Stap voor stap verdrijft Israël de Palestijnse bevolking uit het grootste deel van de bezette Westelijke Jordaanoever. ‘Het is hier verboden voor jullie, wegwezen.’
In de Israëlische krant Haaretz vertelt journalist Gideon Levy het aangrijpende verhaal van een ernstig zieke Palestijnse vrouw en haar bedoeïenenfamilie, die eind augustus hun kampement gesloopt zagen worden door Israëlische troepen. Een maand later namen de troepen vier door de Palestijnse Autoriteit als noodvoorziening geleverde caravans in beslag. De familie woont al twintig jaar in de Jordaanvallei, maar beschikt niet over een vergunning van de bezettingsautoriteiten. Zo’n vergunning is onmogelijk te krijgen.
In 1948 werd de familie, zoals de meeste bedoeïenen, door Israëlische troepen verjaagd uit haar leefgebied in de Negev (Naqab). Nu herhaalt de geschiedenis zich: dezelfde bezetter maant de familie opnieuw te vertrekken. ‘Het is hier verboden voor jullie, wegwezen’, zeiden de militairen van het naar eigen zeggen ‘meest morele leger ter wereld’ volgens Levy tegen de familie. Net als de bedoeïenen die Levy afgelopen zomer in de Jordaanvallei ontmoette, hebben de familieleden no place to go. Zij bivakkeren te midden van de brokstukken van hun gesloopte bezittingen.
De wrede behandeling van de familie staat niet op zichzelf. Israël is bezig de Jordaanvallei en de rest van het zogeheten C-gebied (Area C) van de bezette Westelijke Jordaanoever van zoveel mogelijk Palestijnen te ‘zuiveren’ (‘cleanse’), schrijft Levy. Het C-gebied omvat zestig procent van de Westoever en staat sinds de Oslo-akkoorden van 1993-1995 onder ‘tijdelijk’ Israëlisch bestuur. Het is, samen met Oost-Jeruzalem, het gebied waar zich sinds het begin van de bezetting in 1967 Israëlische kolonisten in illegale ‘nederzettingen’ vestigen, inmiddels zo’n driekwart miljoen.
De afgelopen weken besteedden wij ruim aandacht aan dit proces van ‘zuivering’. We schreven over de dreigende sloop van de splinternieuwe school van de bedoeïenengemeenschap Ras al-Tin, een van de tientallen scholen die dit lot boven het hoofd hangt. We belichtten de grootschalige sloop van Palestijnse woningen, werkplaatsen en voorzieningen voor water, sanitair en elektriciteit, en van Europese hulpprojecten in het C-gebied. En we stonden uitvoerig stil bij de pogingen van Israël en de zogenoemde internationale Israël-lobby om Palestijnse humanitaire organisaties die in het C-gebied onmisbaar werk verrichten uit te schakelen.
De gestage verwurging van de Palestijnse samenleving in het C-gebied en Oost-Jeruzalem gaat gelijk op met de toestroom van Israëlische kolonisten, die zich er in de uitdijende ‘nederzettingen’ vestigen. Afgelopen week nog gaven de Israëlische autoriteiten groen licht voor de bouw van nog eens bijna 2700 woningen voor kolonisten in het C-gebied. Daar komen er naar verwachting dit jaar nog ruim 2200 bij, maar nu al is 2020 een recordjaar, schrijft Peace Now, de Israëlische organisatie die sinds 2012 de nieuwbouw in de nederzettingen registreert. Nooit kregen er sindsdien in één jaar twaalfduizend woningen groen licht in de planningsprocedure. Dit jaar is die mijlpaal al in oktober bereikt.
Wat zich in het het C-gebied en Oost-Jeruzalem afspeelt is een proces van de facto Israëlische overname en annexatie. Zoals wij onlangs schreven maakt premier Benjamin Netanyahu’s kabinet er geen geheim van dat het daarop uit is. Onlangs trok het vijf miljoen euro uit voor het in kaart brengen van ‘ongeautoriseerde Palestijnse constructies’ door het nieuwe ministerie voor Kolonistenzaken. Eenzelfde bedrag werd uitgetrokken voor versterking van het bestuur van de kolonies.
De Israëlische politiek in het C-gebied en Oost-Jeruzalem is doortrokken van schendingen van het internationaal recht en de universele mensenrechten. Directeur Kenneth Roth van de vooraanstaande mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch waarschuwde afgelopen week nog eens dat de vestiging van kolonisten in bezet gebied een oorlogsmisdaad is. Organisaties als Amnesty International en het Israëlische B’Tselem waarschuwen Israël al jaren dat het zich schuldig maakt aan oorlogsmisdaden, waarvoor de Israëlische premier, de minister van Defensie, de hoogste betrokken militair en de rechters die er goedkeuring aan verleenden persoonlijk aansprakelijk zijn.
Israël trekt zich daar niets van aan en de internationale gemeenschap weigert paal en perk te stellen aan de schendingen. Al decennia beperken de VN, de EU en ook Nederland zich tot verbale kritiek. De mogelijkheden om Israël door middel van sancties tot de orde te roepen worden onbenut gelaten. Daarmee schenden ook de EU en Nederland hun verplichtingen onder internationaal recht.
De bedoeïenengemeenschappen in het C-gebied zijn het meest kwetsbaar voor de Israëlische politiek van ‘zuivering’, schrijft Gideon Levy, die een compliment verdient voor het onvermoeibaar onder de aandacht brengen van de Israëlische misdaden. Zonder actieve internationale bescherming zullen nog veel bedoeïenen hun onderkomens gesloopt zien worden en te horen krijgen dat ze moeten ‘wegwezen’.