Bij de komende provinciale verkiezingen is ook het thema Palestina/Israël van belang. De Provinciale Staten kiezen immers binnenkort een nieuwe Eerste Kamer. Bovendien hebben ook lokale overheden met het onderwerp te maken. The Rights Forum analyseerde standpunten en stemgedrag van de politieke partijen.
Naar aanleiding van de Provinciale Statenverkiezingen van 20 maart is het nuttig te kijken naar de opvattingen van de politieke partijen met betrekking tot Palestina/Israël. Dit thema staat in de provincies uiteraard niet dagelijks op de agenda, maar omdat via de Provinciale Staten de Eerste Kamer wordt gekozen zijn onderwerpen die vooral op nationaal niveau spelen bij deze verkiezingen wel degelijk van belang. Temeer daar de regeringscoalitie haar meerderheid in de Eerste Kamer dreigt te verliezen, waardoor zij gedwongen zou zijn compromissen met oppositiepartijen te sluiten.
Overigens kunnen de politieke opvattingen inzake Palestina/Israël ook op het niveau van de Provinciale Staten (en dat van gemeenteraden) wel degelijk een rol spelen, met name als het gaat om het inkopen van goederen en diensten. Een goed voorbeeld daarvan is de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, waar vorig jaar de concessie voor het busvervoer in de regio Haaglanden is toegekend aan busbedrijf EBS.
EBS is een dochteronderneming van het Israëlische bedrijf Egged, dat op de Westelijke Jordaanoever betrokken is bij illegale activiteiten, schendingen van mensenrechten en mogelijk zelfs oorlogsmisdaden. Op basis van het Nederlandse mensenrechtenbeleid en de (inter)nationale gedragscodes op het terrein van ondernemen en mensenrechten dienen Nederlandse overheden afstand te bewaren tot bedrijven die direct of indirect betrokken zijn bij rechtenschendingen. Wie toch met een ‘besmet’ bedrijf in zee gaat, raakt op grond van de zogeheten ketenaansprakelijkheid zélf betrokken bij die schendingen. De 23 gemeenten die samen de Metropoolregio vormen vonden dat klaarblijkelijk geen bezwaar. Het gunnen van werk aan EBS werd belangrijker gevonden.
In de landelijke politiek lopen de scheidslijnen met betrekking tot Palestina/Israël dwars door de coalitie en de oppositie. Uit een door ons uitgevoerde analyse van het stemgedrag van alle partijen sinds het aantreden van het kabinet-Rutte III blijkt dat ChristenUnie (CU), SGP, PVV en Forum voor Democratie (FvD) vrijwel onvoorwaardelijk het beleid van de Israëlische regering steunen. Nagenoeg zonder uitzondering steunden zij moties waarin het internationaal recht werd genegeerd en het Palestijns-Israëlisch conflict verder op de spits werd gedreven.
Voorbeelden hiervan zijn moties die opriepen tot het verplaatsen van de Nederlandse ambassade naar Jeruzalem en tot het erkennen van Jeruzalem als hoofdstad van Israël. Ook steunden zij een PVV-motie tegen het instellen van een internationaal onderzoek naar de door het Israëlische leger aangerichte bloedbaden tijdens de Palestijnse demonstraties in Gaza.
Deze vier partijen hebben samen dertig zetels in de Tweede Kamer, maar werden in het merendeel van de stemmingen gesteund door CDA en VVD, die samen 52 stemmen hebben. Dat brengt het totaal voor dit blok op 82 van de 150 zetels.
De door deze zes partijen gevormde meerderheid heeft onder meer gestemd tegen moties die opriepen tot handhaving van het internationaal recht. Ditzelfde blok stemde tegen het veroordelen van het Israëlische militaire geweld tegen de Palestijnse demonstranten in Gaza, dat onlangs door een onafhankelijke onderzoekscommissie werd bekritiseerd in termen van ‘oorlogsmisdaden’ en ‘mogelijke misdaden tegen de mensheid’.
Uit onze analyse van het stemgedrag blijkt verder dat GroenLinks, SP, DENK en de Partij voor de Dieren consequent opkomen voor de handhaving van het internationaal recht, en zich stelselmatig uitspreken tegen de illegale Israëlische bezetting en kolonisering van de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem. Deze partijen hebben samen 36 zetels. Bij een groot deel van de stemmingen kregen zij steun van PvdA, D66 en 50Plus. Dat brengt het totaal voor dit blok op 68 zetels, nog altijd een minderheid.
Van de vier regeringspartijen stelde de CU zich zoals gezegd vrijwel onvoorwaardelijk achter de Israëlische regeringspolitiek. De partij stemde zelfs tegen een motie waarin onze regering werd gevraagd binnen de EU steun te verwerven voor versterking van de tweestatenoplossing. Verwezenlijking van die oplossing is nota bene een uitgangspunt in het regeerakkoord. Overigens bestaat er binnen de christelijke achterban van de CU zeker geen unanieme steun voor de standpunten die in de Tweede Kamer door buitenlandwoordvoerder Joël Voordewind worden vertolkt.
Ook de VVD stemde consequent tegen moties waarin werd opgeroepen tot uitvoering en handhaving van het internationaal recht. De VVD steunt het in stand houden van de huidige situatie in Palestina/Israël, en derhalve de voortgaande bezetting en schendingen van het internationaal recht. Vergeleken met CU, SGP, PVV en FvD steunde de partij iets minder vaak moties die gericht zijn op verdere escalatie, zoals de moties die opriepen tot het verplaatsen van de ambassade naar Jeruzalem en het erkennen van Jeruzalem als hoofdstad van Israël.
De positie van het CDA is een speciale. Uit onze analyse blijkt dat de partij een cruciale rol speelde bij de stemmingen over moties. Bij alle aangenomen moties over Palestina/Israël was de CDA-stem doorslaggevend. Bij de helft van de niet aangenomen moties was hetzelfde het geval.
Opvallend is dat met steun van het CDA dertien moties werden verworpen waarin werd opgeroepen tot handhaving van het internationaal recht en de mensenrechten. Gevolg van het stemgedrag van het CDA is onder meer dat de Tweede Kamer geen enkele motie heeft aangenomen waarin de regering wordt opgeroepen tot actie tegen of veroordeling van de Israëlische aanvallen op burgerdoelen in Gaza.
Opvallend is verder dat moties waarin werd opgeroepen tot handhaving van het internationaal recht veelal wél steun kregen van coalitiegenoot D66. Het regeerakkoord bood het CDA dus wel degelijk ruimte om vóór deze moties te stemmen. Het leidt tot de conclusie dat het CDA onder partijleider Buma een overwegend pro-Israëlische koers vaart.
Dat mag opvallend heten voor een partij waarvan een groot deel van de achterban zich juist wel wil inzetten voor barmhartigheid, rechtvaardigheid en dus ook voor mensenrechten en internationaal recht. Palestina/Israël is voor veel CDA-kiezers, misschien nog wel meer dan voor kiezers van veel andere partijen, een onderwerp dat ertoe doet.
De koers van D66 wijkt sterk af van die van de overige coalitiepartijen. Zo steunde D66 in tegenstelling tot de coalitiepartners een motie voor de erkenning van de Palestijnse Staat en een motie waarin de regering werd opgeroepen het Israëlische geweld tegen burgerdoelen in Gaza te veroordelen. Tegelijkertijd stelde D66 zich regelmatig kritisch op ten opzichte van de Palestijnse autoriteiten.
Overigens gaf D66 in de vorige kabinetsperiode, toen de partij in de oppositie zat, verhoudingsgewijs vaker steun aan moties waarin werd opgeroepen tot steun aan het internationaal recht en kritiek op de bezetting. De deelname aan het kabinet is in zekere mate ten koste gegaan van de principes van de partij.
Van de oppositiepartijen hebben SP, GroenLinks en DENK consequent moties ingediend en gesteund die oproepen tot handhaving van de mensenrechten, toepassing van het internationaal recht en opheffing van de bezetting. SP en DENK hebben daarnaast het kabinet veel kritische vragen gesteld over onderwerpen als de bloedbaden in Gaza, de uitbreiding van de illegale Israëlische ‘nederzettingen’ en de Israëlische sloop van Palestijnse eigendommen en Europese hulpprojecten.
De Partij voor de Dieren heeft geen initiatieven op dit terrein genomen, maar wel de moties die opriepen tot handhaving van de mensenrechten en het internationaal recht consequent gesteund. PvdA en 50Plus hebben vaak, maar in iets mindere mate dan de hiervoor genoemde partijen, steun gegeven aan die moties. Afgewacht moet worden of de recente draai die de PvdA heeft gemaakt met betrekking tot de ‘IHRA-definitie van antisemitisme’ model staat voor een bredere koerswijziging met betrekking tot Palestina/Israël.
De uitslag van de Provinciale Statenverkiezingen zal met betrekking tot de Midden-Oostenpolitiek niet direct tot een wijziging in de opstelling van de Tweede Kamerfracties leiden. Maar zoals gezegd kan de regeringscoalitie als gevolg van deze verkiezingen haar meerderheid in de Eerste Kamer verliezen. Dat zou betekenen dat ze op zoek moet naar compromissen met oppositiepartijen.
Overigens lijkt het voor de hand te liggen dat het Midden-Oostenbeleid niet het eerste onderwerp is waarop de oppositie dan zal proberen punten binnen te halen. Maar een sterkere positie voor partijen als SP, GroenLinks, DENK, PvdD en in mindere mate D66, PvdA en 50Plus zal de handhaving van het internationaal recht en de mensenrechten zeker ten goede komen. En dat is niet alleen van belang voor de Palestijnen, de Israëli’s en de kans op vrede, maar in een tijdperk waarin mannen als Trump, Putin, Xi Jinping, Duterte en Bolsonaro het voor het zeggen hebben voor iedereen.