Afgelopen week bevestigde VN-organisatie UNESCO de Palestijnse zeggenschap over het cultureel erfgoed in de steden Al-Khalil (Hebron) en Oost-Jeruzalem. Die erkenning is cruciaal ter bescherming van de Palestijnen tegen de steeds destructievere Israëlische kolonisering.
Vrijdag nam de VN-organisatie voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) een resolutie aan die de oude binnenstad van Al-Khalil (Hebron) en de daarin gelegen Ibrahimi-moskee annex ‘Grot van de Patriarchen’ als Palestijns Werelderfgoed erkent. Daarnaast werden beide erfgoederen als ‘bedreigd’ aangemerkt, wat een regiem van jaarlijkse controles door UNESCO met zich meebrengt. Hiermee hopen de Palestijnen hun erfgoed te beschermen tegen verdere overname en vernieling door Israël.
Al-Khalil is een belangrijke Palestijnse stad op de Westelijke Jordaanoever, en met een historie van ruim vijfduizend jaar een van de oudste steden ter wereld. De strategische ligging op een kruispunt van karavaanroutes maakte de stad tot bloeiend centrum van handel en industrie, onder de hoede van opeenvolgende heersers die er hun sporen achterlieten: het cultureel erfgoed.
Anno 2017 is Al-Khalil een van de schrijnendste voorbeelden van Palestijnse steden die zuchten onder vijftig jaar Israëlische militaire bezetting. Temidden van 215 duizend Palestijnen heeft Israël een joodse kolonie gesticht, bewoond door circa zevenhonderd Israëli’s. Het Israëlische leger is met veel machtsvertoon aanwezig om de joodse kolonisten ruim baan te geven ten koste van de lokale Palestijnse bevolking; die wordt onderdrukt met fysiek geweld en een permanent systeem van checkpoints, versperringen en verboden. Hele straten zijn door het leger afgesloten en ontvolkt. Door Israëlische kolonisten en militairen worden daarbij vernielingen aangericht aan het stedelijk erfgoed; daarbij is sprake van ernstige escalatie.
De UNESCO-resolutie heeft als doel dat erfgoed te beschermen. Met name uit de Mamlukse periode (1250-1517) resteren zeldzame stedelijke monumenten en patronen. Daarnaast zoeken de Palestijnen bescherming voor de historische Ibrahimi-moskee, een complex dat de vermeende graven bevat van Abraham (Ibrahim) en vijf andere aardsvaders en -moeders. Deze zogenoemde Grot van de Patriarchen is vanouds een belangrijke pelgrimsbestemming. De Palestijnen vrezen toenemende Israëlische inbreuk op hun zeggenschap over het complex. Eerder confisqueerde Israël een deel van de Ibrahimi-moskee; daarin werd een synagoge gevestigd.
UNESCO bevestigt nu dat de oude stad en de Ibrahimi-moskee Palestijns Werelderfgoed zijn. Eerder werden de Geboortekerk van Bethlehem en de Haram al-Sharif met de Al-Aqsa-moskee in Oost-Jeruzalem al als zodanig erkend. Een woordvoerder van het Palestijnse ministerie van Buitenlandse Zaken noemde de aanvaarding van de resolutie ‘correct en logisch’ en benadrukte de onverantwoorde wijze waarop Israël als bezettende macht met de stad en haar bewoners en erfgoed omgaat.
In Israël werd furieus gereageerd. Het land had zich uitgesloofd om in samenspel met de VS de stemming te beïnvloeden, maar faalde daarin. Naar slecht gebruik regende het daarna scheldkannonades vanuit de Israëlische regering aan het adres van UNESCO, waarbij de VN-organisatie en de resolutie antisemitisch werden genoemd omdat ze de ‘joodse band met Hebron’ zouden negeren. Daar gaat de resolutie echter niet over; die erkent het Werelderfgoed van Al-Khalil als Palestijns – in tegenstelling tot Israëlisch. In het licht van de escalerende Israëlische kolonisering is dat een belangrijke piketpaal.
De extreemrechtse Onderwijsminister Bennett, voorzitter van Israëls UNESCO-comité, zinspeelde op het verbreken van de samenwerking met UNESCO, nadat premier Netanyahu de inmiddels gebruikelijke boete had opgelegd. Elke VN-resolutie die de Israëli’s niet zint wordt bestraft met inhouding van miljoenen dollars op de jaarlijkse contributie. Dit was de vierde strafkorting sinds december 2016, samen goed voor tien miljoen dollar. Israël nadert het punt dat het niets meer betaalt en zijn stemrecht verliest.
Een paar dagen eerder nam UNESCO’s World Heritage Committee al een resolutie aan waarin de organisatie herbevestigde dat de door Israël uitgeroepen soevereiniteit over Oost-Jeruzalem niet wordt erkend. De resolutie definieert Israël als ‘Occupying Power’ die zich op grote schaal schuldig maakt aan illegale activiteiten, waaronder opgravingen, ondertunneling, commerciële projecten en openbare werken.
Ook naar aanleiding van die resolutie regende het Israëlische verwijten aan het adres van UNESCO, waarbij ditmaal de band tussen joden en Jeruzalem werd aangevoerd om de Israëlische bezetting van het oostelijke stadsdeel en de geleidelijke ontvolking en grootschalige vernielingen die daarmee gepaard gaan te legitimeren. Feit is dat de Israëlische argumenten in strijd zijn met het internationaal recht en door de internationale gemeenschap niet worden aanvaard. Dat kan niet vaak genoeg bevestigd worden. Vanuit dat oogpunt is ook deze resolutie van wezenlijk belang.