Met onder andere: België gaat producten uit nederzettingen als zodanig aanmerken, onduidelijkheid over nieuwe Israëlische kolonie, en grootschalige sloop in Oost-Jeruzalem en op de Westelijke Jordaanoever.
België gaat niet langer toestaan dat producten uit de illegale Israëlische kolonies (‘nederzettingen’) worden geëtiketteerd als ‘afkomstig uit Israël’. Het kabinet had als onderdeel van het regeerakkoord van vorig jaar een speciale commissie opgericht om de etiketteringskwestie te bespreken. De aanbeveling van de commissie, om te differentiëren tussen producten die in Israël en in bezet Palestijns gebied zijn geproduceerd, is nu door de regering goedgekeurd en aan het parlement gepresenteerd.
De regering maakte daarnaast bekend dat elke toekomstige overeenkomst tussen België en Israël een speciale clausule zal bevatten waarin staat dat de deal niet van toepassing is op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem.
De Israëlische autoriteiten reageerden woedend op het besluit. Idan Roll, de onderminister van Buitenlandse Zaken, was op werkbezoek in België toen de maatregel bekendgemaakt werd, en annuleerde daarop zijn vergaderingen met het het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken en het parlement. ‘Het besluit van de Belgische regering […] versterkt extremisten, helpt niet bij het bevorderen van vrede in de regio en laat zien dat België niet bijdraagt aan regionale stabiliteit,’ aldus Roll op Twitter. ‘Het is in strijd met het beleid van de Israëlische regering dat ernaar streeft het leven van de Palestijnen te verbeteren, de [Palestijnse Autoriteit] te versterken en de banden van Israël met Europa te verbeteren,’ voegde hij eraan toe.
Het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken sprak zijn spijt uit over de geannuleerde vergaderingen, maar zei dat het al jaren het EU-beleid toepast inzake gedifferentieerde productetikettering voor goederen die zijn geproduceerd in Israëlische kolonies in de bezette Palestijnse gebieden. Goederen uit bezette gebieden ‘kunnen nog steeds naar ons land worden geëxporteerd, maar zonder te profiteren van een voordelig tarief waarin is voorzien in de associatieovereenkomst tussen Israël en de EU, omdat ze niet uit Israël komen,’ aldus de verklaring.
In 2015 droeg de Europese Commissie alle lidstaten op om producten uit de kolonies, die illegaal zijn onder het internationaal recht, als zodanig te labelen. Dat beleid werd in 2019 bevestigd door het Hof van Justitie van de EU, dat oordeelde dat producten uit de kolonies niet het etiket ‘made in Israel’ mogen krijgen. EU-lidstaten zijn tot nu toe traag geweest met het implementeren van de Europese richtlijnen.
In Finland en Ierland willen parlementariërs verder gaan dan de Belgische maatregel en de Europese richtlijnen om de handel met producten uit de Israëlische kolonies aan banden te leggen. Eerder deze maand diende een Fins parlementslid een wetsvoorstel in om de invoer van goederen die in bezette gebieden zijn geproduceerd in zijn geheel te verbieden. Het verbod zou onder meer gelden voor goederen uit de illegale Israëlische kolonies op de bezette Palestijnse Westelijke Jordaanoever.
In Ierland keurden de Senaat en de Dáil (het Lagerhuis van het Ierse parlement) in 2018 een wetsvoorstel goed dat het strafbaar zou maken ‘voor een persoon om goederen of diensten uit een bezet gebied in te voeren of te verkopen of om onder bepaalde omstandigheden hulpbronnen uit een bezet gebied te winnen.’ De regering heeft de wet tot op heden nog niet geïmplementeerd.
De planningscommissie van de Israëlische gemeente Jeruzalem heeft op 24 november de oprichting van een nieuwe illegale kolonie Atarot goedgekeurd. Voor de bouw van Atarot heeft de commissie het gebied van het Qalandiya-vliegveld in Oost-Jeruzalem aangemerkt. Het vliegveld werd door de Britten gebouwd en was tussen 1924 en 2000 in gebruik. Het gebied zou oorspronkelijk als onderdeel van de vredesbesprekingen met Israël aan de Palestijnse Autoriteit (PA) worden overgedragen. In 2014 liepen die besprekingen vast. De planningscommissie wil nu dat er 9000 nieuwe kolonistenwoningen in het gebied worden gebouwd.
Het is onduidelijk hoe de Israëlische regering tegenover de bouwplannen staat. Nadat de gemeente Jeruzalem de bouw van de woningen had goedgekeurd zou het Districtscomité voor Planning en Bouw van het Israëlische Ministerie van Binnenlandse Zaken zich op 6 december over de plannen buigen. Op 25 november leek het echter alsof het onderwerp van de agenda van het comité was gehaald, naar verluid vanwege zorgen om Europese en Amerikaanse kritiek. Enkele dagen later gooide het comité het roer weer om. Op 28 november verscheen Atarot opnieuw op de agenda van het Districtscomité, en lijkt het er sindsdien op alsof de Israëlische autoriteiten groen licht zullen geven aan de plannen.
De vermoedelijke reden voor de verwarring is de luide kritiek op de plannen in binnen- en buitenland. Eenmaal voltooid zouden Atarot en Givat Hamatos, een andere geplande nieuwe kolonie in Oost-Jeruzalem, de tweestatenoplossing volgens velen definitief onmogelijk maken. De kolonies zouden de Westelijke Jordaanoever in twee delen opsplitsen en de Palestijnen in Oost-Jeruzalem nog verder isoleren. De Israëlische mensenrechtenorganisatie Peace Now legt uit dat het gebied dat is aangemerkt voor Atarot ‘het hart vormt van de stedelijke territoriale Palestijnse continuïteit tussen Ramallah en Oost-Jeruzalem, en dus de mogelijkheid van een Palestijnse staat met Oost-Jeruzalem als hoofdstad verhindert.’
Sven Kuhn von Burgsdorff, het hoofd van de EU-vertegenwoordiging aan de PA, bracht op 28 november samen met een delegatie van vertegenwoordigers van ruim twintig Europese landen een bezoek aan het Qalandiya-vliegveld. Hij bevestigde dat de illegale Israëlische kolonies in strijd zijn met het internationaal recht en een groot obstakel vormen voor een rechtvaardige, duurzame en alomvattende vrede tussen Israëli’s en Palestijnen. ‘De tijd dringt voor een tweestatenoplossing,’ waarschuwde Kuhn von Burgsdorff.
Gezien de ernst van de situatie volgen wij de ontwikkelingen omtrent Atarot op de voet. Zodra er meer duidelijk is over de kwestie zullen wij u daarover uitgebreid inlichten.
Een Israëlische rechtbank heeft groen licht gegeven voor de sloop van 58 Palestijnse huizen in de wijk Wadi Yasoul in Silwan, Oost-Jeruzalem. De huizen zijn volgens de rechtbank zonder de benodigde vergunningen gebouwd. Met de uitspraak verwerpt de rechtbank een hoger beroep dat door de bewoners van de wijk was ingediend. Zo’n 60 Palestijnen, onder wie kinderen en ouderen, lopen nu het risico dakloos te raken.
Afgelopen week werden er daarnaast op twee verschillende locaties op de bezette Westelijke Jordaanoever slooporders uitgevoerd. De Israëlische autoriteiten maakten twee huizen in Wadi al-Hummos, ten zuidoosten van Jeruzalem, en in Masafer Yatta, in de buurt van Hebron, met de grond gelijk. Ruim twintig Palestijnen, onder wie 15 kinderen, verloren daardoor hun huizen. Ook vernietigden de autoriteiten een weg en werden tenten en materialen voor stallen in beslag genomen. Op Twitter riep de delegatie van de EU voor de Palestijnse Gebieden Israël op om de ‘sloop en alle andere onwettige praktijken waarmee Palestijnen uit hun huizen worden verdreven’ een halt toe te roepen.
Volgens het VN-Agentschap voor de Coördinatie van Humanitaire Zaken (OCHA) hebben de Israëlische autoriteiten in de eerste negen maanden van 2021 21% meer gebouwen gesloopt of in beslag genomen en zijn 28% meer mensen ontheemd geraakt in vergelijking met dezelfde periode in 2020.
Vandaag, 29 november, is het de Internationale Dag van Solidariteit met het Palestijnse Volk. In 1977 besloot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) dat het Comité voor de Uitoefening van de Onvervreemdbare Rechten van het Palestijnse Volk elk jaar op deze dag bijeen zou komen om stil te staan bij de rechten van de Palestijnen.
De keuze om op 29 november bij het lot en de rechten van de Palestijnen stil te staan is niet uit de lucht gegrepen. Precies dertig jaar eerder, in 1947, keurden de net opgerichte Verenigde Naties het VN-verdelingsplan voor Palestina goed. Daarmee werd het startschot gegeven voor de Nakba, de verdrijving van driekwart miljoen Palestijnen in de jaren 1947-1949. De uithuiszettingen van Palestijnen in Oost-Jeruzalem, de sloop van huizen op de Westelijke Jordaanoever en de plannen voor nieuwe kolonies die een toekomstige Palestijnse staat onmogelijk maken, tonen aan dat de Nakba nog altijd voortduurt. Het Israëlische beleid is er nog altijd op gericht om, in de woorden van de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem, de betreffende gebieden ‘over te nemen en een groot aantal Palestijnse gemeenschappen te verdrijven’.
Om stil te staan bij de Dag van Solidariteit richt The Rights Forum zich vandaag in een open brief tot politiek Den Haag: beëindig de medeplichtigheid aan de Israëlische overheersing en biedt de Palestijnen de bescherming waarop zij recht hebben.
Uit een nieuw rapport van de United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD) blijkt dat de Israëlische militaire operaties en strenge beperkingen op reizen van, naar en op de Westelijke Jordaanoever de Palestijnen tussen 2000 en 2019 $57,7 miljard hebben gekost. De impact daarvan is moeilijk te overschatten: het volgens UNCTAD verloren bedrag is drie en een half keer zo groot als het gehele Bruto Binnenlands Product (BBP) van het bezette Palestijnse gebied in 2019.
Het resultaat van de door Israël ingevoerde beperkingen en uitgevoerde operaties is een snelle, drastische daling van de levensstandaard, die bovendien vooral wordt gevoeld door de armere delen van de Palestijnse bevolking.
De projecties van het rapport geven aan dat zonder de Israëlische maatregelen, 12% van de bevolking op de Westelijke Jordaanoever in 2004 onder de armoedegrens zou hebben geleefd. Door de ingevoerde maatregelen en de militaire operaties lag dat percentage bijna drie keer zo hoog. Bovendien zou het BBP per hoofd van de bevolking in 2019 44% hoger zijn geweest dan het geval was zonder de ingevoerde maatregelen.
Lees hier het hele rapport van UNCTAD.
De Israëlische president Isaac Herzog heeft op 28 november een Chanoeka-ceremonie bijgewoond in de Ibrahimi-moskee in Hebron. Hij werd daarbij vergezeld door kolonistenleiders. Israëlische troepen sloten de poorten van de moskee, verhinderden Palestijnse inwoners van Hebron om de moskee te betreden, dwongen plaatselijke winkeleigenaars hun deuren te sluiten en verboden journalisten de ceremonie bij te wonen.
Leden van de linkse Israëlische Meretz-partij, onderdeel van de huidige regering, waren boos over het besluit van Herzog de ceremonie bij te wonen. Meretz-parlementariër Michal Rozin schreef op Twitter dat de beslissing van de president ‘verkeerd’ was. ‘De [Israëlische] heerschappij in Hebron en in de bezette gebieden in het bijzonder, wordt gekenmerkt door enorme politieke controverse. De nederzettingen in Hebron rond de grot zijn het meest schandalig. Het is erg triest dat de president hier prioriteit aan geeft,’ aldus Rozin. Met ‘grot’ verwijst hij naar de Grot van de Patriarchen, de Joodse term voor de plaats waar de Ibrahimi-moskee zich bevindt. Ook de PA veroordeelde ook het bezoek van Herzog als ‘provocerend’.
Op 25 februari 1994 werd in de Ibrahimi-moskee een enorm bloedbad aangericht door de kolonist Baruch Goldstein, die het vuur opende op biddende moslims. Daarbij kwamen 29 Palestijnen om het leven en vielen 125 gewonden.
Twee Palestijnse nieuwspagina’s, Al-Qastal en Maydan Al-Quds, zijn van Facebook gehaald wegens het ‘schenden van de gemeenschapsnormen’. De twee Palestijnse pagina’s publiceerden dagelijks nieuws over Jeruzalem vanuit Palestijns perspectief, en besteedden met name aandacht aan Israëlische schendingen in de stad. De redacteuren van de twee pagina’s veroordeelden de beslissing van Facebook en beschuldigden het socialmedia-bedrijf ervan ‘actief Palestijnse content te bestrijden’.
Het is niet de eerste keer dat Palestijnse pagina’s van Facebook worden verwijderd. Met name in mei, na de dreigende uitzettingen in de wijk Sheikh Jarrah in Oost-Jeruzalem, de bestorming door Israëlische troepen van de al-Aqsa-moskee en het offensief tegen Gaza, werd Facebook ervan beschuldigd Palestijnse stemmen op zijn platforms het zwijgen op te leggen.
Palestijnse activisten en journalisten hebben daarom afgelopen week een campagne met de hashtag #FBCensorsJerusalem gelanceerd. Met de campagne hopen zij het bewustzijn te vergroten over de vermeende pogingen van het bedrijf om Palestijnse content te censureren. Dat maakte Sada Social, een non-profitorganisatie die zich richt op de digitale rechten van Palestijnen, op 24 november bekend. In de verklaring die Sada Social publiceerde wijst de organisatie onder andere op de dubbele standaard die Facebook hanteert, door Israëlische berichten die aanzetten tot haat tegen Palestijnen niet van zijn platforms te verwijderen.
Israël straft tientallen Palestijnse journalisten voor hun werk of voor het uiten van hun meningen, onder andere door hun reisvergunningen in te trekken. Dat concludeert Euro-Mediterranean Human Rights Monitor (Euro-Med Monitor) in een vandaag verschenen rapport.
In het rapport getiteld ‘Punishing Journalists: Israel’s Restrictions on Freedom of Movement’ documenteert de organisatie de manier waarop de Israëlische veiligheidsdiensten Palestijnse journalisten het werk onmogelijk maken. Verschillende journalisten vertelden Euro-Med Monitor dat Israëlische officieren hen hadden geïnformeerd dat de tegen hen ingestelde reisverboden alleen kon worden opgeheven als ze veiligheidsinformatie over Palestijnen zouden doorspelen, of als zij voor Israël zouden gaan werken. Een andere manier om hun reisvergunning terug te krijgen was door te stoppen met hun journalistieke werk. Wezen de journalisten het aanbod af, dan zouden zij zijn onderworpen aan fysieke en psychologische aanvallen, aanhoudingen en strafrechtelijke vervolgingen, aldus de journalisten.
Lees hier het hele rapport van Euro-Med Monitor.