Na een aanbesteding koos de Nationale Politie voor een tapsysteem van het Israëlische bedrijf Elbit, maar schafte daarna een nieuwe versie aan. Werden daarmee de regels overtreden? En waarom werd de Tweede Kamer jarenlang niet geïnformeerd?
In januari 2019 besloot de Nationale Politie de levering van een nieuw tapsysteem te gunnen aan het Israëlische defensiebedrijf Elbit. Die keuze – resultaat van een internationale aanbesteding – leidde tot harde kritiek. Elbit geldt als onacceptabele partner vanwege zijn betrokkenheid bij oorlogsmisdaden en de productie van clustermunitie. Daarnaast waren de politie en het verantwoordelijke ministerie van Justitie en Veiligheid nadrukkelijk gewaarschuwd voor het risico op spionage dat samenhangt met Israëlische defensiebedrijven als Elbit – een kwestie die Nederland al sinds 2002 parten speelt.
In een Kamerdebat op 4 maart 2020 verdedigde minister van Justitie en Veiligheid Ferdinand Grapperhaus (CDA) de keuze voor Elbit, benadrukkend dat de politie moet kunnen beschikken over een tapsysteem ‘dat kwalitatief in alle opzichten de beste optie is’. Het systeem van Elbit ‘scoorde het hoogst qua functionaliteit’ en ‘gaf meer mogelijkheden voor doorontwikkeling’, aldus de minister. Daarom werd er ‘na een zorgvuldige aanbesteding’ voor gekozen.
Dat beeld ligt in scherven. Bijna vier jaar sinds de gunning aan Elbit lukt het nog steeds niet om het tapsysteem ‘aan de praat te krijgen’, schrijft NRC. Intussen wordt het oude, opgebrande systeem met man en macht overeind gehouden. In een sfeer van falende apparatuur en verziekte verhoudingen vliegen miljoenen aan extra kosten het raam uit.
En dat blijft nog wel even zo. Grapperhaus’ opvolger Dilan Yesilgöz (VVD) heeft de Tweede Kamer laten weten dat de implementatie van het nieuwe tapsysteem nog heel 2023 in beslag neemt. Tegen die tijd zijn sinds de gunning aan Elbit bijna vijf jaar verstreken en heeft het ruim zeven jaar geduurd om het bestaande systeem, waarvan de onbetrouwbaarheid al in 2016 werd vastgesteld, af te danken.
Dat roept de vraag op hoe Elbit als winnaar uit de aanbesteding heeft kunnen komen. Daarover bestaat al langer onduidelijkheid. Zo schreef NRC dat een deelnemend Nederlands bedrijf een rechtszaak aanspande tegen de Staat vanwege de ‘gang van zaken rond de aanbesteding’, die het achter gesloten deuren verloor.
In het genoemde Kamerdebat van maart 2020 viel op hoe fanatiek minister Grapperhaus benadrukte dat de aanbesteding correct was verlopen. Maar zeker zo opvallend is wat hij niet vertelde, en ook eerder niet aan de Tweede Kamer meldde, namelijk dat pal na de gunning aan Elbit een ‘nieuwe versie’ van het systeem werd aangeschaft.
Ook in een Kamerbrief van 29 mei 2020 liet Grapperhaus na dat feit te vermelden, al kondigde hij daarin wel de eerste serieuze vertraging aan: implementatie van het Elbitsysteem zou nog heel 2022 in beslag nemen. Grapperhaus’ formulering verraadt dat minder dan drie maanden na het debat in de Tweede Kamer de stormbal al was gehesen:
De invoering van dit nieuwe systeem kost meer tijd dan verwacht, omdat de complexiteit van het gehele project zowel aan politie zijde als aan de kant van de leverancier groter is dan voorzien.
Ook Grapperhaus’ opvolger Yesilgöz hield in eerste instantie de kaken stijf op elkaar over de aanschaf van een nieuwe versie. In een Kamerbrief van 16 februari 2022 over de aanbesteding van het tapsysteem repte ze er met geen woord over. Grapperhaus en Yesilgöz hebben ten minste vier maal verzuimd de Tweede Kamer te informeren.
Dat veranderde pas nadat de Tweede Kamer Yesilgöz dwong tot uitleg over een explosieve publicatie van NRC van 28 september. In haar antwoord – per Kamerbrief van 4 oktober 2022 – refereerde Yesilgöz terloops aan de nieuwe versie als verklaring voor de nieuwe vertraging van de implementatie van het tapsysteem, die ‘naar verwachting nog heel 2023 zal vergen’:
Na aankoop bleek ook dat een nieuwe versie van het systeem beschikbaar kwam. Gelet op de meerwaarde die dat bood heeft de politie bewust gekozen voor deze versie, daarbij accepterend dat dit tot vertraging in het implementatieproces zou leiden.
Volgens Yesilgöz meldde Elbit de nieuwe versie dus niet tijdens, maar direct ná de aanbestedingsprocedure. Dat is even onlogisch als bevreemdend. Het heeft bovendien tot ongewenst gevolg dat de nieuwe versie geen deel heeft uitgemaakt van de aanbesteding; evenmin is er een nieuwe voor opgestart. En het vreemdste: waarom heeft het jaren geduurd voor de Tweede Kamer hierover werd geïnformeerd?
Als het klopt wat de minister schrijft heeft het er alle schijn van dat de aanbestedingsregels zijn omzeild. Nog ernstiger is als zou blijken dat de ‘nieuwe versie’ eigenlijk een heel nieuw product is dat nog vérgaand moest worden ontwikkeld, met alle risico’s van dien. Daar lijkt het gezien de vertragingen en de door NRC bescheven praktijk sterk op.