Voor de tweede maal heeft het Internationaal Gerechtshof Israël maatregelen opgelegd. Hiermee wil het hof een genocide in Gaza voorkomen. Maar met de moord op zeven internationale hulpverleners maakt Israël opnieuw duidelijk geen boodschap aan het hof te hebben.
Israël dient direct grootschalige humanitaire hulp tot Gaza toe te laten om acute uithongering van de bevolking te voorkomen. Ook dient het zijn leger te weerhouden van schendingen van de rechten van de Palestijnen. Binnen een maand moet Israël aan het hof verslag uitbrengen van de genomen maatregelen.
Dat is de kern van de verscherpte maatregelen die het Internationaal Gerechtshof op 28 maart instelde tegen Israël. Ze vormen een uitbreiding van de ‘tijdelijke maatregelen’ die het hof al op 26 januari aan Israël oplegde. Beide maken deel uit van de ‘genocide-zaak’ die Zuid-Afrika eind december 2023 tegen Israël aanspande.
Op 26 januari beoordeelde het hof het risico dat Israël zich in Gaza schuldig maakt aan genocide als ‘plausibel’. Om te voorkomen dat die zich hangende de behandeling van de zaak zou voordoen, besloot het tot tijdelijke maatregelen. Daar heeft Israël niet aan voldaan. Om die reden verzocht Zuid-Afrika het hof op 6 maart om aangescherpte maatregelen. Dat verzoek is nu toegekend.
In zijn uitspraak van 28 maart onderbouwt het hof de noodzaak voor die aanscherping in detail, verwijzend naar de vele alarmerende cijfers en rapporten over de ontwikkelingen in Gaza sinds 26 januari. Samengevat: er speelt zich in Gaza een humanitaire ramp af die in omvang en ernst blijft toenemen; als niet onmiddellijk wordt ingegrepen, staat Gaza en de wereld een onvoorstelbare catastrofe te wachten.
Het hof waarschuwt dat hongersnood niet ’slechts’ een risico vormt, maar zich inmiddels voordoet. Volgens cijfers van VN-organisatie OCHA waren per 25 maart al 31 Palestijnen, onder wie 27 kinderen, omgekomen van honger en dorst. OCHA schat dat ten minste 50 duizend kinderen ernstig ondervoed zijn. Ook wijst het hof op een update van het VN-kinderfonds UNICEF van 15 maart, waarin werd vastgesteld dat in Noord-Gaza 31 procent van de kinderen onder twee jaar ondervoed is. Dat betekent een verdubbeling ten opzichte van januari.
EU-buitenlandchef Josep Borrell beschreef de Israëlische strategie achter deze cijfers op 13 maart als ‘uithongering als oorlogswapen’. Hij refereerde aan de kilometerslange file van vrachtwagens met hulpgoederen die door Israël worden tegengehouden.
Op 23 maart sprak VN-chef António Guterres onder verwijzing naar die file van ‘een morele schande’. Tijdens een bezoek aan de grensovergang tussen Egypte en de Gazastrook bij Rafah eiste hij dat Israël de onbelemmerde toegang van humanitaire goederen in heel Gaza garandeert.
Het Internationaal Gerechtshof droeg Israël op 28 maart op om per direct alle toegangen tot Gaza te openen, en de capaciteit daarvan uit te breiden. Maar een week later heeft Israël daar geen gehoor aan gegeven.
Erger, afgelopen maandag doodde het Israëlische leger in Gaza zeven internationale hulpverleners van World Central Kitchen (WCK) die juist een konvooi voedsel voor de hongerende bevolking hadden afgeleverd. Gevolg: de organisatie staakte per direct haar activiteiten in Gaza, en schepen die voor de kust van Gaza op aflevering van voedsel wachtten keerden met lading en al terug naar Cyprus.
Deze donderdag heeft ook de Amerikaanse hulporganisatie Anera haar werkzaamheden gestaakt. Al eerder werd van deze organisatie een werknemer gedood bij een Israëlische luchtaanval. Volgens VN-organisatie OCHA kwamen tot dusver 224 hulpverleners om, naast 484 artsen en ander medisch personeel.
Eerder al weigerde Israël nog langer samen te werken met de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen UNRWA, waardoor de hongersnood van de bevolking van met name Noord-Gaza nog nijpender werd. Dat maakte de activiteiten van WCK en Anera des te noodzakelijker. De onontkoombare conclusie is dat Israël zich van niets en niemand iets aantrekt en de uithongering van de bevolking van Gaza voortzet. De komende weken dreigt zich onder de 2,3 miljoen inwoners de voorspelde catastrofe te voltrekken.
De handelwijze van Israël zou direct tot strafmaatregelen van de internationale gemeenschap moeten leiden, temeer daar de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof van 28 maart, net als die van 26 januari, juridisch bindend is. Waar Israël de baanbrekende adviesopinie van het Gerechtshof uit 2004 (over de ‘Afscheidingsmuur’ en de illegaliteit van de Israëlische nederzettingen) als ‘niet bindend’ twintig jaar kon negeren, kan het dat nu niet. Het tweemaal negeren van bindende maatregelen zal hard doorklinken in het eindvonnis van het Gerechtshof, en op korte termijn bijdragen aan Israëls groeiende isolement en pariastatus.
Gezien het belang publiceren we een (licht geredigeerde) vertaling van de op 28 maart tegen Israël ingestelde maatregelen:
In overeenstemming met zijn verplichtingen op grond van het Genocideverdrag; en gezien de verslechterende levensomstandigheden van de Palestijnen in Gaza; in het bijzonder de verspreiding van hongersnood en ondervoeding; dient Israël:
(a) Alle nodige en effectieve maatregelen te treffen die ongehinderde en grootschalige verstrekking van hulp aan Palestijnen in heel Gaza garanderen. Dit zonder vertraging en in volledige samenwerking met de Verenigde Naties.
Het betreft de verstrekking van dringend noodzakelijke basisdiensten en humanitaire bijstand – waaronder voedsel, water, elektriciteit, brandstof, onderdak, kleding, hygiëne en sanitaire voorzieningen –, alsmede medische benodigdheden en zorg.
Israël dient hier onder meer aan te voldoen door het aantal toegangen tot Gaza uit te breiden, hun capaciteit te vergroten, en deze zo lang als nodig open te houden.
(b) Met onmiddellijke ingang te verzekeren dat zijn leger geen acties uitvoert – waaronder het verhinderen van dringend noodzakelijke humanitaire hulp – die inbreuk maken op de rechten van de Palestijnen in Gaza. De Palestijnen gelden onder het Genocideverdrag als beschermde groep.