Israëlische kolonist vermoordt Palestijnse man – Israëlische regering valt, mogelijk weer nieuwe verkiezingen op komst – Palestijnse ngo Al-Haq wint mensenrechtenprijs – en meer
Een Palestijnse man is op 21 juni om het leven gekomen nadat een Israëlische kolonist hem met een mes had neergestoken. Het slachtoffer, de 27-jarige Ali Hassan Harb, probeerde met familieleden en dorpsgenoten een groep kolonisten ervan te weerhouden vernielingen uit te voeren op land in het dorp Iskaka op de bezette Westelijke Jordaanoever dat in het bezit is van de familie, en daar een buitenpost op te richten.
De kolonisten vertrokken toen ze de Palestijnen zagen naderen, maar kwamen even later terug, vergezeld door gewapende beveiligers van de nabijgelegen kolonie Ariel en Israëlische militairen. De kolonisten hervatten vervolgens hun activiteiten. Toen de Palestijnen hen daarvan probeerden te weerhouden benaderde één van de kolonisten Ali en stak een mes direct in zijn hart.
De oom van het slachtoffer verklaart dat het Israëlische leger Ali een half uur vasthield en zijn familie ervan weerhield hem naar het ziekenhuis te brengen. ‘Alles wat er gebeurde was onder de bescherming van het Israëlische leger en de beveiligers van de nederzetting, die de aanval van de kolonisten zagen en hen niet stopten,’ aldus Naim Harb.
Enkele dagen later werd Naim samen met twee andere familieleden die getuige waren geweest van het incident door de Israëlische veiligheidsdienst gearresteerd. De drie werden na 14 uur verhoor vrijgelaten. Ze werden nergens van beschuldigd, maar ondervraagd over de aanwezigheid van Israëlische troepen tijdens de moord op Ali. Ondanks het feit dat ze geen verdachten zijn, kozen de Israëlische autoriteiten ervoor hen direct na het overlijden van hun familielid te arresteren en hun huizen te doorzoeken. De Israëlische politie heeft in verband met de steekpartij ook een Israëlische man gearresteerd, maar een rechtbank heeft bepaald dat de details van het onderzoek geheim moeten blijven.
Op 24 juni kwam opnieuw een Palestijn om het leven. Israëlische troepen schoten de pas 16 jaar oude Mohammad Suleiman dood, naar verluidt omdat hij in Silwad, een Palestijns dorp ten noorden van Ramallah, met stenen naar auto’s had gegooid. Hij is het 15de Palestijnse kind dat in 2022 door Israëlische troepen is doodgeschoten. Onder het internationaal recht is opzettelijk dodelijk geweld alleen gerechtvaardigd in situaties waarin sprake is van een directe bedreiging van het leven of van ernstig letsel. Volgens Defense for Children International – Palestine (DCIP) gebruiken Israëlische troepen echter regelmatig dodelijk geweld tegen Palestijnse kinderen in situaties waar dat niet het geval is.
De Israëlische regeringscoalitie, die in juni vorig jaar aantrad, heeft op 20 juni aangekondigd dat het de Knesset, het Israëlische parlement, wil ontbinden en nieuwe verkiezingen wil uitschrijven. Als de Israëli’s inderdaad binnenkort naar de stembus moeten, zal dat de vijfde keer in drie jaar tijd zijn.
De coalitie had vanaf zijn aantreden een flinterdunne parlementaire meerderheid en werd gekenmerkt door interne verdeeldheid over belangrijke kwesties zoals de Palestijnse staat, de illegale bezetting van de Westelijke Jordaanoever en onderwerpen met betrekking tot religie en de staat. In april verloor de coalitie zelfs zijn meerderheid toen Idit Silman, een lid van de partij van premier Naftali Bennett, aankondigde naar de oppositie over te stappen. In de maanden daarna volgden anderen haar voorbeeld. Sindsdien bleek de coalitie niet in staat meer cruciale wetgeving door te voeren.
Hoewel de coalitiepartijen van premier Bennett ernaar streven het parlement zo spoedig mogelijk te ontbinden, is dat tot het moment van schrijven nog niet gelukt. De commissie die daarvoor goedkeuring moet verlenen wordt geleid door Nir Orbach, een afvallig lid van de partij van premier Bennett. Leden van de oude coalitie vermoeden dat hij het proces vertraagt om de oppositie, onder leiding van oud-premier Benjamin Netanyahu, de kans te geven een nieuwe regering te vormen zonder verkiezingen te houden.
Slechts drie dagen na het klappen van de Israëlische regeringscoalitie publiceerde de Israëlische anti-bezettingsorganisatie Peace Now een rapport over het beleid van de regering met betrekking tot de illegale bezetting van Palestijns gebied. Daaruit blijkt dat de regering onder leiding van premier Bennett en buitenlandminister Yair Lapid werd gekenmerkt door de uitbreiding van de kolonies en de onteigening en onderdrukking van Palestijnen. Deze conclusies staan lijnrecht tegenover de belofte van de regering bij zijn aantreden om vast te houden aan de status quo wat betreft alle zaken die verband houden met de bezetting.
Zo vond er onder de regering-Bennett een toename van 26% plaats in het aantal nieuwe plannen voor kolonistenwoningen per jaar. De toename in het aantal daadwerkelijk gestarte bouwprojecten in kolonies is nog drastischer: in de eerste zes maanden van de regering was er een toename van 62% vergeleken met halfjaarlijkse gemiddelde in de voorgaande tien jaar. Veel van de nieuwe plannen en bouwprojecten betroffen bovendien zogenaamde ‘strategisch dodelijke plannen’, die volgens Peace Now buitengewone schade toebrengen aan de kans op de ontwikkeling van een Palestijnse staat en het bereiken van een politiek akkoord.
De regering was niet alleen een loyale bondgenoot van de kolonistenbeweging, maar bracht zelf ook grote schade toe aan de Palestijnse bevolking. Zo werden er 35% meer Palestijnse gebouwen gesloopt dan gemiddeld en vond er een toename van 45% plaats in het aantal incidenten van kolonistengeweld op de bezette Westoever. Daarnaast doodden Israëlische troepen 86 Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever – een treurig feit dat nog pijnlijker blijkt wanneer het wordt vergeleken met het trackrecord van oud-premier Netanyahu. Gedurende zijn premierschap doodden Israëlische troepen gemiddeld 41 Palestijnen per jaar.
Het rapport van Peace Now is hier in zijn geheel te lezen.
De Palestijnse Autoriteit (PA) heeft opdracht gegeven tot de vrijlating van de 14 politieagenten die worden verdacht van het doden van de prominente activist Nizar Banat. Banat stond bekend om zijn harde kritiek op president Abbas en de PA. Hij overleed op 24 juni 2021 nadat hij zwaar was mishandeld door agenten van de Palestijnse veiligheidsdienst.
De agenten zijn vrijgelaten op voorwaarde dat ze de rechtszittingen bijwonen die nog tegen hen lopen. De familie van Banat bekritiseert het besluit, en weigert samen te werken met de rechtbanken van de PA. De weduwe van de gedode activist beschuldigt de regering van president Abbas ervan niet in staat te zijn een geloofwaardig proces te voeren: ‘de moordenaar kan geen rechter zijn’, aldus Jihan Banat. Volgens de familie is de ‘internationale rechtspraak het enige pad’ naar rechtvaardigheid.
Na een groot aantal Palestijnse, Israëlische en internationale organisaties en nieuwsmedia concludeert nu ook de VN-Mensenrechtenraad dat een Israëlische militair de kogel afvuurde die de Palestijns-Amerikaanse journaliste Shireen Abu Akleh fataal werd. Op 11 mei werd zij doodgeschoten toen zij met collega’s verslag wilde doen van een Israëlische inval in de Palestijnse stad Jenin.
Bij de presentatie van het onderzoek dat de Mensenrechtenraad uitvoerde zei woordvoerder Ravina Shamdasani dat alle beschikbare informatie erop wijst dat Israëlische troepen verantwoordelijk zijn voor de dood van Abu Akleh. De kogels die op de journaliste en haar collega’s werden afgevuurd waren bovendien ‘schijnbaar goed gericht’. Het onderzoek lijkt daarmee andermaal aan te tonen dat de beschieting geen ongeluk was. De journalisten hadden zich duidelijk kenbaar gemaakt aan de Israëlische militairen en droegen helmen en vesten waarop ‘press’ stond te lezen.
Shamdasani bekritiseerde Israël daarnaast voor zijn besluit om geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen. Michelle Bachelet, de Hoge VN-Commissaris voor de Mensenrechten, heeft Israël herhaaldelijk opgeroepen alsnog een onderzoek te openen naar de dood van Abu Akleh, en naar ‘alle andere doden en ernstige verwondingen door Israëlische troepen op de Westelijke Jordaanoever en in de context van wetshandhavingsoperaties in Gaza.’
De prominente en alom gerespecteerde Palestijnse mensenrechtenorganisatie Al-Haq heeft de Bruno Kreiskyprijs voor mensenrechten gewonnen. De prijs wordt toegekend aan individuen, organisaties en mensenrechtenprojecten voor hun bijdrage aan de ontwikkeling en bescherming van internationale humanitaire hulp en op het gebied van mensenrechten, en dient tegelijkertijd als ‘een symbool tegen massale inperkingen van mensenrechten’.
Met dat laatste is Al-Haq maar al te bekend. Samen met vijf andere prominente Palestijnse humanitaire organisaties werd het in oktober 2021 door Israël op de nationale terrorismelijst geplaatst. Duidelijk is dat de maatregel bedoeld is om de organisaties, alle werkzaam in door Israël bezet gebied, financieel de adem af te snijden. Israël heeft nog altijd geen geloofwaardig bewijs kunnen leveren die de beschuldigingen onderbouwen.
Het Duitse Goethe-Institut heeft het programma van een conferentie die vorig week plaatsvond moeten inperken nadat een aantal artiesten zich had teruggetrokken. Reden daarvoor was het besluit van het Goethe-Institut om de uitnodiging van de Palestijnse journalist Mohammed El-Kurd in te trekken.
El-Kurd was uitgenodigd om als spreker deel te nemen aan een paneldiscussie over de strategieën die staten gebruiken om de aandacht af te leiden van mensenrechtenschendingen. Het Goethe-Institut was echter van mening dat de 24-jarige Palestijn uit Sheikh Jarrah, bezet Oost-Jeruzalem, ‘geen geschikte spreker’ was, en trok zijn uitnodiging in.
Onder de kunstenaars die zich terugtrokken zijn Moshtari Hilal en Sinthujan Varatharajah, de initiatiefnemers van het panel waar El-Kurd aan deel zou nemen. In een verklaring zeiden ze dat hun besluit zich terug te trekken uit de conferentie een reactie is ‘op de pogingen van het Goethe-Institut om in te grijpen in onze redactionele beslissingen en om zo een klimaat van anti-Palestijnse censuur af te dwingen.’