Het zijn veelal herhalingen van door de Israëlische regering gebruikte argumenten, bedoeld om de UNRWA en de rechten van de vluchtelingen te ondermijnen. De argumenten gedijen in een klimaat dat wordt gekenmerkt door een gebrek aan kennis over de vluchtelingenkwestie. We gaan kort in op de meest gehoorde non-argumenten.
‘De UNRWA houdt het vluchtelingenprobleem in stand.’
Een onjuiste bewering. De UNRWA is in 1949 opgericht als tijdelijk hulporgaan voor de driekwart miljoen van huis en haard verdreven Palestijnen, in afwachting van hun spoedige terugkeer en/of compensatie. De verantwoordelijkheid voor het uitblijven daarvan ligt primair bij Israël, en daarnaast bij de internationale gemeenschap, die ervoor heeft gekozen het lot van de vluchtelingen afhankelijk te maken van onderhandelingen met hun oppermachtige overheerser, die hun rechten afwijst.
De UNRWA speelt in dit geheel de rol die haar in 1949 is toebedeeld: die van tijdelijke hulpverlener en ontwikkelingswerker voor een groeiende populatie ontheemden. Daarmee neemt de organisatie Israël een deel van de verplichting uit handen om in de Palestijnse gebieden zorg te dragen voor het elementaire welzijn van de onder bezetting levende bevolking.
Het zijn de politieke actoren die het vluchtelingenprobleem in stand houden. Daartoe behoort ook de Nederlandse regering. Die heeft altijd de status quo gepropageerd, en de eerdergenoemde oproep tot actie van de Adviesraad Internationale Vraagstukken naast zich neergelegd. Als logische consequentie is ze een loyale donor van de UNRWA, maar de vraag blijft wanneer voor kabinet en parlement de tijd is gekomen om in plaats van geld voor hulpverlening een werkelijke bijdrage te leveren aan de oplossing van de vluchtelingentragedie.
‘Het is belachelijk dat er een aparte organisatie voor Palestijnse vluchtelingen bestaat.’
De UNRWA en de algemene VN-organisatie voor vluchtelingen UNHCR zijn beide kort na de Tweede Wereldoorlog opgericht. Waar de eerste steun bood aan de vluchtelingen uit Palestina, richtte de UNHCR zich op de Europese oorlogsslachtoffers. Beide hadden een tijdelijk karakter; hun voorziene levensduur was enkele jaren. Zeventig jaar later is de Palestijnse vluchtelingenkwestie alleen maar in omvang toegenomen, en is de UNHCR uitgegroeid tot een algemene vluchtelingenorganisatie.
Het is goed om naar de effectiviteit van twee op hetzelfde terrein werkzame organisaties te kijken. Maar dan wel op het geëigende podium en moment. In de huidige aanval op de UNRWA is ‘effectiviteit’ een non-argument. Onbezonnen kortingen op het UNRWA-budget leiden niet tot grotere effectiviteit, maar tot een rampzalige situatie voor miljoenen Palestijnen waaraan de UNHCR onmogelijk het hoofd kan bieden.
‘Waarom hebben nakomelingen van vluchtelingen recht op een vluchtelingenstatus?’
In 1949 is nauwkeurig gedefinieerd wie wel en niet in aanmerking komt voor het predicaat ‘vluchteling uit Palestina’. Daarbij is bepaald dat ook de nakomelingen van de eigenlijke vluchtelingen in aanmerking komen voor registratie bij de UNRWA. Het is aan die vluchtelingen zelf om te bepalen of zij daar gebruik van maken, en niet aan Nederlandse, Israëlische of Amerikaanse politici om hen hun recht op terugkeer en/of compensatie te ontzeggen.
Het is betreurenswaardig dat de internationale gemeenschap de vluchtelingenkwestie zo lang in stand heeft gehouden, met name voor de vluchtelingen zelf. De les daaruit is niet dat de volgende generatie dan maar haar status van vluchteling en recht op hulp moet worden ontnomen, maar dat een politieke regeling dringend geboden is.
‘Laat de Palestijnen integreren in de buurlanden.’
Een gemakzuchtige oproep, die voorbijgaat aan concrete ontwikkelingen, overeenkomsten, mogelijkheden en wenselijkheden, en bovenal aan de rechten van de vluchtelingen. Het is aan hen om te bepalen of ze in een buurland zouden willen ‘integreren’, niet aan Nederlandse politici om hen het recht op terugkeer/compensatie te ontzeggen. De vluchtelingen zelf hebben altijd gewaakt voor iedere situatie die Israël zou kunnen aangrijpen om hun recht op terugkeer/compensatie vervallen te verklaren. De Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) heeft daar lang geleden namens hen afspraken over gemaakt met de buurlanden.
De oproep gaat bovendien voorbij aan het feit dat circa 2,2 miljoen geregistreerde vluchtelingen niet in buurlanden, maar in de door Israël bezette Palestijnse gebieden wonen.
‘Na al die jaren geldt het recht op terugkeer niet meer.’
Het recht van de Palestijnse vluchtelingen op terugkeer en/of compensatie is volgens de VN ‘onvervreemdbaar’. Er bestaat geen wetmatigheid die bepaalt dat het vervalt als de daarvoor verantwoordelijke partijen de implementatie maar lang genoeg voor zich uit schuiven.
‘Laat de Arabische landen maar eens wat meer betalen.’
De UNRWA wordt op vrijwillige basis financieel gedragen door een groot aantal landen en andere donoren, die bereid en in staat zijn bij te dragen aan de idealen waar de VN- organisatie voor staat. Er bestaat geen verplichting tot sponsoring die kan worden opgelegd, en er is ook geen reden waarom Arabische landen meer dan andere landen op hun betalingsgedrag zouden moeten worden aangesproken.
Daarnaast is de suggestie dat de Arabische landen weinig bijdragen onheus. Landen als Saudi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten en Koeweit zijn loyale UNRWA-donoren. In 2016 was Saudi-Arabië met een bijdrage van 148 miljoen dollar na de VS (368 miljoen) en de EU (160 miljoen) de grootste donor van de UNRWA. De jaarlijkse bijdrage van Nederland bedroeg in de afgelopen jaren ongeveer 1,3 dollar per inwoner, voor de VS was dat 1,1 dollar en voor Saudi-Arabië 4,6 dollar.
Een debat over de financiering van de UNRWA is gezien de huidige ontwikkelingen niet alleen welkom, maar noodzakelijk. Maar dan wel op het juiste podium en op basis van feiten.
‘De UNRWA stimuleert terreur en antisemitisme.’
Deze beschuldiging is gebaseerd op incidenten. Zo zijn tijdens de laatste Gaza-oorlog lege UNRWA-schooltjes in Gaza enkele malen door Palestijnse strijdgroepen gebruikt om wapens te verstoppen en is eenmaal een tunnel onder een lege school ontdekt. Die vondsten zijn door de UNRWA zelf bekendgemaakt en betrokken UNRWA-medewerkers zijn ontslagen.
Daarnaast is de organisatie geregeld beschuldigd van opruiing en het aanzetten tot terrorisme naar aanleiding van passages in schoolboeken en berichten op sociale media van individuele medewerkers. Daarbij zij aangetekend dat een aanduiding van de verdrijving van 750 duizend Palestijnen in 1947-1949 als ‘een ramp’ in de ogen van criticasters al geldt als anti-Israëlisch of zelfs antisemitisch. De UNRWA onderzoekt beschuldigingen zonder uitzondering en neemt zo nodig maatregelen.
Opgemerkt zij nog dat niemand zich kan verbazen over radicalisering onder een bevolking die onder bezetting en/of in permanente onzekerheid en uitzichtloosheid leeft. Dat onderstreept de urgentie van een politieke oplossing. Het zagen aan de stoelpoten van de UNRWA heeft in dit opzicht een averechts effect.
‘Minister Kaag bezondigt zich aan belangenverstrengeling.’
Vanwege haar werkzaamheden voor de UNRWA in de periode 1998-2004, maar vooral vanwege haar huwelijk met een voormalige Palestijnse diplomaat, wordt minister Kaag belangenverstrengeling verweten: zij zou een ‘Palestijnenlover’ zijn en de Nederlandse UNRWA-bijdrage uit persoonlijke motieven versneld hebben uitbetaald. In de Kamer werd zij bovendien beschuldigd van het welbewust frustreren van de Amerikaanse UNRWA-politiek en het ‘vredesproces’.
Al voor haar aantreden kreeg Kaag een lastercampagne te verwerken, waarin haar familiesituatie breed werd uitgemeten. The Rights Forum pleit voor zuiverheid in het debat en het beoordelen van mensen op hun daden. Wij herinneren de politici in de Kamer in dit opzicht aan hun voorbeeldrol, en roepen hen op elkaar aan te spreken op ongepast gedrag.