In reactie op petities van mensenrechtenorganisaties heeft het Israëlische Hooggerechtshof de beruchte Regularisatiewet tijdelijk bevroren. Het is nu aan de Israëlische autoriteiten om op de kritiek op de ‘landroofwet’ te reageren.
De in februari door het Israëlische parlement aangenomen wet maakt het mogelijk (delen van) Israëlische nederzettingen en ‘buitenposten’ die zonder toestemming van de Israëlische autoriteiten op privégrond van Palestijnen zijn gebouwd te autoriseren. Met de wet, bekend geworden als de ‘landroofwet’, kan de grond met terugwerkende kracht worden onteigend.
Het aannemen van de wet leidde tot ongekend harde kritiek van de zijde van de VN, de EU, Nederland en tal van andere regeringen. Anders dan de Israëlische regering beschouwt de internationale gemeenschap alle Israëlische nederzettingen en buitenposten in bezet Palestina als illegaal en een bedreiging voor de tweestatenoplossing. Met het autoriseren van projecten die zelfs volgens de Israëlische wet illegaal waren schendt Israël opnieuw het recht en het perspectief op vrede, luidde de kritiek. Allerwegen werd Israël opgeroepen af te zien van implementatie van de wet.
De mensenrechtenorganisaties Peace Now, Yesh Din en de Association for Civil Rights in Israel dienden direct een petitie bij het Hooggerechtshof in om de wet nietig te laten verklaren. Dat gebeurde mede uit naam van dertien Israëlische maatschappelijke organisaties en 27 Palestijnse gemeenten in door Israël bezet gebied, op wier grondgebied Israël nederzettingen heeft gebouwd. In een ongebruikelijke stap stelde procureur-generaal Avichai Mandelblit dat de wet onconstitutioneel en in strijd met het internationaal recht is, en niet door hem zou worden verdedigd ingeval van een petitie. In zijn plaats vertegenwoordigt advocaat Harel Arnon de staat.
In mei ontdekte het Israëlische dagblad Haaretz dat Arnon – die eerder al in opspraak was geraakt vanwege de verdenking van witwaspraktijken – bezig was zelf illegaal een huis te bouwen op de bezette Westelijke Jordaanoever. Eerder al raakte parlementariër Bezalel Smotrich van de nationalistisch-religieuze partij Het Joodse Huis, een van de drijvende krachten achter de ‘landroofwet’, in opspraak omdat zijn woning gebouwd bleek op privégrond van Palestijnen.
In reactie op de ingediende petitie heeft het Hooggerechtshof de implementatie van de wet nu bevroren. De Times of Israel en andere media melden dat de Israëlische regering twee maanden de tijd krijgt om op de petitie te reageren. Persbureau AFP schrijft dat het Israëlische parlement tot 10 september de tijd heeft om te reageren en dat procureur-generaal Mandelblit op 16 oktober een zogeheten ‘juridische opinie’ zal overleggen. Het ziet er dus naar uit dat het Hooggerechtshof op z’n vroegst in de tweede helft van oktober een definitief oordeel over de wet zal vellen. The Rights Forum blijft de ontwikkelingen volgen.
Zonder rechtvaardigheid is er in het vredesproces geen vooruitgang mogelijk.
Tineke Lodders Politica