Een conferentie van pro-Israël-organisaties in Brussel staat in het teken van inperking van Europese burgerrechten en veroordeling van de BDS-beweging als ‘fundamenteel antisemitisch’. Israël is betrokken bij de organisatie en wordt vertegenwoordigd door een minister die in een illegale nederzetting woont.
Het zijn niet de minste eisen die gepresenteerd zullen worden tijdens de conferentie die op 6 en 7 november in Brussel plaatsvindt. Kort samengevat: de Europese politiek moet vóór de volgende Europese verkiezingen van mei volgend jaar de BDS-beweging en andere Israël-kritische stemmen de mond snoeren.
Concreet roepen de organisatoren Europa op zich achter een aantal ‘rode lijnen’ te scharen. De Europese lidstaten worden gemaand de zogenoemde ‘IHRA-definitie van antisemitisme’ te aanvaarden en partijen en politici die daartegen zijn uit te sluiten van regeringsdeelname. Daarnaast dienen alle Europese politieke partijen een ‘bindende resolutie’ aan te nemen waarin de BDS-beweging wordt veroordeeld als ‘fundamenteel antisemitisch’. Hun kandidaten voor het Europees Parlement (EP) worden geacht de ‘rode lijnen’ formeel te omarmen.
De conferentie wordt georganiseerd door de European Jewish Association (EJA, een verbond van joodse organisaties), in samenwerking met onder andere de pro-Israëlische lobby-organisaties Europe Israel Public Affairs (EIPA) en Christians for Israel International (C4I).
Ook de Israëlische ministeries van Buitenlandse Zaken en Jeruzalem-zaken zijn betrokken bij de organisatie. De Britse krant The Guardian schrijft dat ook ambtenaren van Israëls ministerie van Strategische Zaken regelmatig contact hadden met de organisatoren. Israël wordt op de conferentie, die deels plaatsvindt in het Europees Parlement, vertegenwoordigd door minister Ze’ev Elkin voor Jeruzalem-zaken.
De ‘rode lijnen’ weerspiegelen dan ook de door Israël ontketende ‘Oorlog tegen de BDS-beweging’. De internationale BDS-beweging is ontstaan in reactie op de ‘BDS-oproep’ van 171 Palestijnse maatschappelijke organisaties aan de buitenwereld om Israël door middel van boycots, desinvesteringen en sancties (BDS) te dwingen de rechten van de Palestijnen te respecteren. Dertien jaar later zijn die rechten nog steeds niet ingewilligd – integendeel zelfs – en is de BDS-beweging uitgegroeid tot een sterke internationale coalitie, waarbij mensenrechtenorganisaties, vakbonden, universiteiten, kerkgenootschappen en tal van andere organisaties en prominenten zich hebben aangesloten.
In Nederland worden oproepen, bijeenkomsten en demonstraties van de BDS-beweging beschermd door de vrijheid van meningsuiting, vergadering en demonstratie. In alle lidstaten van de Europese Unie staat het EU-Handvest van de Grondrechten borg voor deze vrijheden.
Bizar genoeg is de groei van de BDS-beweging door Israël niet geïnterpreteerd als een teken dat het zijn ooit onvoorwaardelijke steun aan het verliezen is, en dat het na decennia van onderdrukking tijd is de rechten van de Palestijnen te erkennen. Integendeel, Israël heeft de BDS-beweging de oorlog verklaard en zijn ministerie van Strategische Zaken uitgebouwd tot bruggenhoofd in de strijd.
Eerder publiceerden wij een uitgebreide inventarisatie van de louche werkwijze van dat ministerie, dat naar eigen zeggen ‘onder de radar’ opereert en volgens The Guardian over een ‘oorlogskas’ van 72 miljoen dollar (ruim 63 miljoen euro) beschikt om de BDS-beweging te bespioneren en ondermijnen.
Hoe dat in zijn werk gaat toont de door Al-Jazeera gemaakte undercover-documentaire The Lobby, waaruit blijkt hoe in het Verenigd Koninkrijk tot diep in de politiek groepen actief zijn om Israëls critici te bestrijden. Die groepen werden aangestuurd en zelfs opgezet door een op de Israëlische ambassade in Londen gestationeerde medewerker van het Israëlische ministerie van Strategische Zaken, Shai Masot.
Een tweede documentaire van Al-Jazeera, The Lobby – USA, is sinds afgelopen weekend te zien op de website van The Electronic Intifada. Hoewel de documentaire al in oktober 2017 werd afgerond, werd die tot dusver niet uitgezonden. Al-Jazeera, gevestigd in Qatar, werd naar verluidt door de regering van dat land onder druk gezet om het materiaal niet te openbaren. Ook Qatar werd onder druk gezet. We komen hier in een later artikel op terug.
De documentaire toont de aciviteiten van de Israël-lobby in de VS, en levert nieuw bewijs voor de ‘onder de radar’-rol van het Israëlische ministerie van Strategische Zaken in het bespioneren en ondermijnen van burgers en organisaties – niet alleen in de VS, maar overal ter wereld. Een ander onderwerp is de agressieve lobby voor invoering van een definitie van antisemitisme die kritiek op Israël tot ‘jodenhaat’ bestempelt.
Een variant op de antisemitisme-definitie van de Amerikaanse Israël-lobby is de zogenoemde ‘IHRA-definitie van antisemitisme’, die op de Brusselse conferentie als ‘rode lijn’ voor de Europese politiek zal worden gepresenteerd. Die definitie beoogt racisme tegen joden los te koppelen van elke andere vorm van racisme, zoals dat tegen zwarten, moslims en andere gemeenschappen. Om die reden wordt de definitie fel bekritiseerd – niet in het minst door joodse organisaties die het ‘uitzonderen’ van joden, en het zich kunnen beroepen op exclusieve wet- en regelgeving, ten stelligste afwijzen of zelfs als gevaarlijk beoordelen.
Daarin worden zij gesteund door onder meer Kenneth Stern, de opsteller van de IHRA-definitie, die zich fel verzet tegen invoering ervan. Daar was zijn definitie nooit voor bedoeld, stelt Stern, die waarschuwt voor de gevolgen:
Mijn angst is dat als we deze antisemitisme-definitie in de wet verankeren, allerlei groeperingen daarmee zullen proberen politieke opvattingen die ze niet bevallen de kop in te drukken in plaats van er inhoudelijk op in te gaan.
Ook een indrukwekkend aantal wetenschappers en rechtsdeskundigen (zie de opsomming op de betreffende Wikipedia-pagina) heeft beargumenteerd dat de IHRA-definitie inbreuk maakt op democratische rechten – waaronder de vrijheid van meningsuiting en vergadering – en bovendien het begrip antisemitisme van zijn betekenis ontdoet, en de bestrijding ervan politiseert en ondermijnt.
Ook inhoudelijk is er scherpe kritiek op de definitie. Voornaamste kritiekpunt is dat die volstrekt onduidelijk is, mede omdat hij is opgetuigd met elf ‘voorbeelden van antisemitisme’, waarvan de meeste over Israël blijken te gaan. Volgens een van de voorbeelden is het antisemitisch om Israël een racistische staat te noemen; dergelijke kritiek zou ‘joden het recht op zelfbeschikking ontzeggen’.
Dit voorbeeld wijst uit hoezeer de IHRA-definitie bedoeld is om kritiek op Israël onmogelijk te maken, ook al is die kritiek nog zo terecht: de tweederangs status van niet-joden in Israël is daar recent zelfs in een ‘basiswet’ verankerd. Volgens de Israëlische regering is dat niets om van te schrikken, maar slechts de bevestiging van een situatie die ‘altijd al heeft bestaan’.
Het zijn deze aan de IHRA-definitie gekoppelde voorbeelden waarmee Israël hoopt zijn critici de mond te snoeren, de BDS-beweging en mensenrechtenorganisaties voorop. De gebundelde voorbeelden bieden houvast om vrijwel elke uiting van solidariteit met de Palestijnen – en dus kritiek op de Israëlische onderdrukking – als ‘antisemitisch’ in diskrediet te brengen en aan te klagen. Formele aanvaarding van de definitie door overheden zou betekenen dat bestaande politieke en maatschappelijke relaties met de Palestijnen nog meer dan nu al het geval is zullen worden aangevallen.
Voor Israël is de IHRA-definitie goud waard. In Europa, de Verenigde Staten en andere landen wordt de definitie door de Israël-lobby op elk denkbaar niveau geagendeerd. Ook in de Tweede Kamer is zo’n pro-IHRA-lobby gaande. En nu is de Europese politiek aan de beurt om onder druk te worden gezet.
Op deze manier is Israël rechtstreeks betrokken bij pogingen Europese burgerrechten en belangen te ondermijnen, daarin afgeschermd door zijn proxies – organisaties en politieke partijen die bereid zijn om Israëls bezetting en kolonisering te dienen. Want dat is waar het uiteindelijk om gaat: het scheppen van ruim baan voor de kolonisering van Palestina door het tot zwijgen brengen van kritische stemmen.
Minister Ze’ev Elkin, die Israël op de conferentie in Brussel vertegenwoordigt, is de belichaming van die kolonisering. Elkin is zelf een kolonist. Hij woont in Kfar Eldad, een illegale Israëlische ‘nederzetting’ in bezet Palestina.
Ter aanduiding van het kolonistenmilieu waarvan Elkin deel uitmaakt: Kfar Eldad dankt zijn naam aan Israel Eldad (1910-1996), een voorvechter van een op bijbelse leest geschoeid ‘Groot-Israël’ en een van de leiders van de joodse terreurorganisatie Lehi, die vanaf 1940 in Palestina aanslagen pleegde op de Britten en de Palestijnse bevolking. In die rol was Eldad onder meer medeverantwoordelijk voor de moord op de Zweedse diplomaat Folke Bernadotte, de gezant van de VN-Veiligheidsraad die in 1948 in Jeruzalem werd doodgeschoten.
De aanwezigheid van Ze’ev Elkin tijdens de conferentie in Brussel is dan ook onthullend: een Israëlische kolonist komt in Europa van de Europese politiek eisen dat verzet tegen de illegale Israëlische kolonisering voortaan als ‘antisemitisch’ wordt veroordeeld.