Een Amerikaanse advocaat vertikt het om een verklaring te ondertekenen waarin staat dat hij af zal zien van een boycot van Israël. De American Civil Liberties Union spant namens hem een rechtszaak aan tegen de staat Arizona.
Een Amerikaanse advocaat vertikt het om een verklaring te ondertekenen waarin staat dat hij af zal zien van een boycot van Israël. De American Civil Liberties Union spant namens hem een rechtszaak aan tegen de staat Arizona.
Mikkel Jordahl heeft een eenmans-advocatenpraktijk in de Amerikaanse staat Arizona. Al twaalf jaar wordt hij door Coconino County, een county in Arizona, ingehuurd om op contractbasis gedetineerden bij te staan in de gevangenis van de county. De laatste keer dat hij een dergelijk contract aanging – november 2016 – moest hij tot zijn verbazing een formulier ondertekenen waarin stond dat zijn praktijk ‘niet betrokken is (of zal worden) bij een boycot van Israël’. De staat Arizona had drie maanden eerder wetgeving aangenomen die bepaalt dat organen van de staat geen opdrachten mogen verlenen aan bedrijven en organisaties die weigeren zaken te doen met Israëls bezettingseconomie of andere Israëlische bedrijven.
Omdat hij dit werk graag doet en de inkomsten daaruit slecht kan missen, ondertekende Jordahl het formulier, maar wel onder protest. Dit jaar moest het contract worden verlengd en diende hij opnieuw het anti-boycot-formulier te tekenen, maar nu weigerde hij.
Jordahl wil geen bedrijven steunen die meewerken aan de illegale bezetting en kolonisering van Palestijns land. Hij is meermalen in Israël en op de bezette Westelijke Jordaanoever geweest en is getroffen door het onrecht dat hij daar gezien heeft. Hij is lid van de Evangelische Lutherse Kerk, die haar leden oproept om de Palestijnse economie te steunen door waar mogelijk Palestijnse producten te kopen en producten uit de illegale Israëlische kolonies (‘nederzettingen’) te vermijden.
De boycot is een geweldloze manier om druk op Israël uit te oefenen om het internationaal recht en de rechten van de Palestijnen te respecteren. In zijn persoonlijke leven schaft Jordahl daarom geen producten aan uit de kolonies. Hij wil de boycot kunnen uitbreiden naar zijn advocatenpraktijk en bijvoorbeeld de keus kunnen maken om principieel geen producten van Hewlett Packard aan te schaffen. Dat bedrijf levert technologie voor checkpoints op de bezette Westelijke Jordaanoever, waar duizenden Palestijnen dagelijks mensonterende situaties meemaken. Bovendien wil Jordahl met zijn praktijk andere boycot-activisten juridisch kunnen bijstaan. Dat is echter onmogelijk als hij zijn werk in de Coconino County Jail wil behouden.
De American Civil Liberties Union (ACLU) heeft namens Jordahl een zaak aangespannen tegen de staat Arizona. Dit is de tweede staat, na Kansas, die vanwege anti-BDS-wetgeving door de ACLU voor de rechter wordt gedaagd. ‘BDS’ verwijst naar het beroep dat 170 Palestijnse maatschappelijke organisaties in 2005 op de wereld deden om Israël door middel van Boycots, Desinvesteringen en Sancties te dwingen het internationaal recht en de rechten van de Palestijnen te respecteren.
Volgens de ACLU staat de wetgeving haaks op het Eerste Amendement van de Amerikaanse Grondwet, dat de vrijheid van meningsuiting garandeert. Boycots zijn een vorm van collectieve actie die mensen de mogelijkheid verschaft hun stem te laten horen. Overheidsorganen mogen mensen daar niet voor straffen. De ACLU benadrukt dat de overheid er voor iedereen is en mensen en bedrijven als dat van Jordahl niet mag benadelen vanwege legale politieke opvattingen en acties. Het Amerikaanse Hooggerechtshof heeft dat in 1982 bevestigd met een uitspraak waarin het een boycot van ‘witte’ ondernemingen in Mississippi rechtmatig verklaarde.
Arizona is een van de 24 Amerikaanse staten die bedrijven en individuen straffen die geen zaken willen doen met Israëls bezettingseconomie. Volgens ACLU-medewerker Brian Hauss zijn veel van de wetten bijna identiek, wat erop wijst dat ze gepusht worden vanuit dezelfde bron. Hij verwacht dat nog meer staten zullen volgen. Des te belangrijker is het om aan te tonen dat de wetgeving in strijd is met de Grondwet.
Het lijkt er sterk op dat de voorstanders van de anti-BDS-wetten niet in staat zijn om de grondwettelijkheid ervan aan te tonen. In de zaak tegen de staat Kansas, waar een lerares niet langer voor staatsopdrachten in aanmerking komt omdat ze weigerde een anti-BDS-formulier te ondertekenen, gaat de staat een inhoudelijke verdediging van de wet volledig uit de weg en gooit de verdediging het op een aantal procedurele bijzaken. De rechter heeft nog geen uitspraak gedaan, maar wel al laten weten dat hij van mening is dat de anti-BDS-wet ongrondwettelijk is:
I didn’t see, in all candor, that HB 2409 [de anti-BDS-wet] is constitutional.
Als de anti-BDS-wet van Kansas door de rechter wordt gevloerd, heeft dat grote gevolgen voor de wetten in de 23 andere staten.
Zonder rechtvaardigheid is er in het vredesproces geen vooruitgang mogelijk.
Tineke Lodders Politica