In 2023 schoten Israëlische kolonisten in bezet gebied tot dusver negen Palestijnen dood. Israëlische politici erkennen schoorvoetend dat sprake is van ‘gevaarlijk Joods terrorisme’.
Bij een aanval van bewapende Israëlische kolonisten op het Palestijnse dorp Burqa werd afgelopen vrijdag de 19-jarige Palestijn Qusay Jamal Mi’atan doodgeschoten. Volgens een verslag van dagblad Haaretz vielen kolonisten, afkomstig uit twee illegale ‘buitenposten’, het dorp aan. De inwoners bekogelden de indringers met stenen en werden vervolgens door de kolonisten onder vuur genomen. Mi’atan werd dodelijk getroffen, meerdere Palestijnen liepen schotwonden op.
De dood van Mi’atan staat niet op zichzelf. In 2023 doodden kolonisten tot dusver negen Palestijnen op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever. Afgelopen maandag bezweek de 17-jarige Ramzi Fathi Hamid aan zijn verwondingen, na vorige week in zijn auto door een kolonist te zijn beschoten bij de illegale nederzetting Ofra. Naar verluidt is een van de bewapende bewakers van de nederzetting de dader.
Israël heeft sinds 1967 ruim 750 duizend kolonisten op de Westoever (inclusief Oost-Jeruzalem) gevestigd, waarvan de rabiate voorhoede onder bescherming van het Israëlische leger de Palestijnse bevolking terroriseert. Dagelijks vinden aanvallen plaats, die steeds vaker de vorm aannemen van pogroms.
Volgens de meest recente cijfers van de Verenigde Naties voerden Israëlische kolonistenmilites tussen 5 en 24 juli 56 aanvallen uit op Palestijnse gemeenschappen. Vanaf 1 januari staat de teller op 581, gemiddeld twintig per week. In 2023 zal voor het eerst een totaal boven de duizend aanvallen worden geregistreerd, is de verwachting, tegen 496 in 2021 en 849 in 2022.
Bij de aanvallen zorgde het Israëlische leger voor bescherming van de kolonisten en raakten zestien Palestijnen gewond, onder wie twee kinderen. Daarnaast werd verspreid over de Westoever grote schade aangericht: vierhonderd bomen en tal van gewassen werden vernield, vee liep verwondingen op en huizen, schuren, tractoren, 38 auto’s, waterleidingen en zonnepanelen werden beschadigd of vernield.
De VN wijst erop dat er meer kolonisten-gerelateerd geweld plaatsvindt dan in de registratie vermeldt. In veel gevallen wordt dat in andere rubrieken geregistreerd omdat het eigenlijke geweld voor rekening komt van militairen.
Voorbeelden zijn de demonstraties die in Palestijnse dorpen als Umm Safa en Kafr Qaddum plaatsvonden tegen het kolonistengeweld en de oprukkende kolonisering van hun land. Op 7 en 21 juli werden daarbij twee Palestijnen doodgeschoten, onder wie een 16-jarige jongen. In de twee dorpen vielen in twintig dagen tijd 120 Palestijnse gewonden.
Andere voorbeelden zijn de groepen kolonisten die onder begeleiding van Israëlische militairen Palestijnse steden en dorpen binnentrekken. In twintig dagen gebeurde dat zeven maal. Op 20 juli werd daarbij in Nablus een Palestijn gedood. In totaal raakten bij deze provocerende acties 87 Palestijnen gewond, aldus de VN.
Extra kwetsbaar voor het kolonistengeweld zijn de Palestijnse bedoeïenen, die traditioneel in kleine gemeenschappen bij hun graasgronden leven. Zij staan machteloos tegenover de bewapende kolonistenbendes die hen vanuit een groeiend aantal nederzettingen en ‘buitenposten’ aanvallen en hun dieren mishandelen, grond stelen, oogsten en voorraden verwoesten en recent zelfs een woning afbrandden. Het Israëlische leger, dat zelf deels uit kolonisten bestaat, kijkt toe en grijpt alleen in ter ondersteuning van de kolonisten. Er is niemand om de bedoeïenen te beschermen.
Uiteindelijk worden zij zo gedwongen uit hun dorpen te vertrekken. Afgelopen weekend werd het vierde dorp in korte tijd verlaten. In totaal besloten circa vijftig bedoeïenenfamilies (een kleine driehonderd personen) te vluchten voor de aanhoudende terreur en straffeloosheid. Drie van de dorpen liggen in het gebied ten oosten van Ramallah, vlak bij Burqa. Het vierde ligt in de South Hebron Hills, waar acht dorpen met duizend inwoners door Israël met ontvolking worden bedreigd.
In een artikel op de website Middle East Eye geeft de Israëlische journalist Gideon Levy een indringend beeld van het vertrek van de inwoners van Ayn Samiya, het grootste van de vier dorpen. Hij bezocht het dorp na het gedwongen vertrek van de 37 Palestijnse bedoeïenenfamilies van de Ka’abnah-gemeenschap. Daar graasden nu dieren van de kolonisten. Die hadden niet alleen het land overgenomen, ook bleken de bezittingen van de bedoeïenen vernield, hun oogst verbrand en vernielingen aangericht in hun door de EU gefinancierde school. Dit om hun terugkeer onmogelijk te maken.
Het is de vijfde maal sinds 1948 dat de Ka’abnah-bedoeïenen door Israël van hun land zijn verdreven. Dit is wat de Palestijnen bedoelen met ‘de voortdurende Nakba’, schrijft Levy, doelend op de verdrijving van ten minste 750 duizend Palestijnen door Europees-Joodse milities en het Israëlische leger tussen november 1947 en begin 1949. Slechts een derde van alle Palestijnen leeft nog op de plaats waar hun roots liggen.
Levy benadrukt dat het Israëlische doel – een staat voor Joden in Palestina en Israël, from the river to the sea – sinds de Nakba onveranderd is. Hetzelfde geldt voor de methode om die staat te realiseren: zie de ontvolking van Ayn Samiya, schrijft Levy. Eerder deze maand publiceerden we artikelen over de verdrijving van Palestijnen die as we speak plaatsvindt in Oost-Jeruzalem, op de Westoever en in Israël zelf.
Ook beschreven we de structurele betrokkenheid van Israëls rechterlijke macht, met name het Hooggerechtshof, bij Israëls politiek van etnische zuivering, kolonisering en apartheid. In plaats van het land te behoeden voor het begaan van zware volkenrechtelijke misdaden werden (en worden) die juist ‘gelegitimeerd’. Dat falen van de rechterlijke macht verklaart het lopende onderzoek van het Internationaal Strafhof naar onder meer oorlogsmisdaden, en de voorbereiding van een advies van het Internationaal Gerechtshof over de juridische consequenties van Israëls gedragingen in bezet Palestijns gebied.
Het verklaart ook hoe de Joodse kolonisten hebben kunnen uitgroeien tot de vrijwel onbeheersbare macht die zij nu vormen. Decennialang is hen amper iets in de weg gelegd en hebben zij juist exclusieve faciliteiten en bescherming genoten. Eind 2020 scherpte Israël het beleid om (delen van) de Westoever te ontdoen van zijn Palestijnse bevolking verder aan – lees vooral met welke terminologie dat gepaard ging –, waarbij kolonisten door het nieuwe ministerie van Kolonistenzaken werden ingehuurd als ‘verklikkers’.
Inmiddels begint binnen Israëls politieke en militaire establishment door te dringen dat een monster is gecreëerd. Benny Gantz, leider van oppositiepartij Nationale Eenheid en voormalig stafchef van het leger, sprak van ‘gevaarlijk Joods-nationalistisch terrorisme dat zich onder onze ogen ontwikkelt’. De huidige stafchef, Herzl Halevi, alsmede Shin Beth-directeur Ronen Bar waarschuwden premier Netanyahu dat de Joodse terreur Palestijns verzet en geweld (‘terreur’) aanwakkert.
Dat is een voorzichtige eerste stap op weg naar erkenning van de realiteit, schrijft het Israëlische dagblad Haaretz. Niet alleen bestaan er ‘Joodse terroristen’, maar ook ‘Joodse terroristische organisaties’. Die beschikken over een machtige ‘politieke vleugel’ die hun ideologie formuleert en propageert, hun activiteiten van financiering voorziet en het door hen gestolen land met behulp van een bereidwillige rechterlijke macht ‘legaliseert’, aldus de krant. Die politieke vleugel is inmiddels ruim vertegenwoordigd in de regering en bepaalt de politieke koers van het land.