Op 15 mei wordt de Nakba herdacht, de verdrijving van driekwart miljoen Palestijnen in de jaren 1947-1949. Inmiddels 72 jaar na dato wachten de vluchtelingen en hun nakomelingen nog altijd op realisering van hun recht van terugkeer. Aan de actie #KeyToJustice kan op 15 mei iedereen deelnemen.
Op 15 mei herdenken Palestijnen wereldwijd de Nakba (‘Catastrofe’), de verdrijving van circa 750 duizend Palestijnen door joodse milities en Israëlische troepen tussen eind 1947 en begin 1949. In die korte periode werd de Palestijnse samenleving volledig ontwricht en bijna tweederde van de Palestijnse bevolking vluchteling. Anders dan vaak verondersteld was de Nakba al volop gaande toen op 15 mei 1948 de oorlog tussen de juist gestichte staat Israël en Arabische troepen uitbrak. Op dat moment waren al zo’n 300 duizend Palestijnen in een spiraal van geweld, terreur en vlucht van huis en haard verdreven.
De vluchtelingen verloren al hun bezittingen: hun woningen, grond en andere bezittingen, in veel gevallen ook hun banktegoeden. Om de terugkeer van de vluchtelingen te beletten werden meer dan vierhonderd dorpen vernietigd, letterlijk van de kaart geveegd. Op hun ruïnes verrezen in veel gevallen Israëlische dorpen en steden. Elders namen Israëli’s hun intrek in de woningen van verdreven Palestijnen.
Een berucht voorbeeld daarvan is Jaffa, dat tot mei 1948 een moderne en welvarende Palestijnse stad met een belangrijke haven was. Na een reeks schermutselingen tussen sluipschutters uit Jaffa en de door joden bewoonde voorstad Tel Aviv opende de joodse terreurorganisatie Irgun, gevolgd door de Haganah (de voorloper van het Israëlische leger), eind april de aanval op de stad. De operatie resulteerde in de verdrijving van vrijwel de gehele Palestijnse bevolking − zo’n honderdduizend personen − van de stad en de dorpen in de omgeving.
‘We marched into a ghost-town’, schreef Maxim Ghilan, die deelnam aan de inname van de stad, later in zijn boek How Israel Lost Its Soul. Hij beschrijft hoe de bijna vierduizend achtergebleven inwoners bijeen werden gedreven in een deel van de wijk Ajami, dat met prikkeldraad werd afgesloten en door de Irgun en Haganah ‘het Arabische Ghetto’ werd genoemd. Huizen en land van de Palestijnen werden toegewezen aan joden, voornamelijk Bulgaarse immigranten die net in groten getale in Palestina waren aangekomen. Jaffa werd vrijwel van het ene op het andere moment ‘de hoofdstad van het Bulgaarse jodendom’, zoals Ghilan het noemt.
Vluchtelingen die probeerden terug te keren werden keer op keer tegengehouden en weggestuurd, net zo lang tot zij de moed opgaven. Van de achterblijvers in Ajami mocht een aantal ‘gelukkigen’ later terug naar hun land, als landarbeider in dienst van de nieuwe ‘eigenaren’.
Het merendeel van de vluchtelingen van 1947-1949 kwam in provisorische kampen in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever terecht, de meeste anderen in de buurlanden Libanon, Jordanië en Syrië. Daarnaast leven er Palestijnen in tal van landen − van Chili tot Nederland − buiten de regio.
Het aantal vluchtelingen en hun nazaten bedraagt vandaag de dag meer dan zeven miljoen. Zo’n 5,3 miljoen van hen staan geregistreerd bij de UNRWA, de VN-organisatie voor steun aan de Palestijnse vluchtelingen in het Midden-Oosten. Meer dan anderhalf miljoen van hen leven nog altijd in vluchtelingenkampen.
De vluchtelingen en hun nakomelingen hebben op basis van het internationaal recht en de universele mensenrechten het recht van terugkeer naar hun voormalige woonplaatsen en/of compensatie van hun in beslag genomen en vernietigde eigendommen. Op 11 december 1948 bevestigde de Algemene Vergadering van de VN dit recht expliciet in resolutie 194. Ondanks veelvuldige herbevestiging van de resolutie door de Algemene Vergadering weigert de Israëlische regering het door de VN als ‘onvervreemdbaar’ gekenschetste recht te respecteren en staan de vluchtelingen 72 jaar na dato nog altijd met lege handen.
Om die reden wordt gesproken van ‘de voortgaande Nakba’, temeer daar het proces van verdrijving van Palestijnen uit hun woonplaatsen niet in 1948 tot staan is gebracht. In 1950 werden bijvoorbeeld zo’n 2500 Palestijnen uit Ashkelon − dat ook een ‘Arabisch Ghetto’ kende − verdreven, hoofdzakelijk naar Gaza.
Tijdens de Zesdaagse Oorlog van 1967 bezette Israël de Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem en Gaza en werden nog eens circa 400 duizend Palestijnen verdreven. De helft van hen had ook in 1948 al moeten vluchten. Meer dan 90 procent van deze vluchtelingen belandde in Jordanië.
In Oost-Jeruzalem en op de Westoever worden anno 2020 nog altijd Palestijnen uit hun huizen en van hun grond gezet, een proces waaraan The Rights Forum regelmatig aandacht besteedt. Slachtoffers van dit Israëlische beleid zijn onder meer de talloze gemeenschappen van landbouwers en herders in de South Hebron Hills, de Jordaanvallei en ‘East One’ (‘E1’), het gebied dat Jeruzalem scheidt van de illegale Israëlische kolonies (‘nederzettingen’) Ma’ale Adumim en Kfar Adumim. Daar ligt het bedoeïenendorp Khan al-Ahmar, dat tot dusver slechts door een storm van internationale kritiek aan de sloopkogel ontsnapte. Israëls beleid is er, zoals de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem het uitdrukt, op gericht ‘deze gebieden over te nemen en een groot aantal Palestijnse gemeenschappen te verdrijven’.
Met de alom verwachte spoedige annexatie van circa dertig procent van de Westoever zet Israël een nieuwe stap in dit proces. De grote vraag is of de internationale gemeenschap bereid is Israël door middel van sancties van annexatie te weerhouden. De bereidheid daartoe neemt zienderogen toe, maar de afgelopen decennia heeft de internationale gemeeschap nooit sancties getroffen om de rechten van de Palestijnen − inclusief hun recht van terugkeer − af te dwingen. De vrees bestaat bovendien dat Israël van de commotie rond de annexatie gebruik zal maken om Khan al-Ahmar en andere dorpen in het E1-gebied alsnog te slopen.
Op tal van plaatsen worden in het kader van de Nakba-herdenking gewoonlijk bijeenkomsten gehouden. In verband met de coronacrisis vinden die dit jaar online plaats. Een van de acties waaraan iedereen kan deelnemen heet #KeyToJustice en is georganiseerd door het Palestinian BDS National Committee.
De sleutel is het symbool bij uitstek van de Nakba en het Palestijnse recht van terugkeer. Veel Palestijnse families zijn nog altijd in het bezit van de sleutels van de huizen waaruit zij in 1947-1949 zijn verdreven. Het Palestinian BDS National Committee roept iedereen op een foto van zichzelf met een sleutel in de hand op sociale media te zetten, vergezeld van de hashtag #KeyToJustice. Acties als deze zijn van wezenlijk belang om eindelijk ‘de sleutel van gerechtigheid om te draaien’, aldus het Palestijnse comité.