Palestijnse studenten in Israël moeten ophouden met Palestijnse vlaggen te zwaaien, zegt Israel Katz. Anders zijn de Joden genoodzaakt alle twee miljoen Palestijnen het land uit te gooien. ‘We zullen jullie een lesje leren dat jullie nooit meer vergeten!’
Katz uitte zijn huiveringwekkende dreigement tijdens een toespraak in de Knesset, het Israëlische parlement. Palestijnse studenten moeten hun gezwaai met Palestijnse vlaggen staken, stelt hij. Zij dienen respect te hebben voor de Israëlische vlag. Zetten ze hun vlagvertoon toch voort, dan roepen ze het noodlot af over alle twee miljoen Palestijnse Israëli’s. En dat ziet er zo uit:
Ik zeg jullie: herinner je 1948! […] Herinner je jullie Nakba! Vraag maar aan jullie ouders en grootouders, zij zullen jullie vertellen dat de Joden uiteindelijk wakker worden, wetende hoe zichzelf en het idee van de Joodse staat te verdedigen. Ga niet te ver! Roep niet een nieuwe Nakba over de Palestijnse samenleving af!
Tijdens de Nakba (‘Catastrofe’), van eind 1947 tot begin 1949, werden 750 duizend Palestijnen – bijna tweederde van de Palestijnse bevolking – door Joodse strijdgroepen van huis en haard verjaagd. De Nakba betekende de complete verwoesting van de Palestijnse samenleving. Katz dreigt openlijk met een herhaling, een Nakba 2.0. Aan het eind van zijn speech vat hij samen wat de Palestijnen van de Joden kunnen verwachten:
Als jullie je niet gedeisd houden zullen wij jullie een lesje leren dat jullie nooit meer vergeten!
Katz’ ongehoorde dreigement was een reactie op een Nakba-herdenking aan de Ben-Gurion-universiteit van de Negev in Beersheba. Afgelopen maandag herdacht een groep Palestijnse en Joodse studenten daar de Nakba door met Palestijnse vlaggen te zwaaien en liederen te zingen. De herdenking had eigenlijk op Nakba-dag, 15 mei, zullen plaatsvinden, maar was op verzoek van de universiteit acht dagen uitgesteld. Een groep Joodse studenten demonstreerde tegen de herdenking, scheldend (‘Terroristen!’ en ‘Dood aan de terroristen!’) en zwaaiend met Israëlische vlaggen.
De herdenking maakte furieuze reacties los van politici en extremistische Joodse organisaties als Im Tirtzu. De burgemeester van Beersheba noemde de bijeenkomst ‘een schande’ en een verheerlijking van ‘Israëls vijanden, wier enige verlangen de vernietiging van ons land is’. De minister van Onderwijs sprak van ‘potentiële opruiing’ en kondigde een onderzoek door de Raad voor Hoger Onderwijs aan. Andere politici veroordeelden de herdenking als ‘anti-zionistisch’ en de Palestijnse vlag als een ‘vijandig symbool’.
De reacties illustreren de diepgewortelde intolerantie en het racisme binnen een groot deel van de Joodse bevolking van Israël. Het dreigement van Katz vormt daarvan een overtreffende trap. Het feit dat hij niet op z’n minst direct tot de orde werd geroepen – de Israëlische mainstream pers ging zelfs aan zijn woorden voorbij – spreekt boekdelen. Een vooraanstaand politicus die dreigt met deportatie van een hele bevolkingsgroep – 21 procent van de bevolking – vanwege vlagvertoon is allang niet schokkend meer, althans als het om een Joods politicus gaat.
Katz is een prominent lid van Israëls verreweg grootste partij (Likud) en met vijftien jaar ministerschap bij uitstek een vertegenwoordiger van het politieke establishment. Zijn partij, nog altijd onder leiding van voormalig premier Benjamin Netanyahu, schildert Palestijnse Israëli’s standaard af als onbetrouwbaar en vijandig. In verkiezingscampagnes verhitten Netanyahu en de zijnen de gemoederen door de Palestijnen voor te stellen als potentiële terroristen en een gevaar voor de ‘Joodse staat’.
De eerstvolgende verkiezingscampagne zal Likud voeren onder het motto ‘De Arabieren [Palestijnen] nemen het land over’, meldde The Times of Israel vorige week. De partij heeft bovendien een aantal draconische wetsvoorstellen in voorbereiding. Wat Likud betreft worden families van Palestijnse ‘terroristen’ voortaan het land uitgezet (nu worden ‘slechts’ hun woningen gesloopt), verliezen Palestijnen die demonstreren tegen een oorlog die Israël voert het staatsburgerschap, en leidt het tonen van de Palestijnse vlag tot gevangenisstraf.
Palestijnse Israëli’s worden in Israël beschouwd en behandeld als tweederangsburgers. Zij hebben minder rechten dan Joodse Israëli’s. Hun minderwaardige status is vastgelegd in de beruchte wet op de natiestaat uit 2018, een zogeheten ‘basiswet’ met grondwettelijke status. In de wet wordt Israël niet gedefinieerd als een staat van en voor zijn burgers, maar als ‘de natiestaat van het Joodse volk’. In die staat hebben alleen Joden het recht op ‘nationale zelfbeschikking’. Het ‘land Israël’ wordt omschreven als het ‘historische thuisland van het Joodse volk’. Palestijnen schitteren in de wetstekst door afwezigheid.
De beroemde Joodse pianist en dirigent Daniel Barenboim behoorde tot de velen die de wet kenschetsten als ‘een vorm van apartheid’. In de vele rapporten waarin Israëls apartheidsregime de afgelopen jaren aan de kaak is gesteld – onder meer door Amnesty International, Human Rights Watch en B’Tselem – komt de wet onveranderlijk aan de orde.
Palestijnse Israëli’s worden geacht loyaal te zijn aan de wet en aan de ‘Joodse staat’, en af te zien van uitingen van nationaal zelfbewustzijn, zoals het tonen van de Palestijnse vlag. Onder die voorwaarde worden zij in feite gedoogd. Katz stelde in zijn toespraak dat zij dienen te beseffen dat zij ‘in Israël een beter leven hebben – met welvaart en democratie – dan in een Arabisch land’. Zijn zij zo ondankbaar hun inferieure status af te wijzen, dan dwingen zij de Joodse Israëli’s ertoe hen te deporteren, aldus Katz’ bizarre opvatting van ‘democratie’.
Katz is niet de eerste Israëlische politicus die dreigt met een ‘tweede Nakba’ en hij zal ook niet de laatste zijn. Ook tijdens demonstraties van Joodse Israëli’s behoren zulke dreigementen tot het vaste repertoire, samen met het even gebruikelijke ‘Dood aan de Arabieren’. Ons artikel over de laatste zogeheten ‘Vlaggenmars’ door bezet Oost-Jeruzalem biedt een staalkaart van de ongehoorde verwensingen die bij zulke gelegenheden worden geuit, zonder dat de autoriteiten ingrijpen. Bij de komende editie van de mars, aanstaande zondag, zal het niet anders zijn.
Opmerkelijk is dat veel Israëli’s ontkennen dat zich ooit een Nakba heeft voorgedaan, maar diezelfde Nakba met graagte aangrijpen om de Palestijnen te bedreigen. Even opmerkelijk is de geïntensiveerde jacht van Israëlische politiemensen en militairen op Palestijnse vlaggen – zelfs in Palestijnse steden in bezet gebied, zoals wij eerder deze week berichtten –, hoewel het tonen van die vlag onder de Israëlische wet gewoon is toegestaan.
Het dreigement van Katz is des te pijnlijker aangezien de Nakba voor de Palestijnen een open wond is. De 750 duizend Palestijnen die in 1947-1949 gedwongen hun woonplaatsen verlieten kwamen terecht in vluchtelingenkampen, onder de hoede van de Verenigde Naties. Verwacht werd dat zij snel naar hun woningen zouden kunnen terugkeren, maar daar werden zij door Israël van weerhouden.
Palestijnen die probeerden terug te keren werden met geweld tegengehouden en verjaagd. Intussen werden hun bezittingen op grote schaal geplunderd en betrokken Joden hun huizen. Honderden Palestijnse dorpen werden met de grond gelijkgemaakt en verdwenen onder nieuwe bebouwing of onder bossen, aangeplant door het Joods Nationaal Fonds – lees daarover het recente aangrijpende artikel van Erik Ader op onze website.
Zoals alle vluchtelingen hebben de Palestijnse vluchtelingen en hun nazaten het recht op terugkeer en op compensatie voor hun geconfisqueerde bezettingen. Israël erkent hun rechten echter niet. Het kent weliswaar een Wet op de Terugkeer, maar die geldt alleen voor Joden, zelfs voor Joden die nooit in Israël zijn geweest en geen enkele binding met het land hebben. Gevolg is dat verreweg de meeste Palestijnse vluchtelingen en hun nakomelingen 74 jaar na dato nog altijd zijn aangewezen op steun van de VN, en enkele miljoenen van hen tot op de dag van vandaag in vluchtelingenkampen leven.
Om die reden wordt gesproken van de ‘voortgaande Nakba’, temeer daar het proces van verdrijving van Palestijnen uit hun woonplaatsen niet in 1948 is gestopt. Tijdens de Zesdaagse Oorlog van 1967 bezette Israël de Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem en Gaza en werden nog eens circa 400 duizend Palestijnen verjaagd. In de 55 jaar sindsdien koloniseert Israël Oost-Jeruzalem en de Westoever – een oorlogsmisdaad – en worden ook daar Palestijnen van huis en haard verdreven. Eerder deze maand oordeelde Israëls Hooggerechtshof dat acht Palestijnse dorpen mogen worden afgebroken en hun circa duizend inwoners gedeporteerd. De sloop is inmiddels begonnen. De voortgaande Nakba illustreert dat het dreigement van Katz, hoe absurd dat in beschaafde oren ook klinkt, serieus genomen dient te worden.