Libanon heeft te kampen met een zware sociaal-economische crisis. Het kleine land kraakt onder de miljoenen vluchtelingen die het heeft opgenomen. Nu komt daar de coronacrisis bovenop. Met name de situatie in de kampen voor Palestijnse vluchtelingen is alarmerend.
Net als veel landen wordt ook Libanon geraakt door de coronacrisis. Tot dusver zijn er bijna vijfhonderd besmettingen vastgesteld en 16 mensen overleden. In het land is een avondklok ingesteld van zeven uur ’s avonds tot vijf uur ’s morgens. Alleen de meest essentiële bedrijven mogen openblijven. Voor een land waar het leven veelal op straat plaatsvindt heeft dit ingrijpende gevolgen. De uitgangswijken zijn uitgestorven, de winkelcentra zijn leeg.
Voor Libanon zijn de bedreigingen echter groter dan voor veel andere landen. Het land is financieel en economisch eigenlijk nooit volledig hersteld van de burgeroorlog (1975-1990). Corruptie en wanbeleid door de heersende klasse, gecombineerd met apathie en onverschilligheid van een groot deel van de bevolking, hebben het land verder in de afgrond gestort. Libanon staat in de topvijf van landen met de hoogste nationale schuld uitgedrukt in percentage van het nationaal inkomen. Begin maart was het voor het eerst niet meer in staat om een lening terug te betalen. Het land is volstrekt bankroet.
De financiële crisis heeft grote gevolgen. Veel bedrijven hebben moeten sluiten, waardoor een groot deel van de bevolking werkloos werd. De nationale munteenheid is ten opzichte van de dollar tachtig procent in waarde gedaald en vreemde valuta zijn nauwelijks meer te krijgen. Libanezen kunnen, zelfs als ze voldoende saldo op hun bankrekening hebben, maar kleine bedragen opnemen.
Volgens het Libanese ministerie van Financiën leeft 45 procent van de Libanezen in armoede en 22 procent in extreme armoede. Die statistieken omvatten nog niet de grote aantallen Syrische en Palestijnse vluchtelingen in Libanon. Zij leven over het algemeen in nog veel slechtere omstandigheden.
Veel Palestijnen zijn in 1948 als gevolg van de stichting van de staat Israël naar Libanon gevlucht. Daar verbleven zij in eerste instantie in tentenkampen, die gaandeweg zijn uitgegroeid tot sloppenwijken. Grote groepen vluchtelingen leven hier in slechte omstandigheden dicht op elkaar. Drinkbaar leidingwater is er niet. Elektriciteit moet via aggregaten worden opgewekt en is vaker niet dan wel beschikbaar.
De sociaal-economische situatie van de Palestijnse vluchtelingen is slecht. Zij hebben onvoldoende toegang tot onderwijs en medische zorg; behandelingen als nierdialyse en chemokuren zijn nagenoeg onmogelijk, evenals die van epilepsie en bloedziektes als thalassemia, of zelfs de gevolgen van auto-ongelukken of huiselijk geweld. Op de arbeidsmarkt zijn Palestijnse vluchtelingen uitgesloten van veel beroepen, waaronder die in de medische sector, telecommunicatie, of zelfs als taxi-chauffeur. Palestijnse vluchtelingen mogen ook geen onroerend goed aankopen of erven.
De situatie van de Palestijnse vluchtelingen in Libanon – en in feite ook die van minder welvarende Libanezen – is verder verslechterd door de komst van grote aantallen Syrische vluchtelingen. Sinds in 2011 het conflict in Syrië uitbrak is Libanon overspoeld. Volgens cijfers van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR bevinden zich een miljoen Syrische vluchtelingen in het land. Het werkelijke aantal ligt echter veel hoger. Veel Syriërs hebben zich om uiteenlopende redenen nooit laten registreren. Bovendien is de registratie door de UNHCR in 2015 stopgezet.
Volgens de Libanese regering bevinden zich anderhalf miljoen Syrische vluchtelingen in Libanon. Niet-officiële tellingen van het United Nations Development Program en non-gouvernementele organisaties komen uit op twee- tot tweeënhalf miljoen. Op een bevolking van circa vierenhalf miljoen Libanezen zijn dat ongekende aantallen, die tot een ingrijpende ontwrichting hebben geleid.
De Syrische vluchtelingen hebben zich in hoofdzaak gevestigd in of nabij de Palestijnse vluchtelingenkampen. Hun komst leidde daar tot ernstige overbevolking. Zo explodeerde het aantal inwoners van het ten zuiden van Beiroet gelegen kamp Burj al-Barajneh van 18 duizend tot ruim 40 duizend.
De komst van de Syrische vluchtelingen leidde bovendien tot hevige concurrentie op de arbeidsmarkt. Omdat Syriërs, in tegenstelling tot Palestijnen en Libanezen, aanspraak maakten op voedselhulp van de VN en humanitaire organisaties, konden zij het zich veroorloven tegen relatief lage salarissen te werken.
Dit leidde tot ontwrichting van de fragiele arbeidsmarkt, en ging ten koste van de armere Palestijnen en Libanezen. Inmiddels is ook de positie van de Syrische vluchtelingen sterk verslechterd; hun opvang kan vanuit de internationale gemeenschap op steeds minder financiële steun rekenen.
De toestroom van Syrische vluchtelingen zette een fatale kettingreactie in gang. De gebrekkige infrastructuur en voorzieningen kwamen verder onder druk te staan; de elektriciteitsvoorziening wankelde; er ontstond een afvalcrisis, en het onderwijs en de medische sector raakten overbelast. Huren en huizenprijzen schoten omhoog; prijzen voor levensonderhoud stegen; de middenklasse kreeg het moeilijker en ongeschoolde Libanezen en Palestijnen verloren hun banen. Van inkomensoverdracht – door middel van belastingheffing of de afwezige sociale voorzieningen – van de welgestelde elite naar de midden- en onderklasse is amper tot geen sprake.
De jarenlange achteruitgang van de sociaal-economische situatie leidde tot toenemende maatschappelijke onvrede en in oktober 2019 tot een volksopstand die het land platlegde en de regering tot aftreden dwong. De nieuwe regering trof een rampzalige situatie aan: Libanon is bankroet, de economie is ingestort, de infrastructuur heeft het begeven en het grootste deel van de bevolking leeft onder de absolute armoedegrens. Een sociaal vangnet is er niet.
Daar bovenop krijgt Libanon nu te maken met de coronacrisis. Met angst en beven wordt gekeken naar de overbevolkte vluchtelingenkampen, waar het virus grote aantallen mensen kan treffen die amper te behandelen zijn. In veel kampen zijn geen ziekenhuizen aanwezig die zijn toegerust om patiënten met corona te helpen.
De bewoners van de kampen zijn in het kader van een bewustwordingscampagne ter voorkoming van besmetting geïnformeerd over hygiënevoorschriften. UNRWA en humanitaire organisaties hebben op verschillende plaatsen (delen van) kampen gedesinfecteerd. Een ziekenhuisje in Sibline is in gereedheid gebracht om eventuele coronapatiënten in quarantaine te houden.
Lichtpunt is ook de goede samenwerking tussen de Palestijnse Rode Halve Maan, die de ziekenhuizen in de kampen runt, en het Libanese Rode Kruis. Als in een kamp besmettingen met het coronavirus worden geconstateerd, worden patiënten door het Libanese Rode Kruis in een speciaal daarvoor uitgeruste ambulance naar het voor hun opvang aangewezen Rafik Hariri-ziekenhuis in Beiroet gebracht.
De Palestijnse vluchtelingen bevinden zich in een uitzonderlijke positie aangezien zij qua gezondheidszorg afhankelijk zijn van de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen UNRWA. Dat maakt hun positie nog ongewisser. UNRWA is in een financiële crisis gestort doordat veel landen, waaronder de Verenigde Staten, hun bijdragen aan UNRWA hebben stopgezet.
Voor het verlenen van zorg aan de Palestijnse vluchtelingen in Gaza, de Westelijke Jordaanoever, Jordanië, Syrië en Libanon heeft UNRWA in 2020 tenminste 1,4 miljard dollar nodig. Daarvan heeft het tot dusver pas vierhonderd miljoen dollar ontvangen. Het tekort van één miljard dollar heeft grote gevolgen voor de zorg aan de Palestijnse vluchtelingen, ook die in Libanon.
Zo tracht Libanon zich te weren tegen het virus, vrezend voor een ramp. Want ondanks de genomen maatregelen zijn de medische voorzieningen in de kampen volstrekt ontoereikend voor de huidige pandemie. Wie stilstaat bij het feit dat veel vluchtelingen zich de kosten voor bijvoorbeeld extra zeep niet eens kunnen veroorloven, ziet in hoe reëel de vrees is.
Tot dusver zijn er nog geen gevallen van coronabesmetting in de Palestijnse kampen in Libanon geconstateerd, maar gezien de interactie tussen Libanezen en Palestijnen lijkt dat een kwestie van tijd. Dan kan het, gezien de omstandigheden in de kampen, snel uit de hand lopen. Het is te hopen dat het zover niet zal komen.