Palestijnse politici weigerden ChristenUnie-Kamerlid Joël Voordewind te ontvangen. Zij verwijten hem minachting voor de Palestijnen en steun voor Israëls illegale nederzettingen. Die kritiek geldt in feite voor de hele partij.
Joël Voordewind was ‘beledigd’, schrijft dagblad Trouw. Vier vooraanstaande Palestijnse politici zegden afgelopen maandag op het laatste moment een ontmoeting met hem af. De rest van de vijfkoppige delegatie van de ChristenUnie – de complete Kamerfractie – was volgens de krant wel welkom in Ramallah, de zetel van de Palestijnse Autoriteit op de bezette Westelijke Jordaanoever, maar liet de bijeenkomst aan zich voorbijgaan.
De reden voor de afzegging is dat de Palestijnen zich juist door Voordewind beledigd voelen – en hoe. Dat blijkt uit een korte verklaring van een van hen, Mustafa Barghouti, en nog duidelijker uit een langere verklaring van Hanan Ashrawi van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO). Zij verwijt Voordewind het ‘systematisch aanvallen, ontmenselijken en belasteren van Palestijnen’ en ‘het consequent lobbyen tegen de onvervreemdbare Palestijnse rechten, die zijn verankerd in het internationaal recht’.
Verder neemt ze Voordewind kwalijk dat hij een bondgenoot is van de meest extremistische Israëlische kolonisten in bezet gebied. En dat hij wenst dat de Palestijnen definitief het hoofd buigen voor, en zich verzoenen met, de Israëlische bezetting:
Mr. Voordewind has allied himself with the most extremist Israeli settler groups and politicians. He actively promotes illegal stolen settlement goods, slanders us persistently as terrorists, and wants Palestinians to accept, and reconcile with, a criminal system of military oppression.
Ashrawi schrijft dat het haar zwaar valt dat collega-christenen zich zo overtuigd inzetten voor voortzetting van het onrecht tegen het Palestijnse volk:
As a native Christian from Palestine, it weighs heavy on my heart that fellow Christians are capable of promoting the continuing injustice against my people with such conviction.
Voor wie de optredens van Joël Voordewind als buitenlandwoordvoerder van zijn partij volgt zijn de harde woorden van Ashrawi geen verrassing. De afzegging van de ontmoeting met hem is een signaal dat de hele ChristenUnie zich zou moeten aantrekken. De verwijten van Ashrawi zijn weliswaar gericht aan Voordewind, maar treffen de partij als geheel.
De ChristenUnie is een partij met twee gezichten en een dubbele moraal. Enerzijds heeft zij een sterk sociaal profiel. Ze zweert bij een zorgzame, inclusieve samenleving, bij vrijheid en bij mensenrechten, bij vrede en veiligheid. Maar gaat het over Israël, dan verandert de gerespecteerde dr. Jekyll in de duistere mr. Hyde. Dan blijkt de partij die ‘kiest voor de toekomst’ een partij die kiest voor een archaïsch aandoend christelijk extremisme. Dan gaat, zoals Voordewind het uitdrukte, de Bijbel boven recht.
Op bijbelse gronden verdedigt de partij Israëls bezettings- en koloniseringspolitiek en de belangen van de kolonistenbeweging. Dat het koloniseren van bezet gebied volgens het Statuut van Rome – het oprichtingsverdrag van het Internationaal Strafhof – een oorlogsmisdaad is speelt voor de partij even geen rol. Ook bindende VN-resoluties, de Conventies van Genève en de Nederlandse Grondwet gaan aan de kant. Voor mensenrechten is in het Beloofde Land geen plaats.
Palestijnen doen er in de visie van de partij in feite niet toe. Ook niet als ze tot de door de ChristenUnie betreurde christelijke minderheden in het Midden-Oosten behoren. Zij dienen zich te schikken in de Israëlische overheersing. In plaats van mensenrechten heeft de partij ‘verzoeningsprojecten’ voor hen in de aanbieding. Daarin mogen zij zich, zoals Ashrawi stelt, verzoenen met hun bezetter.
Op papier bewijst de partij lippendienst aan ‘Palestijnse belangen en aspiraties’ en aan ‘de internationale rechtsbeginselen’. Maar al een paar regels verder logenstraft ze die woorden door Jeruzalem ‘de ongedeelde hoofdstad van de staat Israël’ te noemen. Met die formulering veegt ze de Palestijnse rechten op de stad van tafel en pleit ze voor permanente Israëlische overheersing van Palestijns Oost-Jeruzalem. Nog een paar regels verder worden verzoeningsprojecten aangeprezen, waarmee Israëli’s en Palestijnen ‘wordt geleerd samen te leven in Jeruzalem’.
Natuurlijk is er op zichzelf niets tegen verzoeningsprojecten. Maar een rechtvaardige oplossing van de kwestie-Palestina/Israël staat of valt met het respecteren van ieders politieke en mensenrechten – niet alleen die van de Israëli’s, ook die van de Palestijnen. En daar geeft de ChristenUnie niet thuis.
De ‘vrede van onderop’ die de partij met haar verzoeningsmodel zegt na te streven betekent in de praktijk de ‘voortzetting van het onrecht tegen het Palestijnse volk’, zoals Ashrawi het noemt. Het betekent toewerken naar een ‘Groot-Israël’ en naar definitieve knechting van de Palestijnen in de bezette gebieden: permanente ondergeschiktheid aan een oppermachtige overheerser.
Veel mensen zijn geneigd te denken dat religieus extremisme iets is dat bij ‘ons’ wel min of meer tot het verleden behoort. Dat het, voorzover het bestaat, niet homegrown, maar door immigranten ‘geïmporteerd’ is. De realiteit is dat religieus extremisme van eigen bodem nog wel degelijk bestaat, zelfs in ons parlement. Maar het beestje wordt zelden bij de naam genoemd.
In het parlement wordt de koers van de ChristenUnie ten onrechte met coulance bejegend. Respect voor het internationaal recht behoort tot de spelregels waaraan Kamerleden zich met hun eed op de Grondwet hebben gebonden. Het aan de laars lappen daarvan is niet alleen schadelijk voor Palestijnen en Israëli’s, maar draagt ook bij aan ondermijning van de internationale rechtsorde, het systeem dat na de Wereldoorlogen is opgebouwd om dergelijke verschrikkingen in de toekomst te voorkomen. Die rechtsorde is een pijler onder wat we moderne beschaving noemen.
Van onze volksvertegenwoordigers aan het Binnenhof, het politieke hart van de mondiale ‘Hoofdstad van Vrede en Recht’, mag worden verwacht dat zij zich zonder reserve aan het beschermen en versterken van de rechtsorde committeren. En dat zij collega’s die van de kudde afdwalen tot de orde roepen. Parlementariërs die zich daarmee niet kunnen verenigen rest niets anders dan het Kamerlidmaatschap neer te leggen.