BBB stelt Israëls belang boven dat van Nederland. De partij moet zich niet beklagen over de toon van de kritiek, maar aanvaarden dat die terecht is en actie vereist.
Caroline van der Plas (BBB) beklaagt zich in NRC over columniste Karin Amatmoekrim. Die stelde op 19 mei dat Nederland wordt geregeerd door collaborateurs, mede verwijzend naar regeringspartij BBB. Als luchtig voorbeeld noemde ze Van der Plas en Geert Wilders (PVV) die bij het Songfestival Israël steunden boven Nederland. ‘Een opvallend signaal dat juist de meest nationalistische van onze politici niet aan de kant van ons land zelf staan’, concludeerde Amatmoekrim.
In haar column plaatst zij solidariteit tegenover collaboratie. Dit naar aanleiding van de manifestatie van 18 mei, toen 100 duizend Nederlanders en 97 maatschappelijke organisaties in Den Haag een Rode Lijn trokken tégen de Israëlische genocide op de Palestijnen en tégen de Nederlandse medeplichtigheid.
Het massale protest was mede gericht tegen het regeringsbeleid van PVV, VVD, NSC en BBB. Die partijen weigeren categorisch Israël te dwingen tot het beëindigen van de genocide. Daarmee schenden ze Nederlands verplichtingen onder het Genocideverdrag, gooien ze Nederlands reputatie als betrouwbare bondgenoot te grabbel, en bieden ze Israël carte blanche om de genocide te voltooien. Dat zijn serieuze beschuldigingen.
Als de samenleving vervolgens luid en duidelijk laat weten dat medeplichtigheid aan genocide volstrekt onaanvaardbaar is, dan kiest BBB – althans, dat mag je verwachten van een verantwoordelijke regeringspartij – voor de eigen burgers en het evidente landsbelang. Bovendien snapt de partij dat haast geboden is: de genocide wacht niet.
Maar voor BBB en zijn drie coalitiegenoten ligt dat anders. Voor hen gaat Israëls belang boven dat van Nederland, de internationale rechtsorde en de Palestijnen bij elkaar. Dat Nederland medeplichtig wordt gemaakt aan genocide vormt ook voor Van der Plas geen beletsel. De loyaliteit aan Israël is onbegrensd.
Daarvan bestaan pregnante voorbeelden. In november hielp BBB twee moties aan een Kamermeerderheid, bedoeld om Nederlandse burgers en organisaties die opkomen voor de Palestijnen verdacht te maken en criminaliseren. Dat gebeurde op basis van een ‘special report’ van het Israëlische ministerie van Diasporazaken over Maccabi Gate – de nacht van 7 op 8 november 2024 waarin supporters van de Israëlische voetbalclub Maccabi Tel Aviv zich in Amsterdam misdroegen en hardhandig tot de orde werden geroepen.
De Israëlische regering presteerde het om binnen vier dagen een ‘internationaal terreurnetwerk bloot te leggen’ achter wat zij noemde de ‘pogrom’ en ‘islamistische terreuraanval’ op ‘Israëlische toeristen en Joden’ in Amsterdam. Centraal daarin staat de Stichting Palestijnse Gemeenschap in Nederland, naast andere Nederlandse organisaties; zij worden in het Israëlische rapport gelinkt aan organisaties als Hamas.
Het rapport werd door de Israëlische regering in handen gespeeld van loyale Kamerleden in Den Haag met het verzoek er beleid op te baseren dat Nederlandse kritiek op Israël muilkorft. Van der Plas werd er als eerste mee gesignaleerd. Erwin van Veen, senior onderzoeker bij Instituut Clingendael, kwalificeerde het Israëlische rapport als ‘gevalletje afval’ en als:
[…] een suggestieve knip- en plakverzameling van quotes, plaatjes en aannames zonder enige context, die een basisschoolleerling beter in elkaar had kunnen zetten. Er is nergens bewijs te vinden, slechts impliciete aannames en beschuldigingen.
Die analyse is correct, maar behalve ‘afval’ is dit ook een opzet van een derde staat om het parlement te misleiden en Nederlanders te criminaliseren. Dat zijn criteria die voor elk Tweede Kamerlid een rode lijn horen te vormen. Maar als Israël die derde staat is, gebeurt het tegendeel: het ‘gevalletje afval’ leidde tot twee moties die dankzij steun van BBB, VVD, NSC, PVV, ChristenUnie, SGP, CDA en JA21 werden aangenomen.
De eerste motie, van SGP-voorman Chris Stoffer, verzoekt de regering om organisaties en personen die volgens het rapport ‘banden hebben met Hamas’, onder de loep te laten nemen door de veiligheidsdiensten. Die zouden het stempel ‘terroristisch’ moeten krijgen, zowel in Nederland als internationaal.
De tweede motie, van Van der Plas zelf, verzoekt de regering om te ‘bevorderen dat organisaties die de vernietiging van het Israëlische volk, de Israëlische staat en daarmee het Joodse volk propageren, op de nationale sanctielijst terrorisme kunnen worden geplaatst’. Het is belangrijk te beseffen dat volgens BBB zelfs Palestijnse slogans in die categorie vallen.
In Israël werd geproost op het zoveelste succes om via Tweede Kamerleden als Van der Plas het parlement te misleiden, de democratische besluitvorming te beïnvloeden, Israël-kritische Nederlanders te criminaliseren en de ruimte voor Israël-kritiek te verkleinen. Maakt dat die Kamerleden tot ‘collaborateurs’?
Een collaborateur is te definiëren als een persoon (of partij) die de belangen van een derde staat laat prevaleren boven de belangen van zijn eigen land en burgers, en bereid is daar zijn machtspositie voor te misbruiken. Het hierboven beschreven ‘ezelen’ van Israëlische neprapporten, en het politiek verzilveren van Israëls wensen, voldoen daaraan. Net als het medeplichtig maken van Nederland aan de Israëlische genocide.
Maar het moet nu niet gaan over de woordkeuze, maar over het faciliteren van de belangen van een derde staat in het hart van onze democratie. De feiten spreken voor zich en zijn ernstig. Dit te meer daar sprake is van een lang bestaande praktijk.
Met haar boze reactie in NRC richt Van der Plas de schijnwerper vol op deze praktijk, waaraan ook de VVD zich schuldig maakt. Beide partijen doen er goed aan die intern te adresseren, en niet af te wachten tot dit onder druk van de samenleving onvermijdelijk wordt.