‘Terreursalarissen’ worden ze genoemd, de betalingen die de Palestijnse Autoriteit doet aan Palestijnen in Israëlische gevangenissen en aan families van gedode Palestijnen. Volgens Israël betaalt de PA jaarlijks 307 miljoen euro aan ‘terroristen’ en vormen de betalingen een ‘perverse prikkel’. Maar klopt dat ook? The Rights Forum deed een factcheck.
Het is voor de Nederlandse zogenoemde Israël-lobby een permanente steen des aanstoots: de betalingen die de Palestijnse Autoriteit (PA) doet aan Palestijnse gedetineerden in Israëlische gevangenissen. In 2017 stelde Joël Voordewind (ChristenUnie) er Kamervragen over. In maart dit jaar deed hij dat nogmaals en diezelfde dag dienden ook VVD, CDA en SGP vragen in. In lobbykringen worden de betalingen een ‘perverse prikkel’ genoemd. Palestijnen zouden zich laten doodschieten of levenslang laten opsluiten uit geldelijk gewin, is het niet voor henzelf dan voor hun gezinnen.
Met name Voordewind pleitte ervoor de Nederlandse steun aan de PA te verminderen met het bedrag dat die hieraan uitgeeft. Het kabinet echter heeft geen bezwaar tegen betalingen aan gedetineerden en hun families, ‘zolang die transparant zijn en gebaseerd op sociaaleconomische behoefte, niet op de duur van de detentie’. Een deel van de betalingen van de PA loopt op naarmate iemand langer vast zit, en daarin kan volgens het kabinet inderdaad een perverse prikkel schuilen.
De Israëlische regering laat al jaren geen gelegenheid voorbijgaan om aanvallen van Palestijnen op Israëli’s terug te voeren op de betalingen. Volgens premier Netanyahu betaalt de PA jaarlijks ‘307 miljoen euro aan terroristen die joden doden’. Israël kondigde aan voor de PA geïnd belastinggeld in te gaan houden als de betalingen niet stoppen. In februari werd daartoe een wet aangenomen. De Israëlische regering roept alle betrokken landen op dit voorbeeld te volgen. De Verenigde Staten en Australië stopten dit jaar hun subsidie aan de PA, onder andere met het argument dat het afgelopen moest zijn met de ‘terroristenbetalingen’.
Volgens de kritische Israëlische website +972 is het doel van de Israëlische ophef drieledig: de PA afschilderen als terreursupporter, de aandacht afleiden van de eigen wanpraktijken, en het perspectief op nieuwe vredesonderhandelingen ondermijnen. Door de PA te beschuldigen gaat het debat immers niet over de belegering van de Gazastrook, de illegale Israëlische ‘nederzettingen’ op de bezette Westelijke Jordaanoever, de status van Jeruzalem, het recht van terugkeer van Palestijnse vluchtelingen en Israëls grootschalige schendingen van het internationaal recht en de mensenrechten.
Verwacht mag worden dat dit onderwerp ook in Nederland telkens weer door de Israël-lobby te berde zal worden gebracht. In een debat dat tot dusver wordt gekenmerkt door een gebrek aan feiten en een overschot aan oneigenlijke argumenten, luidt de vraag: hoe zit het nu precies met die ‘terreurbetalingen’?
Betalingen aan Palestijnse gedetineerden en nabestaanden van omgekomen strijders gaan terug tot de jaren zestig. De huidige betalingen zijn in 2004 vastgelegd in twee wetten van de PA. Het geld wordt beheerd door het ‘Palestinian Martyrs Fund’. Dat fonds verstrekt toelagen aan grofweg drie categorieën personen: (families van) Palestijnen die door Israël zijn gedood, verwond of gedetineerd. Voordat een discussie kan worden gevoerd over de betekenis van de betalingen, is het verstandig eerst naar de cijfers te kijken.
• Volgens onderzoek van The Washington Post ontvingen in 2017 13 duizend Palestijnse gedetineerden in Israëlische gevangenissen financiële steun. In totaal bedroeg die steun 140 miljoen euro. Op jaarbasis ontvingen de gevangenen gemiddeld 10.769 euro, op maandbasis 897 euro.
• Gevangenen krijgen naar de duur van hun vonnis betaald. De maandbedragen lopen op van 350 euro (1-3 jaar detentie) via 990 euro (5-15 jaar) tot 2975 euro (30 jaar en langer).
• Volgens The Washington Post ontvingen daarnaast zo’n 33.700 families, van wie er 19.700 in de Palestijnse gebieden wonen, zo’n 160 miljoen euro aan ‘martelaarsbetalingen’, wat per familie neerkomt op 4748 euro per jaar en 395 euro per maand.
• De ontvangers zijn niet alleen families van gedode Palestijnen. Vele duizenden families ontvangen een toelage omdat de kostwinner gewond is geraakt. Ook nabestaanden van kostwinners die bij een ongeval zijn omgekomen worden wel uit het fonds betaald. Families van ‘martelaren’, dat wil zeggen personen die omkwamen als gevolg van wat wordt genoemd ‘de strijd tegen de bezetter’, ontvangen zo’n 800 euro per maand.
Heeft Netanyahu gelijk? Betaalt de PA jaarlijks 307 miljoen euro aan ‘terroristen die joden doden’? En zo nee, valt dan te zeggen hoeveel geld er wél naar ‘terroristen’ gaat.
Volgens het onderzoek van The Washington Post bedroegen de betalingen uit het ‘Martelarenfonds’ van de PA in 2017 300 miljoen euro. Dat geld kwam ten goede aan gevangenen en families van ‘martelaren’ in allerlei soorten en maten: van kort tot lang gestraft, van nabestaanden van aanslagplegers tot familie van gewonden. Hoe de exacte verdeling tussen al deze categorieën ligt is niet duidelijk. De precieze cijfers worden volgens The Washington Post door zowel de PA als Israël bewust onder tafel gehouden.
Wel bekend is dat Israël in oktober 2018 5580 ‘security prisoners’ vasthield, vrijwel zonder uitzondering Palestijnen uit de bezette gebieden. Een kleine vijfhonderd van hen zitten in ‘administratieve detentie’ – gevangenschap zonder aanklacht, proces en veroordeling. Maar hoe dreigend het begrip security prisoner ook klinkt, een maatstaf voor ‘terrorisme’ is het niet.
Veel van de ‘security’-gedetineerden zitten vast vanwege hun (vermeende) politieke opvattingen, niet omdat ze concreet iets hebben misdaan. Anderen zijn veroodeeld vanwege wat in Nederland burgerlijke ongehoorzaamheid heet. Zo’n driehonderd van hen zijn kinderen, merendeels door militaire rechtbanken veroordeeld wegens het gooien van stenen naar bezettingstroepen of andere vormen van verzet – vers in het geheugen ligt de zaak van Ahed al-Tamimi. Palestijnse mensenrechtenorganisaties duiden alle ‘security’-gedetineerden aan als ‘politieke gevangenen’.
In een gesprek met The Rights Forum vertelde Akram Alayasa, hoofd Internationale Relaties van de Commissie voor Gevangenenzaken van de PA, eerder deze week dat het overgrote deel van de gevangenen een straf uitzit van minder dan vijf jaar. Daarbij gaat het hoe dan ook om relatief lichte vergrijpen. Valt er dan überhaupt nog iets te zeggen over de bedragen die de PA aan ‘terroristen’ betaalt?
The Washington Post slaat er met slim rekenwerk een beredeneerde slag naar. En komt daarmee uit op een bedrag van 53 miljoen euro, verstrekt aan personen die door Israël wegens terrorisme zijn veroordeeld en aan families van nabestaanden van omgekomen aanslagplegers. Dat is ruwweg éénzesde van het bedrag dat Netanyahu noemt en dat in Nederland door de Israël-lobby wordt gebruikt. Maar, zegt The Washington Post erbij, je kunt het naar believen verhogen door de definitie van ‘terrorisme’ te verruimen. Dan kun je in de buurt van honderd miljoen euro komen, of nog hoger, maar onmogelijk aan het door Netanyahu genoemde bedrag.
Van Palestijnse zijde wordt gesteld dat de mannen en vrouwen die door The Washington Post in de categorie ‘terroristen’ worden ingedeeld vrijheidsstrijders zijn. Zoals Israël de eigen strijders die rond de stichting van de staat aanslagen en grootschalig geweld pleegden als zodanig beschouwde – en dat voor menigeen een opstapje voor een glanzende politieke carrière bleek –, zo beschouwen zij de daden van hun ‘terroristen’ als verzet tegen de terreur van een langdurige overheersing. Onder internationaal recht geldt dat wie onder bezetting leeft het recht heeft zich te verdedigen tegen de overheerser, maar zich niet met geweld tegen burgers mag keren.
Akram Alayasa van de Commissie voor Gevangenenzaken benadrukt dat de overgrote meerderheid van de Palestijnen de ‘terroristen’ als vrijheidsstrijders beschouwt. Dat maakt het voor welke Palestijnse leider ook onmogelijk om de bijdragen aan gevangenen in Israëlische gevangenissen omlaag te brengen, stelt hij. De bevolking ziet het als een basisprincipe en een verantwoordelijkheid van het Palestijns leiderschap om te zorgen voor hen die tegen de bezetting strijden of hebben gestreden.
Daarnaast wordt er van Palestijnse zijde op gewezen dat Israël zijn militairen en hun familieleden betaalt voor hun ‘diensten’ in de bezetting, en daarnaast nabestaanden van gedode militairen financieel steunt. De weduwe van een Israëlische militair kan bijvoorbeeld een maandelijkse bijdrage van de staat verwachten van minstens 1665 euro. Een kind van een overleden militair krijgt bij zijn of haar huwelijk een bedrag van 25 duizend euro en ruim 20 duizend euro wanneer hij of zij een huis koopt. En zo zijn er meer financiële regelingen, ook voor ouders van omgekomen militairen. Op zijn beurt definieert Israël het geweld van zijn militairen tegen burgers in bezet gebied niet als ‘terreur’, maar als ‘zelfverdediging’.
Terrorist of vrijheidsstrijder, het is een klassieke discussie. Duidelijk moge hoe dan ook zijn dat in een conflict waarin de machtsverhoudingen zo scheef zijn als in het Israëlisch-Palestijnse, het onredelijk is om geweld van de bevolking die onder bezetting leeft te framen als ‘terrorisme’ en het geweld van de bezettende macht als ‘noodzakelijke zelfverdediging’.
De koppeling tussen de hoogte van de betalingen en de duur van de detentie van Palestijnse gevangenen is een bron van onbegrip. De Nederlandse regering stelt, zagen we hierboven, dat de betalingen gebaseerd dienen te zijn op sociaaleconomische behoefte. Van het verhogen van de bedragen naarmate iemand langer vast zit, kan volgens het kabinet een ‘perverse prikkel’ uitgaan.
Akram Alayasa stelt allereerst dat de bedragen die de PA aan gevangenen betaalt deels noodzakelijk zijn voor hun primaire levensbehoeften. De omstandigheden in de gevangenissen verslechteren voortdurend en de gedetineerden zijn in de gevangeniswinkels, waar de prijzen circa tweemaal zo hoog liggen als buiten de gevangenis, veel geld kwijt om aan enigszins fatsoenlijk voedsel en kleding te komen. Via deze gevangeniswinkels vloeit een substantieel deel van de betalingen overigens direct naar de Israëlische staatskas. Daarnaast moeten familieleden vaak hoge kosten maken om de gevangenen te bezoeken. Tenslotte biedt het bedrag de familie enige compensatie voor het wegvallen van de kostwinner, dat in een patriarchale samenleving als de Palestijnse gezinnen in grote financiële problemen kan brengen.
Voor het oplopen van de betalingen noemt Alayasa diverse redenen. Ze dienen onder meer voor de bestrijding van oplopende kosten van de gezinnen van de betrokkenen – bijvoorbeeld geld voor onderhoud van woningen en meubilair, en voor onderwijs voor opgroeiende kinderen – en daarnaast ook voor educatie- en ontwikkelingsmogelijkheden voor de gevangenen zelf. Daarnaast houden de oplopende bedragen verband met het feit dat personen die lang in de gevangenis hebben gezeten vrijwel nooit meer aan het werk komen. Een aantal van hen is bovendien na ontslag uit de gevangenis getraumatiseerd of kampt met fysieke ongemakken, zaken die aandacht en geld vereisen.
De suggestie dat van de betalingen een ‘perverse prikkel’ uitgaat neemt Alayasa voor kennisgeving aan. Geen Palestijn houdt bij de planning van een gewelddadige actie rekening met het bedrag dat zijn familie krijgt als hij of zij gepakt of gedood wordt, stelt hij. Het geweld komt voort uit het onrecht dat de bevolking dag in dag uit ervaart, niet uit de gedachte aan een financiële ‘beloning’.
De bewering van premier Netanyahu en de Israël-lobby dat de PA jaarlijks 307 miljoen euro betaalt aan ‘terroristen die joden doden’ is onwaar. The Washington Post komt na onderzoek uit op ongeveer éénzesde van dat bedrag. Concluderend stelt de krant dat het ‘Martelarenfonds’ niet een instrument van de PA is om geweld tegen Israël te stimuleren, maar om de slachtoffers te steunen van een onrechtvaardig Israëlisch systeem:
The Fund is not in place to promote violence against Israel but to indiscriminately support those held within an unjust Israeli justice system.
Het ‘indiscriminately’-principe klopt overigens niet helemaal, want de PA zet de betalingen niet helemaal willekeurig in, maar ook voor politieke doeleinden in onderhandelingen met Hamas, Islamitische Jihad en het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP). Volgens sommige bronnen zou de PA leden van deze organisaties zelfs van betalingen uitsluiten.
De Palestijnen beschouwen de ‘terroristen’ die geld van de PA ontvangen als vrijheidsstrijders. De betalingen die zij en hun families ontvangen worden gezien als een sociale voorziening, waarbij het oplopen van de bedragen gerelateerd is aan oplopende kosten. In hoeverre die stijging zich verhoudt tot de reële kosten is een vraag die nader onderzoek vereist.
Van Palestijnse zijde wordt er verder op gewezen dat Israël zijn militairen betaalt voor het bezetten van Palestijns gebied en het met grof geweld onderdrukken van de bevolking, en daarnaast sociale voorzieningen kent voor nabestaanden van omgekomen militairen. Het hameren op afschaffing van de ‘terreursalarissen’ wordt in dit licht als een groot onrecht ervaren.
Duidelijk is verder dat dit hameren futiel is. De PA wil en kan haar betalingen aan gevangenen en nabestaanden van ‘martelaren’ niet stopzetten. Zij worden, zoals het in een van de PA-wetten wordt genoemd, gezien als ‘een integraal deel van de Palestijnse gemeenschap’. Stopzetting van de betalingen zou ertoe leiden dat de PA nog meer aan legitimiteit bij de Palestijnse bevolking inboet dan nu al het geval is, met alle gevolgen van dien voor een mogelijk vredesproces.