Afgelopen week vervolgde de commissie Buitenlandse Zaken haar Midden-Oostendebat. Minister Veldkamp onderstreepte de in elk opzicht Nederlandse onwil om Israël ter verantwoording te roepen.
Op dinsdag 21 januari hervatte de commissie Buitenlandse Zaken het debat over het Midden-Oosten. Tijdens de vorige ronde, op 18 december, waarover we eerder berichtten, bleven veel vragen over het beleid van minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp (NSC) onbeantwoord.
Een van de agendapunten was Veldkamps reactie op het rapport You Feel Like You Are Subhuman: Israel’s Genocide Against Palestinians in Gaza, waarin Amnesty International Israëls genocidale handelingen documenteert. In december oogstte Veldkamp forse kritiek. Hij had het rapport slechts tot pagina 100 gelezen, maar beweerde desondanks dat Amnesty ‘sjoemelde’ met de definitie van genocide. Kamerleden lieten zich niet afschepen. Want hoe kon hij dat zeggen, terwijl Amnesty precies dezelfde definitie hanteert die Nederland zelf gebruikt in de zaak Myanmar vs. Gambia?
Onder druk van Kati Piri (GroenLinks-PvdA) moest Veldkamp toegeven dat zijn uitspraak niet klopte, waarop hij een nieuwe uitweg in stelling bracht: het gebruik van een definitie is volgens hem iets anders dan het erkennen van genocide. Een woordspelletje om vooral het beestje niet bij de naam te hoeven noemen. Ondertussen stapelen de bewijzen van Israëls genocide zich op. Naast Amnesty documenteerden ook Human Rights Watch en Artsen zonder Grenzen het genocidale geweld.
De vraag om een reactie op het rapport ging vooral om de politieke consequenties: is het moment gekomen waarop Nederland moet erkennen dat er voldoende bewijs is om actie te ondernemen en genocide te voorkomen, zoals het Genocideverdrag voorschrijft? Veldkamp toverde een nieuwe aap uit zijn mouw: ‘Ik ben terughoudend in het gebruik van de term genocide [en] ontraadt om op de stoel van de rechter te gaan zitten’.
Die terughoudendheid schaadt. Nederland schiet hiermee tekort in zijn internationale verplichtingen. De Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV) stelt duidelijk: preventieve actie is vereist zodra ernstige schendingen zich aandienen – het afwachten van een juridische uitspraak is daarvoor niet nodig. Veldkamp weet dit ook; het staat zwart op wit in zijn eigen brief aan de Kamer.
En zo hoorden we het oude liedje: het kabinet kent de feiten en de regels. Waar het aan ontbreekt is de politieke wil om Israël ter verantwoording te roepen. En zolang een meerderheid van de Tweede Kamer dat aanvaardt, blijft Nederland zich steeds verder verwijderen van de rechtsorde.
Liever verschuift minister Veldkamp de aandacht naar humanitaire hulp. ‘Veel belangrijker vind ik hoe we ons als kabinet inzetten om de bevolking in Gaza te helpen,’ zei hij. Dat klinkt nobel, maar is in feite een afleidingsmanoeuvre. Natuurlijk, humanitaire hulp is cruciaal en moet zo snel mogelijk op grote schaal worden geboden, maar zonder de structurele oorzaken aan te pakken – zoals de blokkades, de bezetting en het systematische onrecht – blijft het bij symptoombestrijding, terwijl de dader buiten schot wordt gehouden.
De oppositie liet zich niet misleiden. SP-Kamerlid Sarah Dobbe raakte de kern: ‘De hongersnood in Gaza wordt bewust gecreëerd door Israël. Erkent de minister dat?’ Veldkamp antwoordde magertjes: ‘Ja, er komt te weinig voedsel binnen, maar de distributie wordt ook verstoord door Hamas en bendes.’
Wat hij niet zei is dat juist Israëls blokkade de oorzaak is van de wanhoop, de chaos, en de mensen die zich massaal op de schaarse vrachtwagens storten. Het gaat om een bewuste strategie. Daar komt nog bij dat Israël als bezettende macht verantwoordelijk is voor het handhaven van de orde. Dat een minister van Buitenlandse Zaken dergelijke elementaire feiten onbenoemd laat, toont niet alleen zijn strategie, maar degradeert het politieke debat als geheel.
Ook op het gebied van de financiering van UNRWA maakte de minister er een potje van. De oppositie vroeg waarom Nederland de toegezegde 15 miljoen euro nog steeds niet had overgemaakt aan de VN-organisatie die cruciale hulp biedt aan Palestijnse vluchtelingen. Veldkamp kwam niet verder dan bureaucratische smoesjes: ‘Dat bericht heeft mij nog niet bereikt’, ‘We maken dat normaal pas in juni over’, en ‘De begroting is nog niet geaccepteerd’. Alles om maar geen inhoudelijk antwoord te hoeven geven.
Minister Caspar Veldkamp
Toen Jan Paternotte (D66) hem confronteerde met de gevolgen van de vertraging – zoals UNRWA-medewerkers die geen salaris meer krijgen – haalde Veldkamp zijn schouders op. ‘Nederland hoeft zich niet te schamen,’ zei hij, ‘want onze bijdrage is groter dan die van China’. Dat het geld nog niet was betaald, is volgens hem een zaak van minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp Reinette Klever (PVV) – niet van hém.
Laurens Dassen (Volt) stelde de kernvraag: wat wil deze minister eigenlijk zelf? Veldkamp verzekerde dat het geld als het aan hem lag zo snel mogelijk wordt overgemaakt. Maar urgentie straalde hij niet uit. En dat terwijl hij er zelf zo op hamerde dat humanitaire hulp in Gaza harder nodig is dan ooit.
Zo werd het debat gekenmerkt door een terugkerend thema: het kabinet weigert in te grijpen. Sarah Dobbe (SP) vroeg bijvoorbeeld hoe de overheid van plan was op te treden tegen pensioenfondsen zoals het overheids-eigen ABP, die investeren in Israëlische bedrijven die betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen. De minister antwoordde met een verwijzing naar het ‘ontmoedigingsbeleid van de overheid’. Maar, zoals we eerder berichtten, heeft dat beleid geen effect.
Juridische adviezen die stellen dat handel met Israëls illegale nederzettingen in strijd is met het internationaal recht, zijn genegeerd. Sterker, die handel wordt door de overheid zelfs gepromoot. Daarop legde Veldkamp de bal bij de bedrijven en instellingen zelf, met als argument dat zij een ‘eigen verantwoordelijkheid’ dragen. Van echte wil om de handel te ontmoedigen is geen sprake.
Een ander voorbeeld van die laksheid is de zaak van Abed al-Attar (33), een Nederlander die al 15 maanden vastzit in Gaza na een familiebezoek. Israël weigert hem terug te laten keren onder het mom van ‘veiligheidsoverwegingen’. Veldkamp benadrukte dat hij de zaak ‘nauwlettend’ volgt en vertrouwt op zijn ‘goede contacten met Israëlische functionarissen’. Maar toen Stephan van Baarle (DENK) vroeg of hij Israël ooit stevig had aangesproken, kwam het voorspelbare antwoord: ‘scherpe vragen worden niet geschuwd, maar stille diplomatie is het effectiefste’.
Eric van der Burg, VVD-Kamerlid
Die diplomatie is echter zo stil dat je je afvraagt of Israël überhaupt weet dat er wordt gepraat. Zo blijft Veldkamp vasthouden aan een strategie die niets oplevert. Zoals Eric van den Burg (VVD) in het vorige debat treffend zei: ‘Als je doet wat je deed, krijg je wat je kreeg.’ Voor Abed betekent dat stilstand, machteloos toekijkend hoe hij ondanks de zogenaamde ‘bijzondere relatie tussen Nederland en Israël’ aan zijn lot is overgelaten.
Evenzo werden de dreigende sancties van de Amerikaanse president Donald Trump tegen het Internationaal Strafhof – dat door de Amerikanen wordt weggezet als een bedreiging voor Israëlische en Amerikaanse belangen – afgewimpeld met het excuus dat de details nog onduidelijk zijn. Aangekondigde maatregelen, zoals financiële blokkades en druk op bondgenoten om arrestatiebevelen tegen Israëlische leiders te negeren, worden amper serieus genomen.
Dit terwijl meerdere partijen opriepen tot een krachtig preventief standpunt. Want, zoals Derk Boswijk (CDA) terecht opmerkte: ‘Zelfs een light variant [van de sancties] zou al desastreus zijn.’ Toch koos Veldkamp – ondanks Nederlands verplichtingen – voor de laffe route: geen harde woorden, geen actie, alleen afwachten hoe het zich ontwikkelt.
Wat het debat opnieuw aantoonde, is hoe diep de politieke onwil is geworteld om het probleem – Israëls op vele vlakken onwettige optreden – bij de kern aan te pakken. Zelfs met het Amnesty-rapport in handen en de feiten glashelder op tafel, blijft de minister ontwijken. Het adresseren van de verwoestende impact van Israëls beleid in Gaza wordt bewust vermeden.
Ondertussen groeit de kloof tussen degenen die oprecht verontrust zijn, en een politiek die zich verschuilt achter strategische terughoudendheid. Die kloof ondermijnt niet alleen het vertrouwen in de overheid, maar toont vooral een pijnlijk selectief moreel kompas.
De vraag voor het Nederlandse buitenlandbeleid blijft: wiens lijden zien we en wiens levens laten we meetellen? Door Israël een morele uitzonderingspositie te blijven gunnen, bestendigt Nederland niet alleen een gewelddadige status quo, maar toont het vooral het hypocriete eigen gezicht. Pas wanneer Palestijnse rechten onvoorwaardelijk centraal worden gesteld en Israëls koloniale politiek expliciet wordt erkend en gesanctioneerd, kan het internationaal recht doen waarvoor het is ingesteld: de bescherming van mensenrechten. Maar precies dat noodzakelijke gesprek blijft Veldkamp ontwijken. En daarin schuilt zijn diepste falen.