Met onder andere: huisuitzetting Sheikh Jarrah tijdelijk halt toegeroepen, Gantz: Palestijnen krijgen geen staat maar een ‘entiteit’, en directeur Britse galerie gevraagd op te stappen na klachten van Israël-lobbygroep.
Een Israëlische rechtbank heeft de huisuitzetting van de familie Salem in Sheikh Jarrah tijdelijk een halt toegeroepen. Het besluit komt na twee weken van onrust in de wijk in Oost-Jeruzalem, grotendeels veroorzaakt door de aanwezigheid en provocaties van extremistische kolonisten en de extreemrechtse Israëlische parlementariër Itamar Ben-Gvir.
De familie Salem zou begin maart uit hun huis worden gezet om plaats te maken voor Yonatan Yosef, een kolonistenleider en lid van de gemeenteraad van Jeruzalem. De rechtbank schort de huisuitzetting echter tijdelijk op, voor de periode die het nodig heeft om een oordeel te vormen over het beroep dat de familie indiende en de reactie daarop van de kolonistenorganisatie die claimt de rechtmatige eigenaar van het huis te zijn.
Israëlische media melden dat het besluit van de rechtbank met name bedoeld is om grootschalige Palestijnse protesten in Oost-Jeruzalem te voorkomen. De vrees bestaat dat die protesten, net als in mei vorig jaar, zouden voortduren tot in de Ramadan die in april begint. De protesten zouden kunnen leiden tot een escalatie van geweld over de hele bezette Westelijke Jordaanoever en in Gaza.
Ook het vorige week aangekondigde Israëlische plan om een nationaal park uit te breiden naar kerkelijke gronden in Oost-Jeruzalem lijkt voorlopig niet door te gaan. De Israel Nature and Parks Authority (INPA) maakte op 21 februari bekend niet langer van plan te zijn het plan in te dienen bij de planningscommissie van de Israëlische gemeente Jeruzalem. De INPA verwees daarbij naar kritiek van kerkelijke leiders, die het plan beschreven als een een machtsgreep en een bedreiging voor de christelijke aanwezigheid in Israël en de bezette Palestijnse gebieden.
In andere delen van de bezette Westoever werd de sloop en onteigening van Palestijnse bezittingen afgelopen week op de gebruikelijke wijze doorgezet. Zo werd op 22 februari het bedoeïenendorp Al-Araqib in de Negev-woestijn met de grond gelijk gemaakt. Het is de 198ste keer dat het dorp door de Israëlische autoriteiten wordt gesloopt. Telkens keren de inwoners echter weer terug om hun gemeenschap opnieuw op te bouwen.
Op 25 februari is een Palestijnse familie in de wijk Jabal al-Mukabber in Oost-Jeruzalem begonnen aan de gedwongen sloop van hun huis. De Israëlische gemeente Jeruzalem beweert dat het huis is gebouwd zonder de benodigde vergunningen, en dreigde een hoge boete uit te delen als de familie de sloop niet zelf zou uitvoeren. Het is niet de eerste keer dat de familie dakloos raakt als gevolg van het Israëlische sloopbeleid. In 2015 werden zij ook al gedwongen hun huis te slopen. Destijds weigerden zij, waarna de gemeente het huis sloopte en hen een boete van duizenden euro’s oplegde om de gemaakte kosten te vergoeden.
Het Londense advocatenkantoor Bindmans LLP heeft namens het International Centre of Justice for Palestijnen (ICJP) en digitale rechtengroep Sada Social een formele klacht ingediend bij Meta, het moederbedrijf van onder andere Facebook en Instagram. In de klacht wordt het sociale mediaplatform beschuldigd van het censureren en opschorten van accounts die zijn gelieerd aan Palestijnse persbureaus, activisten en journalisten. Meta wordt dringend opgeroepen zijn acties te herzien en het besluitvormingsproces achter zijn werkwijze openbaar te maken. Het ICJP wil onder andere weten of er een algoritme is gebruikt of dat menselijk ingrijpen heeft bijgedragen aan de censuur. De klacht is ook ingediend bij de speciale rapporteur van de Verenigde Naties voor de bevordering en bescherming van de vrijheid van meningsuiting.
Meta, en met name dochterbedrijf Facebook, wordt al jaren beschuldigd van het censureren van Palestijnse stemmen. De kritiek bereikte in mei vorig jaar een nieuw hoogtepunt toen Palestijnse activisten ontdekten dat hun berichten op meerdere sociale mediaplatforms, waaronder Facebook, Instagram en Twitter, werden verwijderd en hun accounts werden opgeschort. Vaak gebeurde dit zonder uitleg.
Sinds begin 2021 heeft Sada Social meer dan zeshonderd gevallen van censuur van Palestijnen op Facebook en Instagram gedocumenteerd. Volgens de non-profitorganisatie betrof het in ruim één derde van de gevallen journalisten en media-accounts.
Als het aan de Israëlische minister van Defensie Benny Gantz ligt, krijgen de Palestijnen in de toekomst geen ‘staat’, maar een ‘entiteit’. Dat zei hij tijdens een bijeenkomst op 20 februari tijdens de Munich Security Conference. ‘Uiteindelijk zullen we ons in een twee-entiteitenoplossing bevinden, waarin we de Palestijnse soevereiniteit en bestuur respecteren, maar waarin onze veiligheidsbehoeften worden gerespecteerd,’ aldus Gantz.
Toen hem daarop werd gevraagd of een tweestatenoplossing mogelijk was, lichtte Gantz zijn keuze voor het woord ‘entiteit’ verder toe: ‘[Een] tweestatenoplossing brengt ons naar een voormalig framework. Het is een uitdrukking die de illusie wekt van [een terugkeer naar] 1967 met de grenzen, enz.; dat zijn dingen die niet kunnen gebeuren.’ ‘Daarom zei ik twee-entiteitenoplossing. We zouden met elkaar nagaan hoe we aan de ene kant de Palestijnse rechten kunnen waarborgen en aan de andere kant de veiligheidsbehoeften van Israël kunnen waarborgen,’ verklaarde Gantz.
Met zijn toespraak lijkt Gantz de deur naar de tweestatenoplossing op basis van de grenzen van vóór 1967 – het toekomstbeeld van twee volledig onafhankelijke staten waar de VN, de EU en Nederland nog altijd aan vasthouden – nog verder te sluiten.
Riyad Mansour, de Palestijnse vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties, droeg tijdens de maandelijkse vergadering van de Veiligheidsraad op 23 februari een masker met de tekst ‘End Apartheid’. In zijn toespraak drong hij er bij de Veiligheidsraad op aan om op te treden tegen de Israëlische discriminatie tegen Palestijnen.
Mansour gebruikte in zijn bijdrage het woord ‘apartheid’ tenminste vijftien keer: ‘Deze raad is misschien niet klaar om het woord te gebruiken, maar apartheid is – en is al langer – onze realiteit.’ ‘Israël mag dan verontwaardigd zijn over het woord, [maar] alle anderen zouden verontwaardigd moeten zijn over het beleid. Veroordelingen alleen zullen nooit voldoende zijn om Israël af te schrikken. Het is tijd om uw woorden in daden om te zetten. Daden om een einde te maken aan de apartheid.’
Mansour verwees daarnaast naar een actie van de Israëlische ambassadeur Gilad Erdan, die een maand geleden een steen had meegenomen naar de vergadering van de Veiligheidsraad zodat men zich een voorstelling kon maken van het Palestijnse geweld waarmee Israëli’s worden geconfronteerd. ‘Het spijt me, maar de Israëlische F-16’s, tanks, oorlogsschepen, militaire jeeps, drones, bommen en raketten passen niet door de deuren van deze kamer,’ reageerde Mansour laconiek.
De directeur van de Whitworth Art Gallery in Manchester, Alistair Hudson, is gevraagd zijn functie neer te leggen nadat hij het doelwit was van een lastercampagne van de pro-Israëlische lobbyorganisatie UK Lawyers for Israel (UKLFI). Aanleiding voor de campagne was een tentoonstelling in 2021 waar een verklaring werd getoond waarin solidariteit met de Palestijnen werd betuigd. De galerie wordt beheerd door de Universiteit van Manchester.
De tentoonstelling was samengesteld door de onderzoeksorganisatie Forensic Architecture, en toonde de impact van vervuiling, chemische aanvallen en de nasleep van explosies op gemarginaliseerde groepen in Syrië, Beiroet, Louisiana, Indonesië en Palestina. In de verklaring schreef Forensic Architecture dat het zich achter de Palestijnen schaarde: ‘Wij geloven dat deze bevrijdingsstrijd onlosmakelijk verbonden is met de wereldwijde strijd tegen racisme, witte suprematie, antisemitisme en koloniaal geweld, en we erkennen de bijzonder nauwe verstrengeling ervan met de zwarte bevrijdingsstrijd over de hele wereld.’
Naar aanleiding van een reeks klachten van UKLFI besloot de galerie de verklaring uit de tentoonstelling verwijderen. Forensic Architecture eiste vervolgens de onmiddellijke sluiting van de tentoonstelling. De oprichter van de organisatie, Eyal Weizman, een Brits-Israëlische professor aan de Goldsmiths Universiteit, uitte zijn bezorgdheid over academische en artistieke vrijheden en verklaarde dat het gelijkheidsbeginsel ook van toepassing is op Palestijnen.
De Universiteit van Manchester kwam op haar besluit terug, heropende de tentoonstelling en stemde ermee in om ook de verklaring te vertonen. Die beslissing leidde echter opnieuw tot een reeks klachten van UKLFI tegen Hudson, die er nu toe hebben geleid dat de universiteit Hudson heeft verzocht om te vertrekken.
In een reactie op het vertrek van Hudson zei Weizman: ‘Alistair heeft de Whitworth omgevormd tot een kunstruimte waar de belangrijke vragen van onze tijd kunnen worden gesteld. Zijn ontslag is de laatste in een reeks van pestacties van de Universiteit van Manchester, die aanvankelijk tot doel hadden onze solidariteit met de Palestijnen het zwijgen op te leggen en vervolgens het open debat de kop in te drukken en de politieke kunst in het algemeen te temmen. Door deze beslissing wordt de ruimte voor kunst en kunstenaars kleiner.’
Israëlische troepen hebben op 22 februari een dertienjarige Palestijns jongen doodgeschoten. De jonge Mohammad Reza Salah is het tweede Palestijnse kind dat dit jaar door Israëlische militairen op de bezette Westelijke Jordaanoever is gedood.
Mohammad kwam uit Al-Khader, een kleine stad ten zuiden van Bethlehem. Al-Khader ligt aan Route 60, een belangrijke snelweg die wordt gebruikt door Palestijnen en Israëlische kolonisten, en wordt daarvan gescheiden door een Israëlische muur. Het Israëlische leger beweert dat Mohammad werd neergeschoten terwijl hij een molotovcocktail naar auto’s op de snelweg gooide. Salah’s familie verklaart daarentegen dat hij op 300 meter afstand van de muur was toen hij werd neergeschoten, en op dat moment ‘geen significant gevaar vormde voor het leger of de kolonisten’. Volgens verschillende Palestijnse media verhinderden Israëlische troepen dat Palestijnse ambulances ter plaatse kwamen.
Frankrijk zal de zes Palestijnse ngo’s die eind vorig jaar door Israël werden bestempeld als ‘terroristische organisaties’ blijven steunen. Tijdens de maandelijkse bijeenkomst van de VN-Veiligheidsraad over de kwestie Israël-Palestina zei de Franse vertegenwoordiger dat er nog steeds geen bewijs is voor de Israëlische beschuldigingen.
Volgens minister Gantz zijn de organisaties onderdeel van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP), een marxistische politieke partij en verzetsorganisatie met een gewapende vleugel die in Israël, de VS en de EU op terrorismelijsten staat. Hun werkzaamheden zouden een dekmantel zijn voor activiteiten ten behoeve van de PFLP.
Op 21, 22 en 23 februari hebben tientallen kolonisten met behulp van Israëlische militairen het Palestijnse dorp al-Lubban ash-Sharqiyya bestormd. Met name Palestijnse schoolkinderen waren het slachtoffer van de aanvallen. De kolonisten verhinderden dat zij hun school konden bereiken, waarna de inwoners van het dorp probeerden in te grijpen. Het Israëlische leger zette herhaaldelijk traangas en met rubber beklede kogels in om de Palestijnen uiteen te drijven.
Het is niet voor het eerst dat kolonisten en Israëlische militairen Palestijnse schoolkinderen in al-Lubban ash-Sharqiyya lastigvallen. Routinematig worden studenten in het dorp tegengehouden als zij op weg naar school zijn, wat leidt tot botsingen tussen Israëlische troepen en de plaatselijke bevolking. Afgelopen november leden bijna zeventig Palestijnse studenten en docenten onder de gevolgen van traangas toen Israëlische troepen het dorp bestormden.