Wereldwijd manifestaties Nakba-dag – Israëlische troepen verstoren begrafenis Shireen Abu Akleh – Israëlische kolonisten nemen Palestijns gebouw over in Hebron – en meer
Elk jaar herdenken Palestijnen wereldwijd op 15 mei de Nakba (‘Catastrofe’), de verdrijving van circa 750 duizend Palestijnen door joodse milities en Israëlische troepen tussen eind 1947 en begin 1949. In die korte periode werd de Palestijnse samenleving volledig ontwricht en bijna tweederde van de Palestijnse bevolking vluchteling. Voor veel Palestijnen is de Nakba bovendien niet alleen een historische gebeurtenis, maar de voortdurende realiteit van apartheid, bezetting, onderdrukking en etnische zuivering.
Dit jaar stonden de herdenkingen grotendeels in het teken van de moord op de prominente Palestijns-Amerikaanse journaliste Shireen Abu Akleh. Zij werd op 11 mei doodgeschoten tijdens een Israëlische inval in het vluchtelingenkamp bij de Palestijnse stad Jenin op de bezette Westelijke Jordaanoever. In haar werk benadrukte Abu Akleh steevast dat de Nakba nog altijd niet ten einde is. Voor haar laatste afgeronde reportage bezocht zij Al Ruwayyis, één van de circa vijfhonderd dorpen van waaruit Palestijnen in 1948 werden verdreven. Palestijnen ‘verlangen er nog steeds naar om terug te keren naar hun huizen’, stelde Abu Akleh in het verslag.
De Nakba-dag-demonstraties in Israël, op de bezette Westoever en in Gaza verliepen dit jaar zonder grote incidenten, met uitzondering van een protestactie bij de universiteit van Tel Aviv. Een groep Palestijns-Israëlische studenten had een sit-in georganiseerd om stil te staan bij de Nakba en hun medestudenten te informeren over het decennialange onrecht tegen de Palestijnen. Daar werden zij echter aangevallen door leden van een Israëlische extreemrechtse organisatie, waarna drie studenten door de politie werden gearresteerd.
Ook in Berlijn werden pro-Palestijnse demonstraties de afgelopen dagen de kop in gedrukt. Op 13 mei oordeelde een rechtbank in de Duitse hoofdstad dat een tijdelijk politieverbod op Palestijnse demonstraties van enkele weken geleden gerechtvaardigd was vanwege het ‘risico op antisemitische uitingen’. Daardoor konden vijf Nakba-dag-demonstraties en een voor 13 mei geplande wake voor Shireen Abu Akleh geen doorgang vinden. De wake was georganiseerd door Jüdische Stimme, een Joodse groep die opkomt voor de rechten van Palestijnen.
Op 15 mei bleek dat de politie in Berlijn het verbod op Palestijnse demonstraties ook daadwerkelijk handhaafde. Hebh Jamal, een Palestijns-Amerikaanse journaliste, schreef op Twitter dat iedereen die ‘free Palestine’ riep of een keffiyeh (het traditionele Palestijnse hoofddeksel) droeg gearresteerd werd. Ook Ramsy Kilani, een prominente Duits-Palestijnse activist uit Gaza wiens vader en vijf halfbroers en -zussen tijdens een Israëlische luchtaanval om het leven kwamen, zou zijn gearresteerd.
Samidoun Germany, de organisator van één van de verboden demonstraties, heeft zich in een open brief uitgesproken tegen het verbod. Die brief is inmiddels door een groot aantal organisaties uit Duitsland en daarbuiten ondertekend. Ook het European Legal Support Center (ESLC), de in Amsterdam gevestigde organisatie die opkomt voor de verdedigers van Palestijnse rechten, sprak zich uit tegen de ontwikkelingen in Duitsland. In een brief aan drie Speciale VN-Rapporteurs schrijft de organisatie dat de maatregelen van de Berlijnse politie ‘een ernstige, willekeurige en onevenredige beperking van de vrijheden [van meningsuiting en vergadering] vormen’. Ook zou het verbod op de demonstraties een uiting zijn van anti-Palestijns racisme.
Op 15 mei werd ook op verschillende plaatsen in Nederland stilgestaan bij Nakba-dag. Onder andere in Amsterdam, Den Haag, Groningen, Rotterdam en Maastricht werden herdenkingsevenementen georganiseerd.
De begrafenis van de op 11 mei gedode journaliste Shireen Abu Akleh in haar woonplaats Oost-Jeruzalem werd op 13 mei op brute wijze verstoord door de Israëlische politie. Bij vertrek uit het Saint Joseph’s-ziekenhuis werd de rouwstoet aangevallen door een menigte in zwarte uniformen gestoken politieagenten. Die gingen de kistdragers met wapenstokken te lijf, waardoor die de kist bijna lieten vallen, en vuurden schokgranaten af op de duizenden mensen die bijeen waren gekomen om afscheid te nemen van Abu Akleh. Tenminste 33 mensen raakten gewond, 14 anderen werden gearresteerd. Beelden van de aanval op de rouwstoet gingen via een livestream van Al-Jazeera de wereld over en leidden tot een stortvloed aan geschokte reacties.
Op maandag 16 mei bleek dat de aanval op de rouwstoet was voorafgegaan door een massale politie-inval in het ziekenhuis zelf. Tijdens een persconferentie van christelijke leiders in Jeruzalem werden beelden getoond van de beveiligingscamera’s van het Saint Joseph’s-Ziekenhuis, waarop te zien is hoe tientallen Israëlische robocops door de gangen renden waarbij patiënten werden opgejaagd en een patiënt op krukken onder de voet werd gelopen. Op de parkeerplaats werden rookgranaten tussen de patiënten gegooid.
De Israëlische autoriteiten legitimeerden het brute politieoptreden door te verwijzen naar een ‘meute van driehonderd oproerkraaiers’ die de uitvaart zou hebben gekaapt, en naar afspraken tussen de politie en Abu Aklehs familie die zouden zijn geschonden. In een interview met de Times of Israel weersprak Shireens broer Anton die suggesties met klem. ‘Waar was die meute dan?’, vroeg hij zich af.
Bovendien bleken helemaal geen afspraken over de uitvaart te bestaan, maar alleen Israëlische eisen. Die hielden in dat geen Palestijnse vlaggen mochten worden getoond, geen pro-Palestijnse leuzen mochten worden gescandeerd, en dat de weg naar de kerk en begraafplaats niet te voet, maar per auto diende te worden afgelegd. Afgezien van het laatste punt is de familie daar nooit mee akkoord gegaan, aldus Anton Abu Akleh. Eerder had de politie al een traditionele rouwbijeenkomst in Shireens huis verstoord.
Nadat Palestijnen, buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders en Abu Akleh’s familie en collega’s tijdens een kerkdienst afscheid van haar hadden genomen werd zij door duizenden Palestijnen naar de Mount Zion begraafplaats begeleid. In een uitzonderlijk gebaar van saamhorigheid luidden vertegenwoordigers van alle christelijke denominaties in Jeruzalem voor het eerst in de geschiedenis van de oude stad tegelijk de kerkklokken. Tenslotte werd de kist van Abu Akleh, ondanks de Israëlische beperkingen gedrapeerd in een Palestijnse vlag, ter aarde besteld.
Direct na de dood van Abu Akleh suggereerden de Israëlische autoriteiten dat gewapende Palestijnen verantwoordelijk waren voor haar dood. Dat verhaal werd gaandeweg bijgesteld. Inmiddels heeft de halfslachtige erkenning postgevat dat een ‘verdwaalde Israëlische kogel’ mogelijk tot haar dood heeft geleid.
In een PR-offensief claimt Israël een rol in het onderzoek naar de exacte omstandigheden. Voor de Palestijnen is dat geen optie. Zij staan open voor een onpartijdig internationaal onderzoek, hoewel zij ook zelf over onderzoekscapaciteit beschikken. De Palestijnse VN-ambassadeur Riyad Mansour wees Israëlische betrokkenheid radicaal van de hand: ‘Het Israëlische verhaal houdt geen steek, het is fictief en niet in overeenstemming met de realiteit.’ Hij voegde eraan toe dat de Palestijnen niet bereid zijn tot een gezamenlijk onderzoek met ‘de criminelen die verantwoordelijk zijn’.
Verschillende organisaties en nieuwsplatforms hebben inmiddels zelf onderzoek gedaan naar de dood van Abu Akleh. Op basis van de beschikbare getuigenverslagen, videobeelden, foto’s en landkaarten stellen zij zonder uitzondering dat het aannemelijk is dat een Israëlische militair Abu Akleh doodschoot. Ook Bellingcat, een in Nederland gevestigde onderzoeksorganisatie gespecialiseerd in fact-checking en open source intelligence, komt tot die conclusie. Expliciet stelt Bellingcat dat ‘de beschikbare videobeelden geen grond bieden om te twijfelen aan de verklaringen [van de ooggetuigen] – ze lijken ze zelfs te ondersteunen’.
Door het overvloedige bewijs lijkt er geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van de ooggetuigen, ongeacht de resultaten van een toekomstig Israëlisch onderzoek. De enige vraag die rest, maar waarschijnlijk onbeantwoord zal blijven, is of de Israëlische troepen Shireen Abu Akleh opzettelijk doodschoten vanwege haar journalistieke werk en reputatie als ‘stem van Palestina’.
Da’ud Zubaydi, een voormalig Fatah-strijder en bekende verzetsstrijder uit Jenin, is op 15 mei in een Israëlisch ziekenhuis overleden nadat hij twee dagen eerder door Israëlische militairen in zijn buik was geschoten. De militairen vielen Jenin binnen om twee Palestijnse strijders te arresteren, waarna een urenlang vuurgevecht ontstond. Het is onduidelijk of Zubaydi deelnam aan het gevecht. Hij was de broer van de vorig jaar uit de Gilboa-gevangenis ontsnapte Palestijnse Zakaria Zubaydi. Bij de inval kwam ook een Israëlische militair om het leven, en raakten tenminste dertien Palestijnen gewond.
Zubaydi was afgelopen weekend niet het enige slachtoffer van Israëlische geweld. Op 14 mei overleed de 21-jarige Walid al-Sharif nadat hij op 22 april tijdens een bestorming van de Al-Aqsa-moskee door Israëlische troepen in zijn hoofd werd geschoten. Al-Sharif werd twintig minuten lang bloedend aan zijn lot overgelaten, voordat de Israëli’s hem naar het ziekenhuis brachten waar hij zaterdag overleed. Volgens de Israëlische autoriteiten is hij niet door een kogel geraakt, maar zou hij bij een val zijn op zijn hoofd terecht zijn gekomen.
Tientallen Israëlische kolonisten hebben op 13 mei een Palestijns gebouw in de oude stad van Hebron (Al-Khalil) ingenomen. Op videobeelden is te zien hoe zij met hun bezittingen, waaronder matrassen en koffers, het drie verdiepingen tellende gebouw bestormen. De werkelijke eigenaar is een Palestijnse inwoner van Hebron. Het gebouw stond tijdelijk leeg vanwege renovatie.
Volgens ooggetuigen, onder wie Issa Amro, directeur van de in Hebron gevestigde actiegroep Youth Against Settlements, werden de kolonisten gesteund door het Israëlische leger. Zij omsingelden het gebouw om te voorkomen dat de Palestijnse bewoners de kolonisten konden confronteren.
Ongeveer zevenhonderd Israëlische kolonisten wonen in kleine nederzettingen in het centrum van Hebron, waar ze worden bewaakt door duizenden Israëlische militairen en politieagenten. Gebaseerd op wat Israël ‘het principe van scheiding’ noemt, hebben de autoriteiten een fysieke en juridische segregatie gecreëerd tussen de kolonisten en de Palestijnen in de stad. Palestijnen worden onderworpen aan extreme vrijheidsbeperkingen, met als gevolg dat talloze Palestijnse bedrijven hun deuren hebben moeten sluiten en honderden huizen leegstaan. Daarbovenop komt nog het dagelijkse geweld van de kolonisten en het leger, wat het leven van de Palestijnen in de historische binnenstad ondraaglijk maakt.
Op 4 mei besloot het Israëlische Hooggerechtshof dat acht Palestijnse dorpen in de streek Masafir Yatta op de Westelijke Jordaanoever mogen worden afgebroken en hun circa duizend inwoners gedeporteerd. De Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem noemde het besluit in een persbericht de ‘goedkeuring van een oorlogsmisdaad’.
De Israëlische autoriteiten laten zich door dergelijke veroordelingen niet afschrikken, zo werd direct duidelijk. Op 11 mei, een week na het vonnis, sloopten zij 19 Palestijnse gebouwen in de dorpen Al-Fakhit en Al-Mirkaz. Zo’n vijftig inwoners zijn daardoor dakloos geworden. Daarnaast droegen Israëlische militairen Palestijnen elders in de gemeenschap op om te stoppen met de bouw van huizen en agrarische constructies, voorafgaand aan het definitieve bevel om het hele gebied te ontruimen. Eerder werden door Israël in hetzelfde gebied Nederlandse hulpprojecten vernietigd.
De sloop van Palestijns bezit en de daarmee gepaard gaande etnische zuivering beperken zich niet tot Masafir Yatta. Op 10 mei sloopten de Israëlische autoriteiten het huis van de familie Rajabi in Silwan, een wijk in bezet Oost-Jeruzalem. De meer dan veertig bewoners hadden amper tijd om hun spullen te pakken, en werden door de politie aangevallen toen ze zich verzetten tegen de sloop van hun huis. Het sloopbevel was uitgevaardigd op grond van ‘het ontbreken van een bouwvergunning’ – het klassieke argument waarmee Palestijnen uit hun huizen worden gezet. De familie verwerpt die beschuldiging en wijst erop dat ze al meer dan twintig jaar belasting betaalt aan de gemeente.
Israël heeft grootse plannen voor Silwan, waaronder de aanleg van een kabelbaan en een aantal attractieparken over bijbelse verhalen en figuren. Zoals altijd zijn de Palestijnen het kind van de rekening. Honderden families van de in totaal 60 duizend Palestijnen in Silwan worden bedreigd met uitzetting.
De Canadian Food Inspection Agency (CFIA) heeft geoordeeld dat wijnen uit Israëls illegale kolonies op de bezette Westelijke Jordaanoever niet verkocht mogen worden onder het label ‘Made in Israel’. Het vonnis is het resultaat van een vijf jaar lange juridische strijd van de Joods-Canadese David Kattenburg. In 2017 diende hij een klacht in tegen twee wijnen uit de Israëlische kolonies Psagot en Shiloh. Kattenburg stelde dat de wijnen ten onrechte als Israëlische producten werden aangemerkt aangezien de kolonies in strijd met het internationaal recht in bezet Palestijns gebied zijn gevestigd. Hoewel de CFIA Kattenburg in 2019 gelijk gaf, kwam het onder druk van Israël en pro-Israël-lobbygroepen terug op dt besluit. Drie jaar later is Kattenburg nu dus alsnog in gelijk gesteld.
Het Canadese besluit komt overeen met de Europese richtlijn uit 2015 voor de etikettering van producten afkomstig uit Israëlische kolonies. Tot dat moment werd gedoogd dat dergelijke producten onder het misleidende opschrift ‘Made in Israel’ of ‘Product uit Israël’ in Europese winkels werden aangeboden. In november 2019 bepaalde het Europees Hof van Justitie in een bindende uitspraak de geldigheid van de richtlijn.
In 2021 werd het aan de organisatie Christenen voor Israël gelieerde Israël Producten Centrum in Nijkerk beboet vanwege herhaalde overtreding van de richtlijn.