Op de plek van het bedoeïenendorp komt een nieuw stadje, uitsluitend bestemd voor joden. Circa 350 bedoeïenen verliezen hun huisvesting en bestaansmogelijkheden.
Israëlische politietroepen trokken vorige week het bedoeïenendorp Umm al-Hiran binnen om sloopberichten aan woonhuizen en de moskee te bevestigen. Inwoners konden hierin lezen dat Israël tussen 15 en 29 april overgaat tot de volledige vernietiging van hun dorp. Op de ruïnes zal een nieuw stadje verrijzen, Hiran genaamd, waarin alleen joden mogen wonen.
Umm al-Hiran is een van de circa veertig ‘niet-erkende’ bedoeïenendorpen in de Naqab-woestijn (Negev), die binnen de grenzen van het internationaal erkende Israël ligt. Het dorp wordt al vanaf het begin van het millennium met sloop bedreigd. De inwoners hebben zich daar met alle mogelijke middelen tegen verzet. Ze hielden demonstraties, stelden petities op en zochten steun bij andere bedoeïenengemeenschappen en Palestijnse politici. Samen met Adalah, het Juridisch Centrum voor Arabische Minderheidsrechten in Israël, vochten ze de sloopplannen juridisch aan.
Uiteindelijk verloren de dorpsbewoners het juridische gevecht. In mei 2015 gaf het Israëlisch Hooggerechtshof groen licht voor de verwoesting van het dorp. De Israëlische overheid wil de inwoners overplaatsen naar Hura. Dit is een van de zeven ‘townships’ die Israël speciaal heeft laten bouwen om zo veel mogelijk bedoeïenen bij elkaar te laten leven op een zo klein mogelijk oppervlak.
De inwoners van Umm al-Hiran voelen hier niks voor. Ten eerste zouden ze dan hun agrarische bestaan moeten opgeven. Ten tweede is Hura een overbevolkte plaats met een enorm tekort aan voorzieningen, grote werkloosheid en armoede. De burgemeester van de plaats verklaarde dat er geen ruimte is om nieuwe groepen bewoners op te nemen. Inwoners van Umm al-Hiran die eerder onder druk van Israël naar Hura vertrokken leven er onder erbarmelijke omstandigheden.
Bovendien, zo vragen de dorpsbewoners zich af, waarom zouden zij plaats moeten maken voor een ander stadje? De Palestijnse bedoeïenen van de Naqab zijn net zo goed Israëlische staatsburgers als de joden die in de nieuwe plaats Hiran komen te wonen. Waarom mogen er op deze plek wel joden, maar geen bedoeïenen wonen?
De maatregel is extra wrang omdat rond het dorp enorm veel ruimte is. De inwoners van Umm al-Hiran hebben steeds te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen de vestiging van een joodse nederzetting naast hun dorp. Maar daar zijn de Israëlische autoriteiten niet in geïnteresseerd. Umm al-Hiran moet gesloopt worden, hoe dan ook.
Adalah onthulde vorig jaar dat de organisatie die zeggenschap krijgt over het toelatingsbeleid van de nieuwe plaats in haar statuten heeft staan dat uitsluitend orthodoxe joden zullen worden toegelaten. Dit is in tegenspraak met een eerdere belofte van de Israëlische overheid dat het nieuwe Hiran open zal staan voor verschillende bevolkingsgroepen, inclusief de bedoeïenen.
Dit is niet de eerste keer dat de inwoners van Umm al-Hiran worden verjaagd. Tot aan de stichting van de staat Israël in 1948 leefden ze in Wadi Zubalah, een veel vruchtbaarder en beter voor veeteelt geschikt gebied ten noordwesten van hun huidige dorp. Daaruit werden ze in 1948 verdreven. Jarenlang trokken ze van plek naar plek, tot de Israëlische autoriteiten hen in 1956 verplichtten zich in de siyag te vestigen, een reservaat waar alle bedoeïenen van de Naqab samengebracht zijn.
Het dorp dat de bewoners hier vervolgens bouwden kreeg, net als de meeste andere bedoeïendorpen, de status ‘niet-erkend’ van Israël. Dat betekent dat het dorp niet op officiële kaarten en in het kadaster voorkomt en geen recht heeft op de levering van water, gas of elektriciteit. Ook ontbreken voorzieningen in de sfeer van onderwijs en gezondheidszorg en is de bouw van huizen en andere gebouwen ‘illegaal’. Suhad Bishara, de directeur van Adalah, noemt het een ‘catch 22’-situatie: Israël verplicht de bedoeïenen om in een bepaald gebied te gaan wonen, maar erkent vervolgens hun dorpen niet. De ‘niet-erkenning’ heeft het voor Israël eenvoudiger gemaakt om de verwoestingsplannen juridisch af te dekken.
Ondanks deze gigantische tegenwerking van de Israëlische autoriteiten en de constante dreiging van sloop zijn de inwoners erin geslaagd een levensvatbaar dorp op te bouwen, waar een hechte gemeenschap leeft van landbouw en veeteelt. Daar zal, als het aan Israël ligt, half april definitief een eind aan komen.
Het voornemen om Umm al-Hiran af te breken is onderdeel van een steeds sterker Israëlisch offensief tegen de bedoeïenengemeenschappen. Afgelopen augustus berichtte The Rights Forum dat vele honderden, zo niet duizenden bedoeïenen de afgelopen jaren het Israëlische staatsburgerschap is ontnomen.
Daarnaast zijn volgens het Israëlische ministerie voor Openbare Veiligheid vorig jaar in de Naqab 2220 ‘constructies’ van bedoeïenen afgebroken. Dat is bijna twee keer zoveel als in het jaar ervoor. Onder ‘constructies’ worden huizen, schuren, poorten en andere bouwwerken verstaan. Meer dan 70 procent hiervan werd door dorpsbewoners zelf afgebroken; lieten ze de sloop aan de Israëlische autoriteiten over, dan zouden zij voor de sloopkosten opdraaien. Bovendien werd er met flinke boetes gedreigd. Een extra reden voor de bedoeïenen om de gebouwen zelf af te breken is dat Israël bij sloop-activiteiten een forse politiemacht inzet, die regelmatig protesterende dorpsbewoners verwondt of zelfs doodt.
De bewoners van Umm al-Hiran geven nog niet op. Het volkscomité van Umm al-Hiran roept Palestijnen op zich solidair te verklaren en naar het dorp te komen om de sloop te verhinderen. Israël heeft de afgelopen jaren al meermalen met veel vertoon van macht huizen in het dorp gesloopt. Vorig jaar januari was de vooralsnog laatste keer. Hierbij werd de 50-jarige wiskundeleraar Yaqub Abu al-Qiyan doodgeschoten terwijl hij in zijn auto wegreed van de plek waar huizen werden gesloopt.