VN-besluit is de meest recente stap in een procedure die begon in 2018 toen de PA een aanklacht indiende bij het VN-Comité voor de uitbanning van rassendiscriminatie (CERD). Volgens de PA leefde Israël artikelen 2, 3 en 5 van het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie niet na. Artikel 3 verplicht de ondertekenaars van het verdrag om ‘raciale segregatie en apartheid te veroordelen en zich ervoor in te zetten alle praktijken van deze aard in gebieden onder hun jurisdictie te voorkomen, te verbieden en uit te roeien.’ Het CERD is het orgaan van onafhankelijke deskundigen dat toezicht houdt op de uitvoering en naleving van het verdrag, dat zowel door de PA als Israël is ondertekend.
De VN zei in een verklaring dat de nieuw opgerichte commissie ‘haar goede diensten zal aanbieden aan zowel de staat Palestina als aan Israël met het oog op een minnelijke oplossing van het geschil over beschuldigingen van rassendiscriminatie.’ De commissie bestaat uit vijf mensenrechtendeskundigen: Verene Shepherd, Gün Kut, Pansy Tlakula, Chinsung Chung en Michał Balcerzak.
De Zuid-Afrikaanse minister van Buitenlandse Zaken Naledi Pandor heeft haar hoop uitgesproken op ‘directe actie’ tegen Israël vanwege zijn ‘goed gedocumenteerde apartheidspraktijken’.
In een toespraak in het Zuid-Afrikaanse parlement wees Pandor op de geschiedenis van Zuid-Afrika. Ze stelde onder meer dat de waarden die zijn afgeleid van de strijd tegen racisme en kolonialisme ‘ons verplichten om een stem te zijn voor de onderdrukten en gemarginaliseerden overal ter wereld.’ Zuid-Afrika besloot eerder de diplomatieke betrekkingen met Israël af te schalen, onder meer door de ambassadeur terug te roepen. Pandor gaf aan verdere maatregelen te overwegen ‘om onze significante ontzetting over de voortgaande apartheidspraktijken van Israël tegen het langdurig lijdende volk van Palestina duidelijk te maken.’
Pandor leidt tevens een poging om de waarnemersstatus van Israël in de Afrikaanse Unie (AU) in te trekken. Volgens de hoogste Zuid-Afrikaanse diplomaat is haar oppositie gebaseerd op het handvest van de AU dat ‘kolonialisme, racisme en illegale bezetting’ verwerpt, alsmede de Zuid-Afrikaanse grondwet en waarden.
Israël gaat niet meewerken aan het onderzoek van de Verenigde Naties naar vermeende oorlogsmisdaden tijdens de oorlog in Gaza in mei vorig jaar, en heeft een verzoek afgewezen van de voorzitter van de onderzoekscommissie om Israëlische officials te ontmoeten.
Dat is de boodschap van een brief die het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken op 17 februari aan Navi Pillay, de voorzitter van de onderzoekscommissie, stuurde. In de brief beschuldigt Meirav Eilon, de ambassadeur van Israël aan de de VN-instituties in Geneve en ondertekenaar van de brief, Pillay van het hanteren van anti-Israëlische standpunten. Ook de andere twee leden van de commissie, Chris Sidoti en Miloon Kothari, zouden bevooroordeeld zijn jegens Israël. Pillay, een Zuid-Afrikaanse jurist, heeft verschillende hoge VN-functies vervuld en is rechter geweest bij het Internationaal Strafhof.
In juli vorig jaar keurde de VN-Mensenrechtenraad een voorstel van Pakistan goed om de onderzoekscommissie, de zogeheten Commission of Inquiry (COI), op te richten. De taak van de commissie is om bewijsmateriaal te verzamelen dat het mogelijk maakt verantwoordelijken voor mogelijke oorlogsmisdaden juridisch aansprakelijk te stellen. Het besluit van de VN-Mensenrechtenraad stelt de commissie in staat om gebeurtenissen te onderzoeken die zich vanaf 13 april 2021 in Israël en de bezette Palestijnse gebieden voltrokken. Daardoor is het voor de commissie ook mogelijk de aanloop naar de beschietingen vanuit Gaza en de Israëlische bombardementen, die op 10 mei begonnen, in het onderzoek op te nemen.
Israëlische officials zijn van mening dat het vastgestelde tijdschema met name bedoeld is om ook het gewelddadige Israëlische optreden bij de Al-Aqsa-moskee en de Damascuspoort in de oude stad van Jeruzalem te onderzoeken. Zij vrezen dat de commissie zou kunnen concluderen dat Israël een apartheidsregime tegen de Palestijnen handhaaft.
Volgens het Palestijnse ministerie van Volksgezondheid hebben Israëlische troepen op 15 februari een Palestijnse jongeman doodgeschoten in het dorp Nabi Saleh, ten noordwesten van Ramallah. De twintigjarige Nihad al-Bargouthi werd met scherpe munitie in zijn buik geraakt en bezweek in het ziekenhuis aan zijn verwondingen.
Zijn broer verklaarde dat hij ‘in koelen bloede en op klaarlichte dag is vermoord.’ Een ooggetuige vertelde het lokale persbureau Quds News Network (QNN) dat vijf Israëlische militairen vanuit een nabijgelegen militaire post naar het dorp waren gekomen, waar zij een groep jonge demonstranten troffen. Volgens de ooggetuige was Nihad niet betrokken bij de groep demonstranten, maar werd hij neergeschoten omdat hij bij hen in de buurt stond. Het Israëlische leger zei in een verklaring dat ‘tientallen Palestijnen een bemande militaire post naderden die grenst aan een hoofdweg en de gemeenschap van Nabi Saleh’. De militairen zouden ‘in overeenstemming met de procedures’ hebben gehandeld om de oproer te sussen, aldus het leger, dat verder opmerkte het incident te onderzoeken.
Een dag eerder doodden Israëlische troepen de zeventienjarige Mohammad Akram Abu Salah in de buurt van de stad Jenin. Hij werd in zijn hoofd geschoten toen het Israëlische leger het dorp Silat al-Harithiya bestormde om het huis te slopen van een man die ervan wordt verdacht een Israëlische kolonist te hebben vermoord.
Honderden Israëlische activisten en Palestijnen hebben op 18 februari geprotesteerd tegen de ‘legalisering’ van de nieuwe Israëlische kolonie Evyatar. Die werd in mei vorig jaar opgericht op land van de Palestijnse dorpen Beita, Qabalan en Yatma, in het noorden van de Westelijke Jordaanoever. Hoewel de kolonie vooralsnog ook onder het Israëlische illegaal was, lijkt daar binnenkort verandering in te komen.
Tijdens de demonstratie werd een AFP-fotograaf met een rubber kogel neergeschoten door de Israëlische grenspolitie. Uit een verklaring van de Foreign Press Association (FPA) blijkt dat Jaafar Ashtiyeh duidelijk te herkennen was als journalist, en dat het erop lijkt dat de grenspolitie hem met opzet onder vuur nam. Volgens de FPA is het incident het laatste hoofdstuk in een serie van niet uitgelokte aanvallen van de Israëlische grenspolitie op journalisten die werkzaam zijn voor internationale media. Uit een rapport van de Journalists’ Support Committee, een organisatie die zich in de bezette Palestijnse gebieden inzet voor de rechten van journalisten, voerden Israëlisch troepen alleen al in januari van dit jaar 46 schendingen uit tegen journalisten. De schendingen omvatten arrestaties, afpersing, directe aanvallen en andere vormen van intimidatie.
Aanstaande donderdag zendt de VPRO een documentaire uit over de protesten in Beita. Filmmaker Sakir Khader keerde terug naar het dorp van zijn overgrootouders om vast te leggen hoe de Palestijnse bewoners met gevaar voor eigen leven hun land proberen te behouden. ‘Frontlinie: Het verzet van Beita’ is om 20.25 te zien op NPO2.
Israël dreigt de school van Ein Samiya te slopen, een Palestijns bedoeïenendorp ten noordoosten van Ramallah op de bezette Westelijke Jordaanoever. De met EU-subsidie gebouwde school is net een maand open. Diplomaten uit donorlanden brachten afgelopen woensdag een solidariteitsbezoek.
De school biedt in vier lokalen onderwijs aan dertig kinderen in de leeftijd van 6-12 jaar. Tot dusver moesten zij, onderweg veelvuldig belaagd door Israëlische kolonisten uit naburige nederzettingen, negen kilometer lopen naar de eveneens door de EU gefinancierde school in Ras al-Tin, die al voor de feestelijke opening in september 2020 met sloop werd bedreigd. Daartegen tekenden de bewoners van Ras al-Tin beroep aan bij het Israëlische Hooggerechtshof, maar de school dreigt nu alsnog te worden gesloopt.
Het slopen van scholen en andere elementaire voorzieningen heeft tot doel de Palestijnse bevolking het leven dermate onmogelijk te maken dat ze vertrekt. Talloze Palestijnse dorpen hebben nog altijd geen stromend water en elektriciteit. Leggen zij zelf een waterleiding of een stroomvoorziening aan, dan wordt die door het Israëlische leger gesloopt. In de loop der jaren sloopte Israël voor tientallen miljoenen euro’s aan Europese humanitaire projecten.
Uit een rapport van OCHA blijkt dat in 2021 een recordaantal Palestijnse gebouwen werd gesloopt. Maandelijks werden er gemiddeld 76 gebouwen gesloopt, waarvan er twaalf met buitenlandse financiering tot stand waren gekomen. Ook sinds het aantreden van de regering-Bennett gaat het hard met de sloop: sinds de regering op 13 juni 2021 werd beëdigd, werden 661 Palestijnse gebouwen gesloopt, met nadelige gevolgen voor 11.361 Palestijnen. Van de gesloopte gebouwen waren er 122 door de EU gefinancierd.
De meerderheid van de gesloopt gebouwen bevond zich in het zogeheten ‘C-gebied’, dat 60 procent van de Westoever omvat en sinds de Oslo-akkoorden van 1993-1995 onder tijdelijk bestuur van Israël staat. Het C-gebied is ook, naast bezet Oost-Jeruzalem, de regio waar Israël zijn illegale kolonies (‘nederzettingen’) bouwt en steeds meer Palestijns grondgebied feitelijk annexeert.
Tegelijkertijd maakt Israël het de Palestijnen in het C-gebied onmogelijk te werken aan de bouw van nieuwe woningen. Uit cijfers van Israëls ministerie van Defensie blijkt dat Israël in de periode 2017-2021 aan slechts 33 Palestijnen een bouwvergunning heeft verleend; minder dan zeven per jaar. Volgens het ministerie is 99,1 procent van de aanvragen afgewezen. In diezelfde periode sloopte het naar eigen zeggen 1.169 Palestijnse bouwwerken.
Het beroemde Palestijns-Amerikaanse fotomodel Bella Hadid heeft Valentijnsdag aangegrepen om op te komen voor de rechten van de Palestijnen. Op Instagram plaatste zij een afbeelding van een snoephartje, met daarop de tekst ‘will you free my Palestine?’. Een woordspeling op het gebruikelijke ‘will you be my valentine?’. Ook Gigi Hadid, de even bekende zus van Bella, staat bekend als voorvechster van Palestijnse rechten.
De alom geliefde Samir Mansour Bookshop in Gaza heeft eindelijk zijn deuren kunnen openen, nadat het pand in mei vorig jaar tijdens een Israëlisch bombardement met de grond gelijk werd gemaakt. The Palestine Chronicle bezocht de nieuwe boekhandel, en publiceerde een prachtige fotoreportage van de winkel en de eerste bezoekers.