Onlangs stelde de ChristenUnie met een pleidooi voor gelijke Europese behandeling van bezette gebieden onbedoeld een belangrijk punt aan de orde: Israël wordt door Brussel en Den Haag gevrijwaard van sancties die wel tegen andere bezetters worden getroffen. De gevolgen zijn rampzalig.
Afgelopen november pleitte ChristenUnie-Kamerlid Joël Voordewind in een motie voor een evenwichtig Europees beleid ten aanzien van bezette gebieden. Het ging hem specifiek om de etikettering van producten uit die gebieden. Die mocht volgens hem niet alleen voor producten uit de illegale Israëlische kolonies (‘nederzettingen’) in Palestijns gebied gelden, maar moest voor alle bezette gebieden worden ingevoerd – bijvoorbeeld ook ‘voor Turkije ten aanzien van de bezetting van delen van Cyprus’ – en anders voor helemaal niemand.
De motie werd aangenomen met steun van VVD, CDA, D66, SGP en FvD, maar door het kabinet beantwoord met de mededeling dat de etikettering allang voor alle bezette gebieden geldt. Dat wist Voordewind natuurlijk ook wel. Zoals wij in een vorig artikel schreven was zijn motie in feite een poging om etikettering van producten uit de nederzettingen te voorkomen.
Onbedoeld stelde Voordewind echter een belangrijk punt aan de orde, want los van de etikettering is van gelijke behandeling van de bezette gebieden in het EU-beleid geen sprake. Israël wordt daarin in extreme mate ontzien. Met zijn verwijzing naar de Turkse bezetting van Noord-Cyprus legde Voordewind de vinger feilloos op de zere plek: dat is een bezetting waartegen de EU aanzienlijk harder en consequenter optreedt dan tegen de Israëlische, waartegen zelfs na 52 jaar niets wordt ondernomen.
Tegen Noord-Cyprus – de ‘Turkse Republiek Noord-Cyprus’, die alleen door Turkije wordt erkend – is een feitelijk internationaal embargo van kracht, ook van de kant van de EU. De Europese handelsbeperkingen steunen op een uitspraak van het Europees Hof van Justitie uit 1994, die de import uit Noord-Cyprus deed verschrompelen; tot dat moment ging bijna driekwart van de Noord-Cyprische export naar EU-landen. Het is hoogst twijfelachtig of er producten uit Noord-Cyprus in de Europese winkels liggen, zoals Voordewind in zijn motie suggereerde. Economisch is het in hoge mate geïsoleerd, en ook op cultureel en sportief gebied zijn er beperkingen van kracht.
Ook Turkije, de bezettende macht, kreeg Europese sancties voor de kiezen. Afgelopen november nog kondigde de EU sancties aan tegen bedrijven, instellingen en individuen die betrokken zijn bij Turkse gasboringen in de territoriale wateren van Cyprus. Met de winning van gas uit de Cyprische bodem schendt Turkije het internationaal recht, stelt de EU, en ‘ondermijnt het de relaties tussen Turkije en de EU’. Afgelopen juli legde de EU Turkije ook al een pakket sancties op vanwege de boringen.
De Unie maakt er geen geheim van dat de sancties een politiek drukmiddel zijn om Turkije op het rechte pad te brengen. In de laatste weken van haar aanstelling als EU-buitenlandchef voegde Federica Mogherini daar een nog ambitieuzer doelstelling aan toe: de sancties moeten bijdragen aan oplossing van de kwestie-Cyprus.
Het verschil met het EU-beleid ten aanzien van Israëls kolonisering van Palestijns gebied kan nauwelijks groter zijn. Worden de Turkse boringen in Cyprische wateren hard bestraft, Israëls plundering van Palestijnse grondstoffen wordt ongemoeid gelaten. Zucht Noord-Cyprus onder zware handelsbeperkingen, de Israëlische kolonisten mogen hun producten vrijelijk op de Europese markt verkopen. Wordt Turkije aangepakt wegens het schenden van het internationaal recht, van Israël worden potentiële oorlogsmisdaden en massieve schendingen van de mensenrechten getolereerd.
Hoe extreem het verschil is onderstreepte de EU afgelopen november. Op dezelfde dag dat Mogherini de sancties tegen Turkije als politiek drukmiddel aanprees, verzekerde de EU Israël dat het niet bevreesd hoeft te zijn voor Europese handelsbeperkingen. Het wordt opzichtig gevrijwaard van sancties die wel tegen andere bezetters worden getroffen.
Zoals ook tegen bijvoorbeeld Rusland, vanwege zijn illegale annexatie van de Krim. Vorige maand nog drong de EU aan op verscherping van de maatregelen tegen het land. De Unie riep alle bij de VN aangesloten staten op zich bij het sanctieregime tegen de Russen aan te sluiten. Ook tegen Oekraïne en de Krim zelf zijn zware Europese sancties van kracht. Voor producten van de Krim geldt een algemeen Europees importverbod.
Voor een politieke partij die zegt te streven naar een rechtvaardig, evenwichtig EU-beleid ten aanzien van bezette gebieden is er volop werk aan de winkel. Van de ChristenUnie valt dat helaas niet te verwachten. Die zet zich juist in voor de bescherming van Israëls regime van bezetting en kolonisering, waaronder onrecht en discriminatie welig tieren.
Erger is dat van de Tweede Kamer als geheel ook niets te verwachten is, en van de regering evenmin. Sancties tegen de nederzettingen zijn in Den Haag taboe. Israël wordt tot in het absurde de hand boven het hoofd gehouden. Want absurd is het: Nederland veroordeelt de nederzettingen sinds jaar en dag als ‘illegaal’ en ‘een obstakel voor vrede’, maar draagt in de praktijk bij aan hun levensvatbaarheid door toe te staan dat de kolonisten hun producten op de Nederlandse markt verkopen.
Daarmee schendt Nederland de Vierde Conventie van Genève, het verdrag dat in artikel 49 bepaalt dat het koloniseren van bezet gebied verboden is. Nederland beroept zich bij zijn veroordeling van de nederzettingen op dit verdrag, maar negeert artikel 1, waarin is bepaald dat landen niet alleen de plicht hebben om zelf de conventie na te leven, maar ook om die te helpen handhaven. Op alle landen die het verdrag hebben onderschreven rust de plicht om schenders ‘onder alle omstandigheden’ en ‘met alle beschikbare middelen’ tot respect voor de conventie te brengen, zoals in de toelichting op het artikel te lezen is.
Hoe ze dat doen wordt aan de landen zelf overgelaten. Maar het betekent vanzelfsprekend om te beginnen dat ze ervoor zorgen dat ze zelf niet bijdragen aan de levensvatbaarheid van de kolonisering. Een importverbod voor producten uit de nederzettingen is in dit licht het minste dat verwacht mag worden.
Landen die dat nalaten schenden zélf de conventie. En brengen, zoals het in de toelichting op artikel 1 wordt genoemd, ‘het hele systeem van bescherming dat de vier Conventies van Genève bieden’ aan het wankelen. En daarmee het hele systeem dat we ‘internationale rechtsorde’ noemen, dat na de wereldoorlogen met pijn en moeite is opgebouwd om zulke verschrikkingen in de toekomst te voorkomen. Voor dat systeem staat Den Haag, als mondiale ‘Hoofdstad van Recht en Vrede’, symbool.
De ondermijning van de rechtsorde is nog maar een deel van de schade. De hoogste prijs voor het ontzien van Israël wordt betaald door de Palestijnen. De Israëlische bezetting en kolonisering van de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem gaan ten koste van hen. Hun rechten op zelfbeschikking, op een eigen staat en op Jeruzalem worden op grove wijze geschonden, om van hun mensenrechten maar te zwijgen.
Inmiddels heeft Israël de kolonisering zo ver kunnen doorvoeren dat niet valt in te zien hoe een soevereine Palestijnse staat met Oost-Jeruzalem als hoofdstad nog gerealiseerd zou kunnen worden. Datzelfde geldt bijgevolg voor de tweestatenoplossing, de beroemde internationale formule ter oplossing van het zogenoemde ‘conflict’. Die oplossing, door Den Haag en Brussel de afgelopen 25 jaar uitgedragen als enige weg naar vrede, is ten dode opgeschreven en volgens velen al definitief ter ziele.
Natuurlijk betaalt Israël zelf ook een hoge prijs voor zijn koloniale escapades buiten zijn erkende grenzen. Het land zal vrede noch veiligheid kennen zolang het die politiek voortzet. Dat is uiteindelijk het meest absurde aan het ontzien van Israël door Den Haag en Brussel: er is helemaal niemand mee gediend, ook Israël zelf niet.