Jan Keulen is journalist, gespecialiseerd in het Midden-Oosten. Keulen werkte als correspondent voor onder andere de Volkskrant en NOS in Libanon, Egypte, Mexico en Jordanië. Hij was directeur van het Doha Center for Media Freedom en van The Rights Forum. Keulen is auteur van boeken over het Midden-Oosten en Latijns-Amerika.
3 januari 2025 Lees meer overDe Israëlische wens om zo veel mogelijke Palestijnen uit Gaza te verdrijven, is zo oud als Israël zelf. Die droom komt nu uit, stelt Jan Keulen.
De uitkomst van de oorlog in Gaza blijft onduidelijk. Wat gebeurt er na de genocide? Gaza is grotendeels verwoest en onleefbaar gemaakt. Wat is het lot van de twee miljoen Palestijnse ontheemden die nu in tentenkampen bivakkeren? Blijft Israël als bezettende macht voor altijd aanwezig in Gaza? Worden de plannen van joodse religieuze ultra’s gerealiseerd en verrijzen er straks nederzettingen op de ruïnes van Jabalya en Gaza-stad?
De bekende Palestijnse historicus Rachid Khalidi klaagde er onlangs in een interview over dat er na 7 oktober 2023 te weinig aandacht is voor de geschiedenis. Er is volgens de auteur van het standaardwerk ‘De honderdjarige oorlog tegen Palestina’ zelfs een zekere blindheid voor alles wat vooraf ging aan de Hamas-aanval op Zuid-Israël. Spoiler: de rode draad in die pijnlijke voorgeschiedenis is het Israëlische verlangen het gebied te annexeren en ‘verlost’ te worden van de Palestijnse bevolking daar.
Niet alleen maakte de massale aanwezigheid van Palestijnse bevolking het lastig Gaza te ‘verjoodsen’ en onderdeel van Israël te maken. Palestijns Gaza was ook een constante herinnering aan de Nakba: de verdrijving van 750.000 Palestijnen uit hun vaderland in 1947-1948. Gaza was als het ware een levend monument voor de donkere koloniale ontstaansgeschiedenis van Israël zelf.
Het plan van premier David Ben-Gurion om de Gazastrook in te lijven, en te voegen bij het zuiden van de jonge staat Israël, stuitte in 1949 op verzet van Egypte. Ook de Verenigde Staten was tegen het Israëlische annexatieplan.
Van november 1956 tot maart 1957 lukte het Israël wel Gaza tijdelijk te bezetten en het Egyptische leger te verjagen. Tijdens de Suez-crisis trokken Groot-Brittannië, Frankrijk en Israël gezamenlijk op tegen Egypte. Doel was de nationalistische president Gamal Abdel Nasser ten val te brengen en de nationalisatie van het Suezkanaal ongedaan te maken. Israël bezette een deel van de Sinaïwoestijn en de Gazastrook.
In Gaza vocht Israël niet alleen tegen de Egyptische militairen die in het gebied waren gelegerd. Ook de Palestijnse bevolking werd de dupe van Israëlische oorlogshandelingen. Op 2 november 1956 werd Khan Yunis door de Israëlische luchtmacht gebombardeerd. Veel burgers kwamen hierbij om het leven. De volgende dag trokken Israëlische tanks en troepen Khan Yunis binnen.
Mannen die ze ervan verdachten fedayyin te zijn, Palestijnse vrijheidsstrijders, werden ter plekke geëxecuteerd. Let wel: dit was meer dan dertig jaar voordat Hamas werd opgericht. Alle mannen van vijftien jaar en ouder moesten zich melden en verzamelen zich op het centrale plein en in het vluchtelingenkamp van Khan Yunis. Volgens UNRWA maaiden Israëlische militairen die dag 275 Palestijnen met machinegeweren neer. Enkele dagen na de slachtpartij in Khan Yunis vond in Rafah een bloedbad plaats waarbij, volgens UNRWA, 111 Palestijnen door Israëlische militairen werden gedood.
De massale executies en arrestaties van Palestijnse vluchtelingen in Jabalya, Deir al-Balah, Gaza-stad, het Shati-kamp, Khan Yunis en Rafah tijdens de kortstondige bezetting van 1956-1957 zijn een macaber voorspel van wat in de decennia daarna nog zou volgen.
Uiteindelijk kwam Egypte in de Suezcrisis als overwinnaar uit de strijd en was Israël gedwongen zich terug te trekken uit de Sinaï en de Gazastrook. Echt rustig werd het echter niet in Gaza en in de junioorlog van 1967 zou Israël de strook alsnog bezetten. Het zou het begin zijn van een onophoudelijke cyclus van geweld.
Wat doen we met Gaza en met de Palestijnse vluchtelingen die daar wonen, was de vraag die Israëlische politici elkaar stelden in de periode na 1967. Haaretz-journalist Ofer Aderet verrichte archiefonderzoek naar de vergadernotulen van het Israëlische kabinet. Al een paar dagen na het begin van de bezetting in 1967 stelde minister van Defensie Moshe Dayan voor honderdduizenden Palestijnen Gaza uit te zetten. ‘Als we 300 duizend vluchtelingen uit Gaza zetten, kunnen we Gaza zonder problemen annexeren,’ aldus Dayan. Zijn collega-minister van Binnenlandse Zaken Moshe Shapiro stelde voor 200 duizend vluchtelingen naar Al-Arish in de Sinaïwoestijn te deporteren. Een ander kabinetslid, Eliyahu Sasson, suggereerde de Palestijnen naar de Oostelijke Jordaanoever, namelijk Jordanië, te sturen.
Ook minister Yigal Allon was voorstander de vluchtelingen naar de Sinaï te sturen. ‘De hele Sinaï, niet alleen Arish, is heel geschikt om de vluchtelingen op te nemen. We moeten niet wachten, laten we beginnen hen daar naar toe te sturen.’ Later pleitte Allon voor emigratie van de Palestijnen naar Canada en Australië. Liefst zo ver mogelijk bij Israël vandaan.
Premier Levi Eshkol, net als Dayan en Allon lid van de Arbeiderspartij, bleek zich bewust dat het misschien toch wat delicaat was om de vluchtelingen Gaza uit te zetten. Het zou slecht zijn voor Israëls imago in de wereld. Eshkol zei dat de ‘emigratie van de Arabieren’ rustig, kalm en discreet moest worden aangepakt. ‘We moeten een manier vinden dat ze uit zichzelf vertrekken.’ Een van die manieren was om de Palestijnen niet genoeg water te geven. ‘Dan hebben ze geen keus. Hun boomgaarden zullen verpieteren. Of wie weet, misschien komt er wel weer een nieuwe oorlog en dan lost het probleem zich vanzelf op.’
Moshe Dayan, 1971
In 1971 boog premier Golda Meir zich ook over de kwestie. Ze was voorstander van het ‘uitdunnen’ van de vluchtelingenkampen in Gaza. Het liefst zag ze ‘de Arabieren’ vrijwillig vertrekken. Moshe Dayan hield haar voor dat sommige bewoners uit hun huis gezet konden worden als ze werden verdacht van terreurdaden. ‘We geven ze 48 uur om te vertrekken,’ zei Dayan. ‘We bieden hen bijvoorbeeld aan naar Al-Arish te brengen en hun meubilair op een vrachtwagen te laden. Als de bewoners niet vrijwillig gaan zetten we een bulldozer in en slopen we het huis.’
Golda Meir vond dat wel een goed plan en ‘helemaal niet wreed’. ‘Het is duidelijk dat we er niet in zullen slagen het Jabalya-kamp op vrijwillige basis uit te dunnen. Dat zou veel plezieriger zijn, maar er is geen alternatief.’
De uitlatingen van deze eerste, ‘linkse’ generatie politici van een halve eeuw geleden, lijken als twee druppels water op het discours van de religieus-zionistische extremisten van nu. Gaza staat symbool voor het onopgeloste vluchtelingenprobleem en voor Palestijnse nationalisme en zelfbewustzijn. Dat is de reden van Israëls genocidale campagne de afgelopen veertien maanden om Palestijns Gaza van de aardbodem weg te vagen; een militaire campagne die veel verder gaat dan een afstraffing van Hamas. Netanyahu en zijn uiterst-rechtse regering maken gebruik van een ‘kans’ waar eerdere Israelische politici alleen maar van droomden: namelijk zoveel mogelijk Palestijnen te verjagen uit Gaza.
Als de wereld Israël verder straffeloos zijn gang laat gaan zal de annexatie van (delen van) Gaza en de bouw van nieuwe joodse nederzettingen daar, gevolgd worden door een verdere kolonisering van de Westelijke Jordaanoever. Dat zal gepaard gaan met meer geweld. Een duister vooruitzicht voor 2025, maar er is weinig reden voor optimisme.
Dit artikel werd geschreven voor de Nieuwsbrief van Stichting Groningen-Jabalya (december 2024), en verscheen eerder op de website bukraa.com van auteur Jan Keulen.