Onder de Oslo-akkoorden was de vluchtelingenkwestie een van de zogeheten final status issues – hoofdthema’s waarover in het kader van de tweestatenoplossing uiterlijk begin mei 1999 een finaal akkoord moest zijn bereikt. Aansluitend werd de kwestie onderdeel van het met horten en stoten verlopen ‘vredesproces’. Het nettoresultaat voor de vluchtelingen is dat 25 jaar na ‘Oslo’ een vierde generatie van hen opgroeit onder de vleugels van de UNRWA.
Het Palestijnse leiderschap stelde zich tijdens ‘Oslo’, zoals ook eerder, pragmatisch op met betrekking tot het recht van terugkeer: hoewel het recht op zichzelf niet onderhandelbaar was, viel over de implementatie te praten. Die opstelling leidde tot forse spanningen met de Palestijnse achterban. Veel Palestijnen verdachten hun leiders ervan te ver mee te buigen met de Israëlische en Amerikaanse onderhandelaars, en daarmee hun rechten in de uitverkoop te doen.
Hoewel het pragmatisme niet is verdampt, staat het recht van terugkeer sindsdien weer hoog op de Palestijnse agenda. Feit is dat dit recht een even prominente plek in het Palestijnse collectieve bewustzijn heeft als de Nakba, de Catastrofe van 1947-1949, die de levens van alle Palestijnen heeft getekend, die van de vluchtelingen in het bijzonder.