Opnieuw blijkt de Nederlandse ambassade in Tel Aviv zich te hebben ingelaten met een ‘fout’ Israëlisch bedrijf. Ook bedrijven als Campina blijken zaken te doen met supermarktketen Shufersal.
De Israëlische supermarktketen Shufersal, de grootste van het land, staat deze maand in het teken van Nederlandse producten. De zogenoemde ‘Dutch month’ werd geopend door de CEO van Shufersal en de Nederlandse ambassadeur in Israël. Op Twitter attendeerde de ambassade het publiek op de verkrijgbaarheid van ‘Dutch iconic products’.
Shufersal publiceerde op YouTube een korte video waarin de Nederlandse maand wordt gepromoot. In de video zijn producten te zien van onder meer De Ruijter, Remia, Hak, Koopmans en andere Nederlandse leveranciers. Ook de Goudse kaas van Campina is goed vertegenwoordigd.
Volgens de Israëlische website Who Profits, die de betrokkenheid van Israëlische en internationale bedrijven bij Israëls illegale kolonisering van de Palestijnse gebieden monitort, beschikt Shufersal over 238 winkels (Wikipedia vermeldt 248 winkels en 12.400 werknemers). Tenminste drie daarvan zijn gevestigd in illegale kolonies (‘nederzettingen’): Mishor Adumim en Ariel op de Westelijke Jordaanoever, en Gilo in Oost-Jeruzalem.
Daarnaast lanceerde Shufersal in 2009 de dochteronderneming Yesh Supermarkets, met vestigingen in meerdere illegale kolonies op de Westoever en in Oost-Jeruzalem, waaronder Modi’in Illit, Ariel, Bithar Illit en Ramat Eshkol.
Ook voert Shufersal onder eigen naam een huismerk. Onder dit merk worden producten verkocht die worden geproduceerd of verpakt door bedrijven in de illegale Israëlische kolonies, waaronder Mishor Adumim, Imanuel en Barkan.
In 2015 startte Shufersal een eigen lijn van melk- en zuivelproducten. De melk die daarin wordt verwerkt is afkomstig van de door Israël bezette en gekoloniseerde Golan-hoogvlakte, en wordt geleverd door Ramat Hagolan Dairies. De kaas die Shufersal verkoopt wordt volgens opgave van Who Profits en een artikel in The Jerusalem Post mede geproduceerd door het Nederlandse zuivelbedrijf Campina.
Nederland voert een officieel ‘ontmoedigingsbeleid’ ten aanzien van de Israëlische kolonisering van de bezette Palestijnse gebieden. Nederlandse bedrijven worden opgeroepen geen economische relaties aan te gaan met bedrijven die opereren in de Israëlische kolonies. Shufersal is, gezien zijn omvang en activiteiten, een van de boegbeelden van die bedrijven.
Van de ambassade in Tel Aviv mag worden verwacht dat zij het Nederlandse ontmoedigingsbeleid adequaat uitvoert. Aan de speelruimte die de ambassade daarbij geniet werd al in 2013 door het Nederlandse kabinet een duidelijke grens gesteld. Minsiter Timmermans (PvdA) schreef toen aan de Tweede Kamer:
De ambassade in Tel Aviv en andere onder verantwoordelijkheid van de overheid vallende instellingen, verlenen geen diensten aan bedrijven die gevestigd zijn in Israëlische nederzettingen.
Vastgesteld moet worden dat de actieve betrokkenheid van de Nederlandse ambassade bij de Hollandpromotie door Shufersal in strijd is met die door het kabinet gestelde grens, en in strijd is met het door diezelfde ambassade uitgedragen regeringsbeleid. De ambassade had zich verre dienen te houden van de Israëlische onderneming.
Het omstreden handelen van de ambassade staat niet op zichzelf. In december 2013 ontstond een rel toen bekend werd dat Israëlische bedrijven met activiteiten in de illegale Israëlische kolonies zich hadden ingeschreven voor een Nederlands-Israëlisch Samenwerkingsforum. De Nederlandse ambassade trad daarbij op als bemiddelaar.
Minister Timmermans nam de ambassade destijds in bescherming door te stellen dat die niet op de hoogte was van de activiteiten van omstreden Israëlische bedrijven als Mekorot, Top Greenhouses en Trendlines Agtech Mofet. Desondanks was de boodschap duidelijk: laat dit niet nog een keer gebeuren.
Voor Nederlandse bedrijven – waaronder Campina, De Ruijter, Remia, Hak en Koopmans – geldt dat het aangaan van een economische relatie met Shufersal taboe is. De aanwezigheid van hun producten in illegale Israëlische kolonies is in strijd met hun verantwoordelijkheid voor een schone productieketen. Daarnaast schenden zij het Nederlandse ontmoedigingsbeleid.
De plichten van het bedrijfsleven ten aanzien van de Israëlische kolonisering werden juist de afgelopen dagen nog eens door het kabinet onderstreept. Vooruitlopend op de begrotingsbehandeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken beantwoordde de nieuwe minister Halbe Zijlstra (VVD) een reeks vragen over het onderwerp. In zijn antwoord op vraag 19 stelde de minister:
In het kader van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) wordt van Nederlandse bedrijven verwacht dat zij onder eigen verantwoordelijkheid, met inachtneming van de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, tot een afgewogen besluit komen waarover zij bereid zijn publiekelijk verantwoording af te leggen.
Op de website van de Rijksoverheid is een speciale pagina gewijd aan het thema Mensenrechten en bedrijfsleven. Daar worden bedrijven erop gewezen dat zij zich hebben te houden aan de UN Guiding Principles on Business and Human Rights, waarvan onder de titel Nationaal Actieplan bedrijfsleven en mensenrechten een op Nederland toegespitste versie verscheen.
Volgende maand wordt de publicatie verwacht van een zogenoemde zwarte lijst door de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties. Het betreft een database waarin naar verluidt 190 Israëlische en internationale bedrijven zijn opgenomen die zaken doen met Israëls illegale kolonies. Het Israëlische online nieuwsmedium Ynet publiceerde in oktober een voorproefje van de lijst, waaruit blijkt dat Shufersal erop voorkomt.
Het probleem is allang niet meer de bezetting. Het probleem is het gedogen ervan.
Ramsey Nasr Schrijver / dichter / acteur