Met onder andere: Israëlische politie doodt verstandelijk gehandicapte Palestijn, Israël werkt Palestijnse verkiezingen tegen, Christelijke Palestijnen vieren Pasen.
Op 4 april heeft de Palestijnse verkiezingscommissie bekendgemaakt dat er 36 kandidatenlijsten zijn goedgekeurd voor deelname aan de Palestijnse parlementsverkiezingen van 22 mei, de eerste Palestijnse verkiezingen in 15 jaar. Deelnemende groepen hadden tot vorige week woensdag de tijd om hun kandidatenlijsten in te dienen. Hoewel de namen van de individuele deelnemers op de lijsten pas op dinsdag bekend worden gemaakt is wel duidelijk dat alle lijsten die zijn ingediend daadwerkelijk deel mogen nemen aan de verkiezingen.
Naast Fatah en Hamas is er dus een groot aantal andere partijen dat aan de verkiezingen mee zal doen. Een daarvan is de recent opgerichte Vrijheidslijst, geleid door de neef van de overleden Palestijnse leider Yasser Arafat, Nasser al-Qudwa. Al-Qudwa werkt samen met Marwan Barghouti, die wordt gezien als een van de leiders van de Eerste en Tweede Intifada. Barghouti werd door Israël in 2004 veroordeeld tot vijf keer levenslang voor moord en lidmaatschap van een terroristische organisatie en zit sindsdien vast in een Israëlische gevangenis. Barghouti’s echtgenote, Fadwa, is de vicevoorzitter van de Vrijheidslijst.
Een andere uitdager van Fatah en Hamas is Mohammed Dahlan, de voormalige veiligheidschef van Gaza. Dahlan leeft momenteel in Abu Dhabi, maar wordt gezien als een van de belangrijkste rivalen van Mahmoud Abbas bij de presidentsverkiezingen in juli, mocht hij besluiten deel te nemen. Salam Fayyad, voormalig premier van de Palestijnse Autoriteit en ex-medewerker van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds met een staat van dienst op het gebied van corruptiebestrijding, steunt weer een andere lijst.
Hoewel Fatah en Hamas overeenstemming hebben bereikt over het stemmen op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza, blijft het onzeker of de Palestijnen in Oost-Jeruzalem in staat zullen zijn om in mei naar de stembus te gaan. Israël verbiedt alle Palestijnse politieke activiteiten in Oost-Jeruzalem. Verkiezingen vallen ook onder dat verbod.
Ook de EU-missie om de Palestijnse verkiezingen te monitoren lijkt door Israël te worden tegengewerkt. Volgens Sven Kühn von Burgsdorff, de EU-vertegenwoordiger in de Palestijnse gebieden, hebben de Israëlische autoriteiten het Europese verzoek om bij de verkiezingen aanwezig te zijn nog altijd niet goedgekeurd. ‘Ondanks voortdurend contact met de Israëlische autoriteiten in de afgelopen vijf weken, is er nog geen positief antwoord ontvangen,’ aldus Kühn von Burgsdorff. ‘Door de vertraging is de mogelijkheid van de EU om de parlementsverkiezingen van 22 mei waar te nemen aanzienlijk verminderd.’ De Palestijnse Verkiezingscommissie had direct nadat de verkiezingen waren aangekondigd de EU formeel om hulp gevraagd bij het monitoren van de verkiezingen.
De 33-jarige Munir Anabtawi is op 29 maart door Israëlische politie in Haifa doodgeschoten. Munir was verstandelijk gehandicapt en had het huis die dag in een geagiteerde staat verlaten, volgens zijn moeder omdat zij hem geen geld wilde geven. Zijn moeder, Itaf Anabtawi, had de politie gebeld met het verzoek een ambulance te sturen, in de hoop dat hij voor behandeling naar het ziekenhuis kon worden gebracht. In plaats van een ambulance arriveerde de Israëlische politie, waarna Munir neer werd geschoten. Hij overleed kort daarna in een ziekenhuis in Haifa.
De familie van Munir en de Israëlische politie hebben verschillende interpretaties van hoe het incident zich voltrok. De Israëlische politie beweert dat Itaf Anabtawi tijdens haar telefoongesprek met de politie vertelde dat Munir ‘zich wild gedroeg en met een mes in zijn ouderlijk huis zwaaide.’ Volgens Itaf was zij zich er echter niet van bewust dat haar zoon een mes had meegenomen, en verklaarde zij dat zij alleen de politie had gebeld om hem voor behandeling naar het ziekenhuis te brengen.
Uit een politieonderzoek naar het incident bleek dat de politieagent verschillende schoten afvuurde, waarvan er twee Anabtawi raakten: één in zijn borst en één in zijn bovenlichaam. Het onderzoek concludeerde bovendien dat de agent die Anabtawi neerschoot handelde uit zelfverdediging. Munir zou geprobeerd hebben twee agenten aan te vallen voordat hij werd neergeschoten. Tijdens het interne onderzoek van de politie zou de officier naar verluidt ‘spijt hebben betuigd over de dood,’ maar zei hij ook dat hij ‘geen alternatief had toen de man hem probeerde neer te steken.’ Ook zou het callcenter van de politie de agent niet hebben ingelicht dat Munir een psychische aandoening had.
De familie van Munir vindt dat de politie de situatie anders had kunnen en moeten aanpakken. ‘De politie had dossiers over de aandoening van Munir en wist dat hij soms een gevaar voor zichzelf of anderen zou kunnen zijn,’ verklaarde Aisha Anabtawi, de nicht van Munir. Ook volgens Itaf Anabtawi was de politie op de hoogte van Munirs geestelijke gesteldheid en hadden zij in het verleden al eerder met Munir te maken gehad.
Hoe dan ook, zo beargumenteert de familie van Munir, hadden de agenten een aantal andere maatregelen kunnen nemen om hem te ontwapenen of te immobiliseren op een niet-dodelijke manier. ‘De politie mag onder geen beding gebruik maken van scherpe munitie,’ verklaarde Aisha. ‘Ze hadden rubberen kogels, traangas, alles kunnen gebruiken om hem tegen te houden. Maar ze hoefden hem niet te doden.’
Munir Anabtawi was niet het enige Palestijnse dodelijke slachtoffer afgelopen week. In de nacht van 5 april schoten Israëlische soldaten een man dood en verwondden zij zijn vrouw. Het Israëlische leger zei dat het echtpaar had geprobeerd soldaten te rammen met hun auto in het dorp Bir Naballah, ten zuiden van Ramallah. De soldaten waren in het dorp voor ‘operationele activiteiten,’ aldus de verklaring. Het slachtoffer was de Palestijnse man Osama Mansour, een 42-jarige vader van vijf kinderen uit het dorp Biddu. Volgens ooggetuigen waren Israëlische troepen voor het incident het dorp binnengekomen om huizen te doorzoeken, wat leidde tot botsingen met dorpsbewoners.
De vrouw van Osama Mansour verklaarde tegen een Palestijnse nieuwszender dat zij met haar man op weg naar huis was van een familiebezoek toen zij door Israëlische soldaten werden gevraagd om bij een controlepost te stoppen. Na een tijdje werd hen gevraagd door te rijden, waarna zij werden beschoten, zo verklaarde de vrouw. Andere ooggetuigen zeiden dat Mansour weg wilde rijden nadat Israëlische soldaten een verdovingsgranaat onder zijn auto hadden gegooid.
Ongeveer 20 mensen, waaronder medewerkers van de Jordaanse koning Abdullah, zijn op 3 april door de Jordaanse autoriteiten gearresteerd op verdenking van samenzwering om de monarch ten val te brengen. Het vermeende complot werd door de autoriteiten bestempeld als ‘een bedreiging voor de stabiliteit van het land’. Een van de arrestanten is de voormalige kroonprins Hamzah bin Hussein, halfbroer van de koning. Hij werd onder huisarrest geplaatst en verboden met de buitenwereld te communiceren. Desondanks wist de voormalige kroonprins een video naar buiten te brengen waarin hij zei dat hij onder huisarrest stond. Daarnaast beweerde hij dat het regime hem het zwijgen oplegde vanwege zijn kritiek op corruptie in Jordanië. ‘Ik maak geen deel uit van een samenzwering of snode organisatie of door het buitenland gesteunde groep, zoals hier altijd de claim is voor iedereen die zich uitspreekt,’ aldus Hamzah bin Hussein. Jordaanse staatsmedia ontkennen dat prins Hamzah wordt vastgehouden. De Jordaanse generaal-majoor Yousef Huneiti zei in een verklaring dat de prins ‘is gevraagd alle activiteiten stop te zetten die kunnen worden gebruikt om de nationale veiligheid te schaden.’
De Israëlische minister van Defensie Benny Gantz noemde de situatie een ‘interne Jordaanse kwestie. Jordanië is een land van vrede, een buurland en van groot strategisch belang.’ Premier Netanyahu liet zich daarentegen niet uit over de situatie in Jordanië. Zijn stilte is hoogstwaarschijnlijk te verklaren door de openbare diplomatieke ruzie met koning Abdullah.
Op maandag 5 april was het de jaarlijkse dag van het Palestijnse kind. Elk jaar wordt op die stil gestaan bij de jonge Palestijnse slachtoffers van de Israëlische bezetting. Dit jaar maakte de Palestinian Prisoners’ Club bekend dat er momenteel 140 Palestijnse kinderen in Israëlische gevangenissen zitten, waaronder twee in administratieve detentie. Volgens Defense for Children International-Palestine worden elk jaar tussen de 500 en 700 Palestijnse kinderen door Israël vervolgd in militaire rechtbanken. In 2021 zijn er tot nu toe 230 Palestijnse kinderen gearresteerd, voornamelijk in Oost-Jeruzalem.
Duizenden Palestijnen in de belegerde Gazastrook, op de bezette Westelijke Jordaanoever en in Israël demonstreerden op dinsdag 30 maart in het kader van de 45ste herdenking van Landdag. Landdag verwijst naar 30 maart 1976, toen Palestijnse burgers van Israël protesteerden tegen het Israëlische beleid van landroof en discriminatie. Zes Palestijnse demonstranten kwamen daarbij om het leven.
Dinsdag legden Palestijnen kransen op de graven van de doden in 1976 en werden er vreedzame demonstraties georganiseerd. Lokale media meldden dat tientallen Palestijnen werden gearresteerd door Israëlische troepen in Ramallah, Hebron, Jenin, Salfit, Nilin, Nablus en Sebastia. Ook zou het Israëlische leger traangas en verdovingsgranaten op de demonstranten hebben afgevuurd.
In 2018 werd Landdag ook de eerste dag van de Grote Mars van de Terugkeer. Op 30 maart 2018 werden daarbij 16 Palestijnen gedood. In totaal vielen bij deze demonstraties, die tot eind 2019 op vrijwel wekelijks basis plaatsvonden, meer dan 200 doden en 35.000 gewonden (waarvan 8.000 door scherpe munitie). Ondanks een bikkelhard rapport van een door de VN Mensenrechtenraad ingesteld commissie weigerde onder meer Nederland om Israël hier serieus op aan te spreken.
Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de sancties en het reisverbod ingetrokken die door de regering van president Trump waren opgelegd aan Fatou Bensouda, hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof. De voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Mike Pompeo, had de sancties vorig jaar opgelegd nadat Bensouda onderzoeken had ingesteld naar vermeende oorlogsmisdaden begaan door Amerikaanse militairen in Afghanistan en door Israëlische militairen en Palestijnen in de bezette Palestijnse gebieden.
De opvolger van Pompeo, Antony Blinken, maakte duidelijk dat het intrekken van de sancties niet betekent dat de Verenigde Staten de onderzoeken van het Strafhof steunt. ‘Wij zijn echter van mening dat onze zorgen over deze zaken beter kunnen worden aangepakt door middel van betrokkenheid bij alle belanghebbenden in het Strafhof-proces dan door het opleggen van sancties,’ zei Blinken in een verklaring. Silvia Fernandez de Gurmendi, voorzitter van de Vereniging van Lidstaten van het Internationaal Strafhof, zei in een reactie op de bekendmaking erop te vertrouwen ‘dat deze beslissing het begin betekent van een nieuwe fase van onze gemeenschappelijke onderneming om straffeloosheid te bestrijden.’
Onder strikte veiligheidsmaatregelen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan is in Palestina op zondag Pasen gevierd. In verschillende delen van de bezette Palestijnse gebieden werden vieringen en speciale gebeden georganiseerd, zoals in de Heilig Grafkerk in Oost-Jeruzalem, en in de Palestijnse christelijke gemeenschappen in Bethlehem, Beit Ashour, Beit Jala, Jericho, Ramallah, Jenin en Nablus. Ook in Gaza werd er stilgestaan bij Paaszondag.
Ook Palmzondag, een week voor Pasen, werd in de Palestijnse gebieden gevierd. Palestijnse scouts marcheerden door de straten van Oost-Jeruzalem, onder begeleiding van de klanken van doedelzakken, saxofoons en trommels. ‘Vorig jaar was een verschrikkelijk Pasen, zonder mensen, gesloten deuren. Dit jaar is veel beter, de deur staat open, we hebben niet veel mensen, maar we hebben meer hoop dat de dingen beter zullen worden,’ zei de patriarch van de Rooms-Katholieke Kerk in Jeruzalem, Pierbattista Pizzaballa, op Palmzondag.
Op 2 april heeft het VN-Agentschap voor de Coördinatie van Humanitaire Zaken in de Palestijnse gebieden (OCHA) zijn tweewekelijkse rapport gepubliceerd. Daaruit blijkt dat de Israëlische autoriteiten tussen 16 en 29 maart 26 Palestijnse gebouwen hebben gesloopt in Oost-Jeruzalem en het C-gebied van de Westelijke Jordaanoever. 34 Palestijnen raakten daardoor hun huisvesting kwijt. In totaal zijn er in 2021 al 293 Palestijnse gebouwen gesloopt, waardoor 455 Palestijnen dakloos zijn geworden. Tussen 16 en 29 maart voerden de Israëlische autoriteiten daarnaast 128 huiszoekingen op de Westelijke Jordaanoever uit. Tijdens de operaties werden 115 Palestijnen, waaronder vijf kinderen, gearresteerd. In dezelfde periode verwondden Israëlische militairen 53 Palestijnen, en werd een 45-jarige Palestijnse man doodgeschoten bij een protest in het dorp Beit Dajan.
De vreugde omtrent de vrijlating van Magd Barbar, een Palestijnse man die twintig jaar had vastgezeten in Israëlische gevangenissen, was van korte duur. Enkele uren nadat hij op 30 maart was vrijgelaten stonden er opnieuw Israëlische militairen voor zijn deur om hem te arresteren. Volgens de Palestijnse Rode Halve Maan raakten twaalf familieleden en andere aanwezige gasten bij de inval gewond toen zij door Israëlische militairen werden bestookt met rubber beklede kogels en traangas. Nadat hij was meegenomen werd Barbar door de Israëlische autoriteiten ondervraagd en de volgende dag weer vrijgelaten, onder de voorwaarde dat hij niet zou deelnemen aan demonstraties en de Palestijnse vlag niet zou hijsen.
De 45-jarige Barbar werd in 2001 gearresteerd op het hoogtepunt van de Tweede Intifada. Hij werd veroordeeld voor lidmaatschap van het Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP), een organisatie die door Israël als terroristisch wordt beschouwd, en het beramen van aanvallen op Israëlische doelen.