Met het aannemen van de ‘wet op de natiestaat’ giet het Israëlische parlement de ondergeschiktheid van Palestijnse en andere niet-joodse Israëli’s in beton. Israël is het ‘historische thuisland van het joodse volk’, is de boodschap, en van niemand anders.
Het is geen wonder dat Palestijnse parlementsleden, zoals op filmbeelden te zien, hun exemplaren van de wetstekst verscheurden en luidkeels protesteerden toen de wet afgelopen donderdag werd aangenomen. De Palestijnse Israëli’s, ruim 20 procent van de bevolking, zien hun rechten nog verder afkalven en hun minderwaardige positie officieel vastgelegd in een wet met de alleszeggende titel ‘Israël als de natiestaat voor het joodse volk’.
De Palestijnse Knessetleden spraken collectief van ‘discriminatie’, ‘racisme’ en ‘de bevestiging dat Palestijnse Israëli’s voor eeuwig tweederangsburgers zijn als het aan Israël ligt’. Ayman Odeh, leider van de Verenigde Lijst, een coalitie van vier Palestijnse politieke partijen met dertien zetels in het Israëlische parlement, betitelde de wet als ‘de dood van onze democratie’.
De wet wordt beschouwd als een van de belangrijkste ooit in Israël aangenomen. Hiermee definieert Israël voor het eerst sinds de Onafhankelijkheidsverklaring van 1948 officieel het eigen karakter. De wet bestaat deels uit bepalingen die al in wetten waren vastgelegd en nu zijn samengebracht. Nieuw is onder meer de bepaling dat het Arabisch, tot dusver een officiële taal, wordt afgewaardeerd tot een ‘taal met speciale status’. Het Hebreeuws is nu de enige officiële taal in Israël. Het is tekenend voor het karakter van de wet.
De wet is een zogeheten ‘basiswet’. Israël heeft geen grondwet, maar veertien basiswetten die globaal die functie en status vervullen. Het wetsvoorstel is afkomstig van de Likud-partij van premier Benjamin Netanyahu en dateert al van 2011. Er is jaren over gesteggeld en tot het laatste moment zijn er formuleringen aangepast en explosieve paragrafen verwijderd.
Nog altijd vond een deel van de Knesset dat de tekst verder moest worden aangepast, en in juni leek het erop dat het parlement het voorstel naar een volgende Knesset zou doorschuiven. Maar daar wilde Netanyahu niets van weten. Hij wilde het zeventigjarig bestaan van Israël luister bijzetten met de wet, en zichzelf nog eens nadrukkelijk profileren als de kampioen van de ‘joodse zaak’, dat wil zeggen van de ‘joodse rechten’ op het ‘thuisland’ dat God de joden zou hebben beloofd. Netanyahu realiseert zich bovendien dat ook de rugdekking die hij van de Amerikaanse president Trump krijgt een godsgeschenk is, dat hij maar beter snel kan uitpakken.
Na een debat van acht uur werd de wet aangenomen met 62 stemmen voor en 55 tegen (en twee onthoudingen). Een uitgelaten Netanyahu richtte een woord van dank aan ‘mijn vriend Trump’ en sprak van ‘een beslissend moment in de annalen van het zionisme en de geschiedenis van Israël’.
Minstens zo opvallend als wat er in de wet staat is wat er niet in staat. Dat zijn begrippen als ‘democratie’ en ‘gelijkheid’, of op z’n minst garanties voor niet-joodse minderheden en hun rechten. In de wet profileert Israël zich niet als staat van en voor al zijn burgers, maar als staat van en voor joden. Begin juni werd een door de Palestijns-Israëlische partij Tajammu’ (Balad) ingediend wetsvoorstel, waarin Israël wél werd gedefinieerd als ‘staat voor al zijn burgers’, niet door de Knesset in behandeling genomen. De reden: het voorstel zou ‘Israëls bestaan als staat voor het joodse volk ontkennen’.
In de wet staat letterlijk dat ‘Israël het historische thuisland van het joodse volk is’. Een soortgelijke bepaling voor het Palestijnse volk schittert door afwezigheid. De wet stelt verder dat de in dat land gevestigde staat ‘het nationale tehuis van het joodse volk is’. In dat tehuis hebben joden exclusief het ‘natuurlijke, culturele, religieuze en historische recht op nationale zelfbeschikking’. De Palestijnen die van oudsher in het land wonen hebben dat recht niet.
De wet bevestigt verder dat Israël open staat voor immigratie van joden van waar ook ter wereld. Ongeacht of zij ooit een voet op Israëlische bodem hebben gezet of een band met Israël/Palestina hebben kunnen zij zich in het land vestigen, zoals al sinds 1950 geregeld in de Wet op de Terugkeer. Het recht van terugkeer van de Palestijnen die in 1947-1949 en in 1967 door joodse strijdgroepen of het Israëlische leger van huis en haard werden verdreven wordt niet genoemd. Dat onvervreemdbare recht wordt door Israël niet erkend.
Het zijn niet de enige problematische bepalingen in de wet, die ook symbolen als de vlag en het volkslied en de officiële feestdagen wettelijk verankert. Israël eigent zich in de wet Jeruzalem toe met de uit eerdere wetten bekende bepaling: ‘Jeruzalem, geheel en verenigd, is de hoofdstad van Israël.’ Daarmee wordt opnieuw voorbijgegaan aan het feit dat de status van de stad alleen kan worden bepaald door Israëli’s en Palestijnen gezamenlijk, en dat Oost-Jeruzalem op basis van het internationaal recht geldt als bezet Palestijns gebied, dat door Israël illegaal wordt gekoloniseerd.
Problematisch is ook de bepaling over wat wordt genoemd ‘de ontwikkeling van joodse vestiging (Jewish settlement)’. Die ontwikkeling wordt bestempeld tot een ‘nationale waarde’, die door de staat actief zal worden bevorderd en beschermd. In de wet wordt Israël noch de ‘joodse vestiging’ aan grenzen gebonden. Daardoor kan de bepaling worden gebruikt als fundament onder verdere illegale ‘joodse’ kolonisering van Oost-Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever.
In de wet wordt geen woord gewijd aan vestigingsrechten voor niet-joden. In de praktijk worden niet-joden op dit vlak zwaar gediscrimineerd, zoals onder meer blijkt uit de budgetten die de overheid beschikbaar stelt voor (overwegend) joodse en Palestijnse steden en stadswijken. Een vergelijking tussen West- en Oost-Jeruzalem, zoals gemaakt in een korte film van Al-Jazeera, is illustratief.
Niet alleen Palestijnse Israëli’s en andere Israëlische minderheden kraakten de wet. In de hele Palestijnse en Arabische wereld klonk harde kritiek, die werd gedeeld door mensenrechten- en joodse organisaties in en buiten Israël. Net als Netanyahu zien zij de wet als een mijlpaal in de geschiedenis van Israël en het zionisme. Maar waar de premier in gejubel uitbarstte, spreken zij van een zwarte dag, waarop de democratische beginselen het definitief aflegden tegen onverholen discriminatie en racisme.
De bekende Israëlische organisatie Peace Now, die in de Knesset een grote zwarte vlag ontrolde en in Tel Aviv een demonstratie organiseerde die zevenduizend betogers trok, vertolkte veler gevoelens met een scherp commentaar: de wet dient niet een joods recht op zelfbeschikking in de staat Israël, want dat is al ruimschoots gewaarborgd, maar draait om de dominantie over een ongewenste en toch al gemarginaliseerde – Palestijnse – minderheid:
This nation-state law is not about protecting Jewish rights; it is about dominance over a marginalized, unwanted minority. In the process, Israel’s already-fragile democratic character has been mutilated.
Peace Now waarschuwt dat de wet een springplank is naar verdere uitvoering van wat het noemt de ‘nationalistisch-religieuze agenda’, waarin dominantie van joden over niet-joden en inperking van individuele vrijheden belangrijke elementen zijn. Directeur Shaqued Morag voorziet een ‘democratie voor uitsluitend joden, en dan nog alleen joden die de rechtse regering geschikt acht’:
The bill seeks to change the rules of the game and to create here a democracy for Jews only, and for only the kind of Jews that the right-wing government deems most fit – opponents of peace, Arab haters, gender segregationists, supporters of expelling asylum seekers, and those who target the LGBT community.
De Europese Unie (EU) sprak bij monde van een woordvoerder haar ‘zorgen’ uit over de wet, ook met het oog op de tweestatenoplossing, die in Brussel nog altijd wordt beschouwd als de enig mogelijke oplossing van de kwestie-Palestina/Israël. De EU heeft de Israëlische autoriteiten op de hoogte gesteld van de zorgen en zal dat blijven doen, luidde de boodschap.
Eerder in de week was EU-ambassadeur Emanuele Giafret op last van premier Netanyahu in Tel Aviv op het matje geroepen vanwege ‘bemoeienis met interne Israëlische aangelegenheden’. Giafret en andere EU-diplomaten zouden parlementariërs van Netanyahu’s Likud-partij hebben laten weten dat het aannemen van de wet ‘vérgaande consequenties zou kunnen krijgen’. Volgens de Israëlische pers kregen de parlementariërs te horen dat de wet ‘naar racisme stinkt’ en ‘Israëls reputatie schaadt’. Netanyahu’s kantoor maakte bekend dat Giafret ‘aanvullende maatregelen’ kan verwachten.
Kritiek was er ook vanuit de zogeheten ‘joodse diaspora’, waarin de verhouding met het ‘joodse thuisland’ toch al in toenemende mate op scherp staat, met name in de Verenigde Staten. Het weigeren van de toegang tot Israël aan joden met onwelgevallige politieke opvattingen is er een overduidelijke manifestatie van, met voor betrokkenen vaak verpletterende consequenties. Zij weten zich afgesneden van hun wortels en van het land waar zij in veel gevallen langdurig woonden en nog familie en vrienden hebben, zij horen er niet meer bij. Zij zijn, om de woorden van Shaqued Morag te gebruiken, door de regering ongeschikt bevonden.
De wet is een volgende stap in dit vervreemdingsproces, luidt de kritiek. De wet betekent dat de stem van de diaspora wordt gedempt, dat de joden buiten Israël hun medezeggenschap verliezen over onderwerpen die alle joden aangaan. Michael Koplow, directeur bij het Amerikaanse Israel Policy Forum, zegt het zo:
Israel has made it clear that it wants to exclude them from issues that are not solely national ones but are universal Jewish ones, like religious pluralism and recognition of different streams of Judaism by the state that purports to be a homeland for Jews of all stripes.
Koplow had ook nog kunnen schrijven dat zijn vader, de joods-Amerikaanse filantroop Meyer Koplow, vorige week op de luchthaven van Tel Aviv werd ondervraagd wegens het in bezit hebben van de brochure This Week in Palestine. Feit is dat steeds meer joden in de diaspora zich buitengesloten voelen door de Israëlische regering. Israël sluit zich ook in hun ogen in toenemende mate op in een nationalistisch-religieuze politiek die geen tegenspraak dult.