Een Palestijns-Nederlandse burger spant een rechtszaak aan tegen twee hooggeplaatste Israëlische militairen. Hij stelt hen verantwoordelijk voor het bombarderen van het huis van zijn familie tijdens de Israëlische aanval van Israël op de Gazastrook in 2014.
Op 20 juli 2014 werd het familiehuis van Ismail Ziada, gelegen in het vluchtelingenkamp Al-Burayj (Bureij) in de Gazastrook, zonder voorafgaande waarschuwing bij een Israëlische luchtaanval in puin gelegd. Hierbij kwamen zes van zijn familieleden om het leven, alsmede een zevende persoon die op bezoek was.
Ziada woont in Nederland en is getrouwd met een Nederlandse. Hij verloor zijn 70 jaar oude moeder Muftia Ziada, drie broers, een schoonzus en een neefje van 12. Israëls blokkade van Gaza verhinderde dat hij de begrafenis van zijn familieleden kon bijwonen.
Ziada houdt Benny Gantz en Amir Eshel, ten tijde van de aanval respectievelijk Israëls stafchef en Israëls commandant van de luchtmacht, verantwoordelijk voor het besluit het familiehuis te bombarderen. Eind maart hebben Ziada’s advocaten Liesbeth Zegveld en Lisa-Marie Komp van advocatenkantoor Prakken d’Oliveira daartoe een aanklacht ingediend bij de rechtbank in Den Haag.
Eerder daagden deze advocaten het bedrijf Four Winds K9 voor de rechter. Door dat bedrijf geleverde vechthonden waren door Israëlische militairen losgelaten op de toen 16-jarige Abu Hashim uit Bayt Umar op de bezette Westelijke Jordaanoever. Terwijl de jongen het uitschreeuwde van pijn keken de soldaten toe.
In Ziada’s zaak worden Gantz en Eshel gedagvaard om op 27 juni voor de rechtbank te verschijnen. Als zij niet komen opdagen of geen advocaat afvaardigen kan de rechtbank vonnis vellen in het voordeel van Ziada. Die eist compensatie van de Israëlische generaals voor de door hem geleden materiële en immateriële schade van ruim 535 duizend euro plus de proceskosten.
Op 19 juni 2017 werd een dagvaarding gestuurd aan het Israëlische ministerie van Defensie waarin Gantz en Eshel aansprakelijk werden gesteld voor de schade die Ziada heeft geleden als gevolg van de Israëlische aanval. Het ministerie heeft de ontvangst bevestigd, maar reageerde niet inhoudelijk.
De aanval op het huis van de Ziada’s staat niet op zichzelf. Volgens de aanklacht gebeurde die in het kader van Israëls ‘beleid om civiele woningen te bombarderen’ in ‘strijd met het internationaal humanitair recht’.
In de zomer van 2014 voerde Israël 51 dagen lang duizenden luchtaanvallen uit op Gaza, waaronder gerichte aanvallen op woningen en andere civiele bebouwing – aldus een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd in opdracht van de VN-Mensenrechtenraad. In totaal werden bij de Israëlische aanvallen 2251 Palestijnen gedood, onder wie 1462 burgers, van wie 551 kinderen. Meer dan elfduizend Palestijnen raakten gewond, in meerderheid vrouwen en kinderen.
Het VN-onderzoek wees uit dat de Israëlische acties die leidden tot het grote aantal doden en de enorme verwoestingen in veel gevallen neerkomen op oorlogsmisdaden, en dat sprake kan zijn geweest van ‘een militaire tactiek die een breder beleid weerspiegelt, dat op zijn minst stilzwijgend werd goedgekeurd door besluitvormers op het hoogste niveau van de regering van Israël’.
Volgens de aanklacht behoorden Gantz en Eshel tot de leiders die ‘het beleid van bombardementen op civiele gebouwen opstelden’ en zijn zij ‘volledig verantwoordelijk voor de beslissing om het huis van de familie Ziada te bombarderen’.
Volgens de advocaten is een Nederlandse rechtbank ontvankelijk voor Ziada’s zaak vanwege diens relatie tot Nederland en omdat hij in Israëlische rechtbanken geen toegang heeft tot het recht.
De aanklacht stelt dat de Israëlische Militaire Advocaat-Generaal (MAG) de aanval heeft onderzocht en heeft geconcludeerd dat de piloten die de bom wierpen niet vervolgd hoefden te worden omdat zij met instemming van de militaire commandanten handelden.
De MAG claimde dat het huis van de Ziada’s als commandopost voor de militaire tak van Hamas diende en dat het ‘militaire voordeel’ van de aanval opwoog tegen het risico van burgerslachtoffers.
In de aanklacht wordt er echter op gewezen dat de MAG geen bewijs heeft geleverd voor die argumenten, en dat het besluit om geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen niet wordt geschraagd. Bovendien probeerde de MAG de aanval met terugwerkende kracht te rechtvaardigen middels informatie die pas na de aanval was verkregen. Volgens internationaal recht moet een besluit over de vraag of een object een legitiem militair doelwit is, genomen worden op basis van informatie die voor de aanval beschikbaar is.
De manier waarop de MAG deze zaak heeft afgehandeld is vergelijkbaar met honderden andere aanklachten die Palestijnen via hun advocaten hebben aangespannen naar aanleiding van vermeende oorlogsmisdaden tijdens de aanval op Gaza. Zelden leidt een aanklacht tot een strafrechtelijk onderzoek.
In Ziada’s aanklacht wordt bovendien opgemerkt dat de MAG geen geloofwaardige partij is om acties van het Israëlische leger te onderzoeken. De MAG is niet onafhankelijk en adviseert het leger tijdens militaire operaties.
Verder wordt in de aanklacht uiteengezet dat Ziada niets heeft te verwachten van Israëlische rechtbanken, aangezien de wet niet voorziet in vervolging van oorlogsmisdaden. Het civiel recht in Israël kent een bepaling die ‘oorlogshandelingen’ uitsluit, en door rechters zodanig wordt geïnterpreteerd dat ze militairen immuniteit verleent voor de schade die zij Palestijnen berokkenen.
Daar komt bij dat Israël onoverkomelijke wettelijke en praktische barrières opwerpt voor Palestijnen die hun recht willen halen, zoals een onrealistisch korte periode van zestig dagen waarbinnen een aanklacht moet worden ingediend, buitensporige en discriminerende financiële garantstellingen, en reisverboden die ontmoetingen met advocaten en getuigen in de weg staan.
De aanval op het huis van de Ziada’s in 2014 had nog een ander effect. De 91-jaar oude Nederlander Henk Zanoli was door het Israëlische geweld dermate geschokt dat hij zijn ‘Rechtvaardige Onder de Volkeren’-medaille aan Israël terugstuurde. Ziada is getrouwd met Zanoli’s achternicht.
Zanoli en zijn moeder ontvingen de medaille van het Yad Vashem Holocaust Memorial voor het verborgen houden van een joods kind tijdens de Duitse bezetting van 1943 tot aan de bevrijding in 1945. Daarmee namen ze een groot risico omdat zij al door de nazi’s werden verdacht. Zanoli’s vader werd in 1941 naar een concentratiekamp gedeporteerd vanwege zijn verzet tegen de bezetting. Hij stierf een paar maanden voor het einde van de oorlog in Mauthausen.
‘Ik maak een politiek statement’ vertelde voormalig rechter Zanoli in 2014 aan de Volkskrant. ‘Ik laat ermee zien dat ik het oneens ben met het handelen van de Israëlische regering tegenover de Palestijnen.’
In een begeleidende brief die Zanoli met de medaille aan de Israëlische ambassade stuurde, schreef hij dat Israëls handelingen in Gaza al eerder tot beschuldigingen van oorlogsmisdaden hadden geleid. Daaraan voegde hij toe dat het hem als gepensioneerd jurist ‘niet zou verbazen als deze beschuldigingen tot veroordelingen leiden indien sprake is van een eerlijke en niet-gepolitiseerde rechtsgang’.
Het is nu afwachten of de Nederlandse rechter recht wil spreken in een zaak van een ingezetene die dat recht niet kan halen in het land van de daders.
Dit artikel kwam tot stand met medewerking van Adri Nieuwhof. Zij publiceerde eerder over het onderwerp op The Electronic Intifada.