Tijdens de Mars van Terugkeer-demonstraties in Gaza schonden Israëlische militairen het internationaal recht door meer dan 180 betogers te doden en duizenden demonstranten te verminken, concludeert een onderzoekscommissie van de VN. De bij de VN aangesloten landen dienen maatregelen te nemen om herhaling te voorkomen en verantwoordelijken te vervolgen.
Israëlische militairen schonden het internationaal humanitair recht en de universele mensenrechten door tijdens de wekelijkse demonstraties in Gaza met scherpe munitie op Palestijnse betogers te schieten. Op grote schaal doodden en verminkten zij demonstranten die geen enkel gevaar voor hen vormden. Onder de slachtoffers waren kinderen, gehandicapten, journalisten en medisch hulpverleners. Het bewust doden van een burger die niet aan vijandelijkheden deelneemt geldt als een oorlogsmisdaad.
De Israëlische autoriteiten hebben nagelaten serieus onderzoek naar de schendingen te doen, verantwoordelijken structureel te vervolgen en slachtoffers genoegdoening te verschaffen. Alle bij de VN aangesloten landen hebben de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat aan de onrechtmatige praktijken een eind wordt gemaakt en sancties worden getroffen tegen de schuldigen.
Dit zijn de voornaamste bevindingen van een door de VN-Mensenrechtenraad ingestelde onafhankelijke commissie, die onderzoek deed naar het geweld rond de wekelijkse Palestijnse demonstraties in Gaza in het kader van de ‘Grote Mars van Terugkeer’. De conclusies en aanbevelingen hebben grote betekenis voor de Nederlandse regering, die tot dusver weigerde het Israëlische geweld te veroordelen, daarbij gesteund door een meerderheid van de Tweede Kamer. Alvorens een veroordeling uit te spreken en maatregelen in te stellen wilde minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken een onafhankelijk onderzoek afwachten. Dat onderzoek is er nu. SP-Kamerlid Sadet Karabulut heeft Blok inmiddels in schriftelijke vragen om een reactie gevraagd.
De VN-Mensenrechtenraad besloot op 18 mei 2018 de onafhankelijke commissie in het leven te roepen. Die onderzocht alle vermeende schendingen van het internationaal humanitair recht en de universele mensenrechten tijdens de demonstraties in de periode 30 maart 2018 (de eerste demonstratie) tot en met 31 december 2018. Niet alleen de betrokkenheid van Israël, ook die van Hamas, de feitelijke machthebber in Gaza, werd onderzocht.
Israël weigerde aan het onderzoek mee te werken. Het wilde geen informatie verstrekken en weigerde de onderzoekers toe te laten tot Israël, Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Ook Egypte weigerde hen op het laatste moment de toegang tot Gaza. Niettemin sprak de commissie met honderden slachtoffers, getuigen en andere betrokkenen. Daarnaast analyseerde zij videomateriaal en duizenden documenten. Op 28 februari publiceerde de commissie haar eindrapport. Diezelfde dag verscheen een persbericht. Op 18 maart biedt de commissie haar rapport officieel aan de Mensenrechtenraad aan.
Wat betreft het Israëlische geweld concentreerden de onderzoekers zich op het gebruik van scherpe munitie: 183 van de 189 gedode Palestijnen en 6106 van de meer dan 23 duizend gewonden werden met scherpe munitie neergeschoten. De onderzoekers gingen de omstandigheden na waaronder alle gedode demonstranten en driehonderd gewonden werden neergeschoten. In hun rapport documenteren ze een groot aantal gevallen.
De Mensenrechtenraad zette acht op beeld vastgelegde voorbeelden op een rij van Palestijnen die door Israëlische scherpschutters werden neergeschoten terwijl zij geen enkele bedreiging vormden. Onder hen is een journalist. [c] VN-Mensenrechtenraad
Op twee gevallen na, waarin het gedrag van de betreffende demonstranten gekwalificeerd zou kunnen worden als ‘deelname aan vijandelijkheden’ of ‘een directe bedreiging voor Israëlische militairen’, was het gebruik van scherpe munitie onrechtmatig (unlawful), constateert de commissie. Bovendien bevonden veel van de neergeschoten demonstranten zich op grote afstand (tot een kilometer toe) van het zogenoemde ‘grenshek’ en de Israëlische scherpschutters. In een aantal gevallen namen zij niet eens deel aan de demonstraties. Het gebruik van wat de commissie ‘potentieel dodelijk geweld’ noemt is onder internationaal recht alleen toegestaan als er sprake is van een directe, levensgevaarlijke bedreiging. Daarvan was, mogelijk dus op een enkele uitzondering na, geen sprake.
Volgens de commissie zijn er duidelijke aanwijzingen dat Israëlische militairen zich schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden. Bovendien zijn er sterke aanwijzingen dat er sprake is geweest van misdaden tegen de mensheid.
Speciale aandacht besteden de onderzoekers aan het doden van kinderen, gehandicapten, journalisten en medisch personeel, bevolkings- en beroepsgroepen die onder internationaal recht specifieke bescherming genieten. Onder de 183 doden waren 35 kinderen, zeker vijf gehandicapten (onder wie een man in een rolstoel), twee journalisten en drie medisch hulpverleners. Onder de 6106 gewonden die met scherpe munitie werden neergeschoten waren 940 kinderen, 39 journalisten en 39 medisch hulpverleners. De journalisten en hulpverleners waren door hun kleding duidelijk als zodanig herkenbaar en bevonden zich veelal op grote afstand van de militairen.
Eind december besteedden wij in dit kader aandacht aan het onderzoek van The New York Times naar het doodschieten van medisch hulpverleenster Razan al-Najjar, die zich op 110 meter afstand bevond van de militair die haar doodde. Uit de reconstructie van de krant bleek dat de militair op een groep aan traangas blootgestelde demonstranten schoot die door Al-Najjar en collega’s werd verzorgd. Een oorlogsmisdaad, oordeelde een Amerikaanse deskundige die door de krant werd geraadpleegd.
In een mondelinge toelichting op het nu verschenen rapport stelt een van de onderzoekers onomwonden dat Israëlische militairen welbewust kinderen, gehandicapten en journalisten neerschoten:
We are saying that they have intentionally shot children, they have intentionally shot people with disabilities, they have intentionally shot journalists, knowing them to be children, people with disabilities, and journalists.
Onder de gewonden zijn circa 21 personen die voor het leven verlamd zijn geraakt, schrijft de commissie. Daarnaast moesten van 122 personen, onder wie twintig kinderen, één of meer ledematen worden geamputeerd. Van de duizenden gewonden houden velen andere blijvende handicaps over aan hun verwondingen.
In eerdere artikelen schreven we over twee Palestijnse topsporters die hun carrières in de knop gebroken zagen en die nu ook door de commissie worden genoemd: de wielrenner Ala’a al-Dali en de voetballer Muhammad Khalil. Laatstgenoemde bevond zich op 150 meter van het grenshek en maakte met zijn telefoon een filmpje van zichzelf toen een kogel een van zijn knieën doorboorde en zijn andere knie brak. Ala’a al-Dali bevond zich op driehonderd meter van het hek terwijl hij, gekleed in wielerkledij en zijn fiets aan de hand, naar de demonstraties keek en in een been werd geschoten. Acht operaties konden amputatie niet voorkomen.
Los van het medische leed hebben deze verwondingen vaak nog ingrijpende andere gevolgen. Veel slachtoffers zijn niet meer in staat te werken, waardoor gezinnen of zelfs hele families die afhankelijk van hen zijn in problemen raken. In plaats van voor de gezinnen of families te zorgen, zijn zij het die nu zorg behoeven.
De commissie bekritiseert het gebruik van ‘zware’ munitie door de Israëlische scherpschutters. The Rights Forum wijdde onlangs een artikel aan het gebruik van deze zogenoemde high velocity-munitie, die verschrikkelijke verwondingen veroorzaakt. Hoewel organisaties als Artsen zonder Grenzen, de Wereldgezondheidsorganisatie en Amnesty International al in april 2018 groot alarm sloegen, bleven de scherpschutters de munitie gebruiken.
De onderzoekers bekritiseren ook de schietinstructies (rules of engagement) die het Israëlische leger hanteerde (en nog hanteert). Daarin heet het dat de scherpschutters demonstranten ‘die direct deelnemen aan vijandelijkheden’ neer mochten schieten en ‘de belangrijkste opstokers’ in de benen konden schieten. Die instructies werden ruim opgevat. De commissie oordeelt, zoals hierboven al gesteld, dat het gebruikte geweld, uitzonderingen daargelaten, niet gerechtvaardigd was.
Kritiek is er ook voor het Israëlische Hooggerechtshof, dat in mei 2018 de handelwijze van het leger rechtvaardigde en petities van zes mensenrechtenorganisaties aan de kant schoof – we schreven er eerder over. Het hof stelde dat het door het leger gebruikte geweld ‘in principe toegestaan is, afhankelijk van aantoonbare noodzaak en proportionaliteit’. De commissie verwijt het hof niet te hebben nagegaan wat in politiek en leger onder ‘noodzaak en proportionaliteit’ werd verstaan en hoe de schietinstructies in de praktijk werden gebruikt. De commissie roept Israël met nadruk op het schieten op protesterende burgers die geen directe bedeiging vormen te staken en de schietinstructies te herzien.
De Israëlische regering en haar internationale hulptroepen deden er het afgelopen jaar alles aan om het beeld ingang te doen vinden dat de demonstraties georganiseerd waren door Hamas, en bedoeld waren om in Israël dood en verderf te zaaien. De commissie maakt korte metten met die propaganda. Ze schrijft dat de demonstraties het initiatief waren van de Palestijnse journalist en dichter Ahmad Abu Artema. Hij wekte er groot enthousiasme mee en binnen enkele weken stelde hij samen met een groep collega-activisten een manifest op voor een vreedzame ‘Grote Mars van Terugkeer en het Breken van de Blokkade van Gaza’.
Een nationaal comité en een twaalftal subcomités bogen zich vervolgens over de organisatie. Daarin waren alle sectoren van de Palestijnse samenleving vertegenwoordigd, van sociale en culturele organisaties tot groeperingen van vrouwen en studenten. Ook vertegenwoordigers van vijf politieke partijen, waaronder Hamas en Fatah, kregen een plek in de comités. Uitgangspunt was dat de demonstraties ‘van begin tot eind vreedzaam’ waren.
De onderzoekers beoordelen de demonstraties als ‘burgerlijk van karakter, met duidelijk omschreven politieke doelen, en ondanks enkele significante gewelddadigheden geen strijd of militaire campagne’. Onder de 183 gedode Palestijnen waren volgens de commissie weliswaar ‘zeker 29’ Palestijnen die waren aangesloten bij ‘gewapende groepen’ (met name de militaire takken van Hamas en Islamitische Jihad, die overigens niet betrokken waren bij de organisatie van de demonstraties), maar dat gaf Israël niet het recht hen te doden terwijl zij ongewapend en vreedzaam demonstreerden.
De commissie heeft één incident vastgesteld waarbij een Palestijn met een geweer in de richting van het grenshek schoot. Onduidelijk is of hij tot een militante groepering behoorde. Het Israëlische leger reageerde direct met zwaar tank- en geweervuur, dat 21 Palestijnen het leven kostte.
Aan Israëlische zijde raakten tijdens de demonstraties vier militairen gewond. Zij werden geraakt door stenen of molotovcocktails. Daarnaast werd op een van de demonstratiedagen een Israëlische militair gedood door een Palestijnse scherpschutter, maar dat stond los van de demonstraties.
Het gooien van stenen – en soms molotovcocktails – in de richting van het grenshek en de daarachter verschanste Israëlische militairen kwam voor rekening van een minderheid van demonstranten. Hetzelfde geldt voor het verbranden van autobanden (om de militairen het zicht te ontnemen) en het wegslepen van de rollen prikkeldraad die het Israëlische leger op het grondgebied van Gaza had gedeponeerd. Zulke activiteiten werden georganiseerd door zelfbenoemde ‘eenheden’ die hun activiteiten onder meer via Facebook organiseerden, aldus de onderzoekers. Voor aansturing door gewapende groeperingen hebben zij geen aanwijzingen gevonden.
Vanaf april lieten deze ‘eenheden’ ook ballonnen en vliegers met brandbaar materiaal op, die in Israël grote schade aanrichtten aan akkers en natuurgebieden. Na 14 mei, de dag waarop Israëlische scherpschutters zestig demonstranten doodden, werden de vliegers en ballonnen vaker ingezet. Ook doorbraken groepjes demonstranten meermalen het grenshek; eenmaal staken zij een droge berm in brand alvorens terug te rennen. Op 12 oktober doorbrak een twintigtal demonstranten het hek. Zij werden direct onder vuur genomen en een van hen vond de dood.
De bewoners van nabijgelegen Israëlische dorpen gingen gebukt onder de angst dat grote aantallen demonstranten zouden proberen het grenshek te doorbreken, schrijft de commissie. Daarnaast hadden zij te lijden onder de branden, waarbij ook eigendommen als schuren verloren gingen. Enkele leden van het Palestijnse organiserende comité, onder wie de afgevaardigde van Hamas, verdedigden na verloop van tijd de inzet van ballonnen en vliegers of moedigden die aan. De commissie verwijt Hamas, als de feitelijke bestuurder van Gaza, het inzetten van de vliegers en ballonnen niet te zijn tegengegaan en het verwonden van de vier militairen niet te hebben voorkomen.
De commissie stelt dat Israël verplicht is alle vermeende misdaden en schendingen van het recht door zijn militairen te onderzoeken, verdachten te berechten, schuldigen te straffen en slachtoffers genoegdoening te verschaffen. Zij wijst er daarbij op dat de verantwoordelijkheid voor het onrechtmatig doden en verwonden van Palestijnse burgers niet alleen bij de betrokken militairen en hun commandanten ligt, maar ook bij degenen die de rules of engagement opstelden en goedkeurden.
Tot dusver heeft de Israëlische regering verzuimd de vermeende misdaden en rechtenschendingen serieus te onderzoeken, schrijft de commissie. Het Israëlische leger heeft de dood van enkele Palestijnen intern onderzocht, maar strafrechtelijk onderzoek is slechts in vijf gevallen ingesteld, terwijl uit het onderzoek ten overvloede blijkt dat talloze andere gevallen in hoge mate vergelijkbaar zijn.
De slachtoffers zelf staan machteloos. Israël heeft het de bevolking van Gaza wettelijk onmogelijk gemaakt zich voor genoegdoening tot Israëlische rechtbanken te wenden. Hoe gegrond hun zaak ook moge zijn, door Gaza tot ‘vijandig gebied’ te verklaren heeft Israël hen afgesneden van de mogelijkheid in het land hun recht te halen.
In haar aanbevelingen richt de commissie zich nadrukkelijk tot de internationale gemeenschap. Zij roept alle landen die bij de VN zijn aangesloten op om in Israël en bezet Palestijns gebied naleving van het internationaal humanitair recht te verzekeren, in overeenstemming met hun verplichtingen krachtens artikel 1 van de Conventies van Genève. Daarnaast worden zij opgeroepen alles in het werk te stellen om herhaling van de rechtenschendingen te voorkomen, bijvoorbeeld door het instellen van een onafhankelijk internationaal monitoringsmechanisme.
Alle VN-leden dienen verder te overwegen individuele sancties op te leggen – bijvoorbeeld een reisverbod of bevriezing van tegoeden – aan personen die door de commissie als verantwoordelijken zijn aangewezen. Bovendien herinnert de commissie alle landen die partij zijn bij de Conventies van Genève en/of het Statuut van Rome aan hun verplichting om verantwoordelijken te arresteren en vervolgens te berechten of het land uit te zetten. Als lid van de VN en partij bij zowel de Conventies als het Statuut zijn al deze aanbevelingen op Nederland van toepassing.
De commissie heeft een overzicht opgesteld van personen die naar haar mening verantwoordelijk zijn voor de geconstateerde rechtenschendingen, en heeft de Hoge VN-Commissaris voor de Mensenrechten toestemming verleend het ter beschikking te stellen van landen of internationale gerechtshoven die besluiten onderzoek in te stellen. Ook hoofdaanklaagster Fatou Bensouda van het Internationaal Strafhof, waar een verkennend onderzoek loopt naar ‘de situatie in Palestina’, heeft toegang tot dit vertrouwelijke materiaal.
De overige aanbevelingen van de commissie hebben betrekking op urgente steun voor de medische sector in Gaza. De stroom gewonden, die veelal gespecialiseerde en langdurige hulp nodig hebben, zou in ieder land voor overbelasting van de medische voorzieningen zorgen, laat staan in Gaza, dat sinds bijna twaalf jaar gebukt gaat onder de wurgende Israëlische blokkade en waar op medisch en ander gebied tekorten aan bijna alles bestaan.
De stroom gewonden had tot gevolg dat achtduizend geplande ‘reguliere’ operaties moesten worden uitgesteld, terwijl duizenden gewonde demonstranten nog op vervolgoperaties wachten. Personen die dringend behandeling nodig hadden in ziekenhuizen in Oost-Jeruzalem of op de Westelijke Jordaanoever kregen (en krijgen) daarvoor slechts mondjesmaat toestemming van de Israëlische autoriteiten. Meer dan eens kwamen patiënten daardoor te overlijden, schrijft de commissie.
De commissie roept Israël op de blokkade van Gaza op te heffen en alle belemmeringen voor adequate medische voorzieningen voor de bevolking van Gaza weg te nemen. Hamas en de Palestijnse Autoriteit worden opgeroepen de aanvoer van medicijnen en medische apparatuur te coördineren, en alle bij de VN aangesloten landen om te helpen bij het op peil brengen van de medische sector. Alleen op die manier kan een eind worden gemaakt aan de structurele noodtoestand die de medische sector van Gaza in de greep heeft.