Met onder andere: Amnesty International: Israël maakt zich schuldig aan apartheid, boekhandel in Gaza heropent deuren, en Israël werkt VN-onderzoek naar oorlog in Gaza en apartheid tegen.
Israël maakt zich ten aanzien van de Palestijnen schuldig aan een systematische en geïnstitutionaliseerde onderdrukking die neerkomt op apartheid. Dat is de conclusie van een vandaag door Amnesty International gepubliceerd rapport, getiteld Israels Apartheid against Palestinians: Cruel System of Domination and Crime Against Humanity. Het is de weerslag van vier jaar gedegen onderzoek, waarin de vooraanstaande mensenrechtenorganisatie secuur naging of Israël zich bezondigt aan apartheid, dat zowel een misdaad tegen de menselijkheid als een ernstige schending van de internationaal beschermde mensenrechten is.
De internationale gemeenschap, en dus ook Nederland, dient met spoed concrete maatregelen te treffen om een einde te maken aan dit onrecht, zo stelt Amnesty International. Medeplichtigheid en straffeloosheid dienen plaats te maken voor het respecteren van de internationale rechtsorde en de verplichtingen die daaruit voortvloeien.
Lees hier ons hele artikel over het nieuwe rapport van Amnesty International.
Eerder deze maand publiceerden Al-Haq, Addameer en Habitat International ook al een rapport waarin zij concluderen dat Israël schuldig is aan de misdaad van apartheid. In het rapport, getiteld Entrenching and Maintaining an Apartheid Regime over the Palestinian People as a Whole, stellen zij dat Israël sinds 1948 een apartheidsregime over het Palestijnse volk als geheel in stand houdt door middel van zijn wetten, beleid en praktijken. Sinds 1967 heeft Israël het apartheidsregime middels de militaire bezetting van de Palestijnse gebieden bovendien uitgebreid naar de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, en de Gazastrook.
De drie organisaties beargumenteren dat de bezetting en de misdaad van apartheid hand in hand gaan: ‘In tegenstelling tot de bewering dat de langdurige Israëlische bezetting is veranderd in een apartheidsregime, is de bezetting in feite een essentieel onderdeel van het overkoepelende koloniale – en apartheidsregime dat Israël altijd van plan was op te leggen aan het Palestijnse volk als geheel.’
Met de publicatie van het onderzoek gaan de organisaties in op een oproep van de Speciale VN-Rapporteur Michael Lynk. Hij verzocht ngo’s en mensenrechtenorganisaties om bijdragen te leveren aan zijn laatste rapport over de bezette Palestijnse gebieden als VN-Rapporteur.
Van over de hele wereld hebben mensen tienduizenden boeken gedoneerd aan Samir Mansour, de eigenaar van een boekhandel in Gaza die vorig jaar werd verwoest door Israëlische luchtaanvallen. Mansour is van plan om deze maand zijn deuren te heropenen.
De oorspronkelijke boekhandel was 22 jaar geleden door Mansour opgericht, en was een geliefd onderdeel van de lokale gemeenschap. In mei 2021 werden de winkel en de inventaris van negentigduizend boeken vernietigd tijdens de elf dagen van Israëlische bombardementen en raketbeschietingen van Hamas, waarbij meer dan 250 Palestijnen in Gaza en dertien Israëli’s om het leven kwamen.
Toen zij hoorden dat de boekhandel was verwoest startten mensenrechtenadvocaten Mahvish Rukhsana en Clive Stafford Smith een campagne om Mansour aan een nieuwe start te helpen. ‘Toen Israëlische oorlogsvliegtuigen deze boekhandel bombardeerden, was dat een nieuwe aanval op de toegang tot kennis. Deze campagne was een gebaar van solidariteit, een poging om de waardigheid en het fundamentele recht op boeken te herstellen,’ aldus Rukhsana.
In korte tijd werd $250.000 opgehaald om de winkel te herbouwen, en doneerden mensen wereldwijd ruim 150.000 boeken. Tienduizenden boeken zijn inmiddels in Gaza gearriveerd. Mansour bereidt zich nu voor om zijn nieuwe zaak te openen, die ook dienst zal doen als bibliotheek. Het nieuwe pand bevindt zich op zo’n honderd meter van de oorspronkelijke winkel. Bovenop het gedoneerde bedrag investeerde Mansour $70.000 van zijn eigen spaargeld om het pand in orde te brengen. De naam van de winkel blijft bij de opening op 12 februari hetzelfde: de Samir Mansour Boekhandel. ‘Ik denk dat de gemeenschap het idee van de nieuwe boekhandel zal steunen, vooral omdat het dicht bij de plek ligt die werd vernietigd,’ zei Mansour.
Uit een gelekt overheidsdocument is gebleken dat de Israëlische regering een campagne is gestart om een VN-onderzoekscommissie in diskrediet te brengen. De commissie werd in mei vorig jaar opgericht door de VN-Mensenrechtenraad om onderzoek te doen naar de Israëlische bombardementen op Gaza diezelfde maand. Naar verwachting worden de resultaten van het onderzoek in juni gepubliceerd.
Het gelekte document betreft een telegram dat het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken aan alle diplomatieke missies stuurde. Daarin werd het onderzoek van de VN-commissie als ‘topprioriteit’ aangemerkt, en kondigde het ministerie aan een diplomatieke campagne te starten om het onderzoek te laten ontsporen. Ook schreef het ministerie bezorgd te zijn dat de commissie in haar rapport naar Israël zal verwijzen als een ‘apartheidsstaat’. De Amerikaanse regering deed eerder al een onsuccesvolle poging het onderzoek te dwarsbomen, door de financiering van de commissie aan te vechten. Israël weigert sinds de oprichting van de commissie mee te werken aan het onderzoek.
Op sociale media wezen velen erop dat het niet voor het eerst is dat Israël een internationale campagne start om kritiek op zijn Palestinabeleid te ontkrachten. Zo schreef Omar Shakir, directeur Israël-Palestina voor Human Rights Watch, op Twitter: ‘Oldest trick in the book: when you can’t win the argument on the merits, attack the messenger. More & more recognize that apartheid is the reality for millions of Palestinians. No amount of ‘discrediting’ can turn the tide.’ Kenneth Roth, de directeur van Human Rights Watch, wees er op dat ‘in plaats van te stoppen met het plegen van de misdaad van apartheid, de Israëlische regering er bij de VN-Mensenrechtenraad op aandringt de term niet te gebruiken.’
Na goedkeuring door het Hooggerechtshof maakt Israël zich op voor de sloop van een waterreservoir in het dorp Furush Beit Dajan, ruim vijftien kilometer ten oosten van Nablus. Het reservoir is van cruciaal belang voor de 1200 inwoners van het dorp, die in hun levensvoorziening grotendeels afhankelijk zijn van landbouw en veeteelt. Het slopen daarvan zal dan ook een moeilijk te overkomen klap zijn voor het dorp. In een reactie op het nieuws zei het Palestijnse ministerie van Landbouw dat ‘Israëls illegale bezetting zelfs oorlog voert tegen het water dat Palestijnen gebruiken om te drinken en voor landbouw.’ Het besluit van de Israëlische autoriteiten maakt volgens het ministerie deel uit van de inspanningen om Palestijnen met geweld van hun land te verwijderen.
De geschiedenis van Furush Beit Dajan lijkt die conclusie te bevestigen. In het dorp wonen veel (nakomelingen van) bedoeïenen die rond 1950 door Israël uit de Naqab/Negev- woestijn zijn verdreven. In de loop der tijd confisqueerde Israël meermalen stukken grond van het dorp, onder andere voor de bouw van de kolonie Hamra (gesticht in 1971) en voor militaire doeleinden. Daarnaast heeft het dorp geregeld te lijden onder de Israëlische slooppraktijken. In 2020 werd er ook al een waterreservoir, gefinancierd door de EU, gesloopt.
Een Amerikaanse federale rechter heeft bepaald dat de staat Texas zijn anti-BDS-wetgeving niet mag gebruiken tegen een bouwbedrijf dat eigendom is van een Amerikaan met Palestijnse roots. De eigenaar, Rasmy Hassouna, weigerde een verklaring te tekenen waarin hij toezegde niet betrokken te zijn bij een boycot van Israël of de illegale Israëlische kolonies. Onder de Texaanse anti-BDS-wetgeving zijn bedrijven verplicht de verklaring te ondertekenen als zij een contract met de overheid willen gaan, in het geval zij ten minste tien medewerkers hebben en het gaat om een contract van minstens honderdduizend dollar.
Hassouna stapte in november naar de rechtbank nadat hem werd verplicht de verklaring te ondertekenen om in aanmerking te komen voor een contract met de gemeente Houston. Volgens Hassouna ging dat in tegen zijn vrijheid van meningsuiting. De rechter heeft hem daarin nu gelijk gegeven – vrijheid van meningsuiting is immers beschermd onder de Amerikaanse grondwet, tenzij er sprake is van geweld of wangedrag. Dat was volgens de rechter in deze zaak niet het geval.
In april 2019 verloor Texas al een soortgelijke zaak, uit naam van vijf individuen die door de wet werden geraakt. In reactie daarop paste Texas de wet aan naar zijn huidige vorm. Daarvoor bepaalde de wet dat alle zakelijke partners van de staat de verklaring dienden te tekenen. Naast Texas zijn er ruim dertig andere Amerikaanse staten met anti-BDS-wetgeving.
Ook in Europa zijn er regelmatig rechtszaken waarin anti-BDS-maatregelen op grond van de vrijheid van meningsuiting worden aangevochten. Deze rechtszaken worden geregeld in het voordeel van de BDS-activisten beslecht. Het meest recente voorbeeld is een uitspraak van een Duitse federale rechtbank van 20 juni. De rechtbank oordeelde dat het de gemeente München niet is toegestaan het recht op gebruik van openbare gemeentelijke instellingen te onthouden aan mensen die iets rondom de BDS-beweging willen organiseren. Een dergelijke maatregel zou in strijd zijn met de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting.
Voor de derde keer in korte tijd heeft de Britse actiegroep Palestine Action een grote juridische overwinning behaald. De groep voert actie tegen het Israëlische wapenbedrijf Elbit, dat een aantal fabrieken en kantoren in het Verenigd Koninkrijk heeft. Een aantal activisten had vorig jaar naar verluidt de ingang van de Defence and Security Equipment International wapenbeurs met rode verf beklad. De openbaar aanklager besloot een dag voordat de rechtszaak, die op 27 januari van start zou gaan, de aanklacht in te trekken omdat er ‘geen realistisch vooruitzicht op veroordeling’ was.
Het eerste proces tegen de groep eindigde december vorig jaar in volledige vrijspraak. De rechtbank was toen overtuigd door het argument van de drie aangeklaagde activisten dat de schade die ze hadden aangericht aan een fabriek van een dochterbedrijf van Elbit evenredig was om een grotere misdaad in Palestina te voorkomen.
De broers Daher en Daoud Nassar, eigenaars van de Tent of Nations-boerderij op de bezette Westelijke Jordaanoever, zijn op 28 januari in elkaar geslagen door een groep gemaskerde en met stokken bewapende mannen uit het nabijgelegen Palestijnse dorp Nahalin. Daher en Daoud raakten daarbij zwaargewond en moesten in het ziekenhuis behandeld worden.
De familie Nassar kocht de boerderij in 1916, en verwelkomt al sinds jaar en dag vrijwilligers en gasten in het gebied om op die manier bij te dragen aan wederzijds begrip en respect. De boerderij wordt omringd door illegale Israëlische kolonies. Al jaren zijn de broers in een juridische procedure verwikkeld om voor Israëlische rechtbanken te bewijzen dat zij de rechtmatige eigenaren zijn van de grond.
Nahalin is de enige andere Palestijnse gemeenschap in het gebied. Hoewel de familie Nassar met veel van de inwoners een goede relatie heeft, zijn er enkele mensen die tot doel hebben de familie van hun land te verdrijven. In het afgelopen anderhalf jaar heeft de familie te kampen gehad met meer dan 25 aanvallen. De Palestijnse Autoriteit heeft inmiddels een onderzoek geopend naar het incident. De Vrienden van de Tent of Nations Nederland roept sympathisanten op om in de pen te klimmen en een persoonlijke brief te schrijven aan president Abbas, met de zeer dringende oproep zijn invloed aan te wenden deze aanvallen direct te stoppen en de veiligheid van de familie Nassar te waarborgen. Een voorbeeldbrief is hier te vinden.
De Israëlische autoriteiten hebben op 25 januari het huis van de familie Karama in At-Tour, een buurt in bezet Oost-Jeruzalem, met de grond gelijk gemaakt. De gehele familie van 10 personen is nu dakloos. Tijdens de sloopwerkzaamheden sloegen Israëlische militairen de familieleden met wapenstokken, en zette het leger traangasgranaten in om Palestijnen die zich in het gebied verzameld hadden uiteen te drijven.
Zoals gebruikelijk was de reden voor de sloop het gebrek aan de benodigde Israëlische bouwvergunningen. Dergelijke vergunningen worden de Israëlische autoriteiten zelden aan Palestijnse families toegekend. De eigenaar van het huis verklaarde dat hij en zijn gezin meer dan 800 duizend sjekel (ruim €220.000) aan vergunningsaanvragen en boetes hadden betaald, maar dat de Israëlische gemeente Jeruzalem had geweigerd hen de vergunningen toe te kennen en erop stond het huis te slopen.
Op 27 januari sneeuwde het voor het eerst in lange tijd in de bezette Palestijnse gebieden. De Israëlische meteorologische dienst meldde dat er in Ramallah ‘s nachts tussen de 15 en 25 centimeter sneeuw was gevallen. Dat leverde over de gehele Westelijke Jordaanoever mooie taferelen op. Zo legden fotografen vast hoe Palestijnse kinderen sneeuwpoppen maakten voor de Al-Aqsa-moskee, en met sleeën door de straten van Hebron gleden. Middle East Eye publiceerde een collectie van de foto’s, die de moeite waard is om te bekijken.