Illegale kolonisten eten Palestijns Hebron van binnenuit op
Het kolonistengeweld op de Westelijke Jordaanoever neemt hand over hand toe. Niet alleen op het Palestijnse platteland, maar ook in de steden. Journalist Fréderike Geerdink was in Hebron en doet verslag.
‘Welkom in Hebron’, zegt de eigenaar van een winkeltje in de souk van Hebron op de Westelijke Jordaanoever, die zijn naam liever niet geeft. ‘We hopen dat de vrijheid snel komt.’ Het klinkt cynisch, maar zo bedoelt hij het niet. Hij is serieus, of uit misschien gewoon een diep verlangen, tegen beter weten in. De bezetting heeft zijn handel en zijn leven onmogelijk gemaakt. Er is geen beweging richting vrijheid. De kolonisten rukken op, ook hier in het hart van de stad. Het vreemde is: ze bepalen alles, maar je ziet ze niet.
Hebron – Palestijnse naam: Al-Khalil – is de grootste stad in het zuidelijke deel van de Westelijke Jordaanoever. Sinds de Oslo-akkoorden van 1995 is het een zogeheten A-gebied, zoals alle steden. Dat betekent dat de Palestijnse Autoriteit het civiele leven regelt en ook de veiligheid in Palestijnse handen is. Het Israëlische leger heeft er officieel niets te vertellen, maar kan in de praktijk elk moment binnenvallen om zelfverklaarde ‘veiligheidsredenen’.
Bij Israëlische invallen vorige week hebben Israëlische bezettingstroepen vier Palestijnen doodgeschoten, onder wie drie kinderen. In 2025 heeft Israël tot dusver 45 Palestijnse kinderen op de Westoever gedood, bijna een vierde van het totaal aantal gedode Palestijnen. Tienduizenden mensen op de Westoever zijn dit jaar uit hun huizen gedreven door Israëlische aanvallen of de sloop van Palestijnse huizen.
Behalve A-gebieden zijn er ook B- en C-gebieden. B: administratief in Palestijnse handen, en onder Israëlische veiligheidscontrole. B-gebieden liggen vaak in een ring om A-gebied heen. C: onder totale controle van Israël. C-gebied beslaat ruim 60% van de Westelijke Jordaanoever, en is vrijwel al het gebied buiten de steden. De officiële bedoeling van de indeling in A-, B- en C-gebieden was dat de bezetter zich langzaamaan terug zou trekken. Zo zou worden toegewerkt naar het realiseren van twee soevereine staten, Israël en Palestina. Maar in plaats van een terugtrekking, heeft Israël zijn aanwezigheid en controle alleen maar bestendigd en uitgebreid.
Straatverkopers van spullen en voedsel
Doordat Hebron A-gebied is, voelt het in het hart van de stad bijna vrij. Het is er levendig, kinderen zijn op weg van school naar huis, de winkels zijn open en te midden van de drukte drijven straatverkopers van spullen en voedsel hun handel. De politie voert een Palestijnse vlag op het uniform en werkt voor de Palestijnse Autoriteit, die het hier formeel voor het zeggen heeft.
Maar de bezetter is nooit ver weg. Loop de historische souk in en zijn aanwezigheid laat zich steeds nadrukkelijker gelden. Hoe dieper je komt, hoe minder winkels er open zijn en hoe minder Palestijnen zich er wagen. Langzaam maar zeker gaat A-gebied over in B-gebied.
Souk in Hebron [c] Fréderike Geerdink
Boven de straatjes hangen grote doeken. Niet om de zon tegen te houden, maar het afval. De oude huizen boven de souk zijn sinds de oorlog van 1967 (toen de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever begon) zonder te vragen overgenomen door Joodse kolonisten en die gooien hun troep het raam uit, alsof er daaronder geen Palestijns leven bestaat – of juist omdat er daaronder Palestijns leven bestaat. Laten de kolonisten zich in levenden lijve zien, dan kunnen ze agressief worden. De politie van de Palestijnse Autoriteit heeft geen bevoegdheid daar tegen op te treden.
Het ene verlies stapelt zich op het andere
Sommige winkels diep in de souk zijn open gehouden, dankzij een project van de Palestijnse Autoriteit in samenwerking met een Duitse partner. Ze proberen een paar vliegen in één klap te slaan. De winkeliers kunnen nog iets verdienen en de handvol open winkels zorgt voor enig sociaal leven, waardoor de mannen niet de hele dag thuis zijn en de vrouwen en kinderen thuis ook hun domein hebben. De bezetting en onderdrukking door Israël geven enorme stress, wat in Palestijnse gezinnen leidt tot een toename van huiselijk geweld. Projecten als deze proberen dat in toom te houden.
De naar vrijheid verlangende winkelier deelt in rap tempo zijn verhaal. Het ene verlies heeft zich op het andere gestapeld. Hij gebaart naar de muur achterin de winkel, die er, zegt hij, een generatie eerder niet was. De ruimte was groter, maar met de kolonisten kwam het metselwerk, als grens tussen waar de kolonisten leven en waar de Palestijnen. Iemand in zijn familie overleefde een ontmoeting met een kolonist niet. Een vrouw in de familie werd door Israëlische kolonisten of soldaten geslagen en geschopt, en verloor haar zwangerschap.
Wie iets wil kopen, gaat hij in één adem verder, steunt zijn vrouw en kinderen, maar ook zijn ouders. De meeste sieraden en snuisterijen zijn in Hebron of de omliggende dorpen gemaakt.
Een pakket dat kolonisten krijgen
Nog dieper de souk in zijn steeds minder winkels open. Er steeds minder Palestijnen die hier nog iets te zoeken durven te hebben. Uiteindelijk volgt het onvermijdelijke checkpoint. Dat geeft toegang tot C-gebied en de beroemde Ibrahimi-moskee. Hierin ligt de laatste rustplaats van aartsvader Abraham (Arabisch: Ibrahim), die in zowel islam, jodendom als christendom een centrale rol speelt. Die rustplaats kunnen kolonisten bezoeken vanaf hun kant van het gebouw, een synagoge die alleen voor hen toegankelijk is. Moslims die speciaal toestemming van Israël hebben gekregen en Palestijnse christenen kunnen Abraham hun eer bewijzen vanuit de moskee. Als westerse bezoeker laat je bij het checkpoint je paspoort zien, antwoord ‘nee, natuurlijk niet’ op de vraag of je een Palestijnse sjaal bij je hebt, en je kunt door. Vraag niet naar de logica. Die biedt bezetting niet.
Joods terrorisme
Op 25 februari 1994 werd in de Ibrahimi-moskee een enorm bloedbad aangericht door de Amerikaans-Israëlische extremist Baruch Goldstein, die het vuur opende op biddende moslims. Daarbij werden 29 Palestijnen vermoord en vielen 125 gewonden. Ook de afgelopen jaren zijn kolonisten meerdere keren de moskee binnengevallen, waarbij ze Palestijnen belaagden en vernielingen aanrichtten.
Buiten de moskee loopt een brede, wit betegelde straat richting kolonistengebied. Vanaf hier is het niet verstandig foto’s te maken, dat wekt wantrouwen. Aan het eind van de straat staan Israëlische militairen bij een slagboom. Pal bij het checkpoint is een café waar christelijke zionisten ontvangen worden door de Joodse kolonisten. Er scheurt een kolonist langs op een quad. Die vierwielige terreinmotoren zijn soms onderdeel van een pakket dat kolonisten krijgen van de Israëlische overheid.
Dit is het begin van vier wijken waar kolonisten wonen. Een deel heeft zich onrechtmatig gevestigd in huizen waar Palestijnen uit zijn verdreven, maar er zijn ook nieuwe wijken. In totaal wonen er 400 tot 500 kolonisten, die worden beschermd door maar liefst 2000 Israëlische militairen. De enige kolonisten die zich laten zien, komen aangereden in een bestelbusje. Het past nét in het smalle straatje – ze scheuren voorbij zonder zelfs maar éven op de rem te trappen. Deze wereld is van hen, tenslotte, en van niemand anders.
De kolonisten verschansen zich
Een trap leidt de wijk in, met bovenaan een paar vierkante meter kunstgrasmat met een schommel en een klimtoestel. Daar is één meisje, dat kijkt maar niets zegt. Iets verderop slingeren rolschaatsen. Alle deuren zijn dicht. Er zijn verder geen kinderen op straat en geen volwassenen. Wonen hier wel mensen? Ze verschansen zich, zegt een Nederlandse medebezoeker die liever anoniem wil blijven. Hij droeg in een vorig leven Israël een warm hart toe en kwam ook in kolonistengemeenschappen. De illegale nederzettingen in het buitengebied zijn levendige dorpen op afstand van Palestijnse dorpen en steden, vertelt hij. Hier, in C-gebied dat middenin A-gebied ligt, zijn de Palestijnen dichtbij. ‘De kolonisten zijn serieus bang dat de Palestijnen, de moslims, hun kinderen grijpen en iets aandoen’, zegt de Nederlander.
De kolonistenenclave voelt bevreemdend, kil, verstikkend – doods bijna. Langs de weg terug naar het checkpoint staan oude huizen boven winkels met ijzeren deuren die sinds lang gesloten zijn. De huizen hebben kleine balkonnetjes die eruit zien als kooien, dichtgemaakt met ijzeren gaas. Daar wonen nog altijd Palestijnen, zonder noemenswaardige bewegingsvrijheid. Het gaas helpt eieren, keien, fruit tegenhouden dat de kolonisten gooien als ze er zin in hebben.
Aan de Palestijnse kant van het checkpoint begint voorzichtig het leven weer. Falafel te koop, vrouwen op de markt, kinderen die willen high-fiven met de buitenlanders. Oppervlakkig gezien lijkt het levendige hart van Hebron vrij. Maar vergis je nooit. In het apartheidssysteem dat Israël heeft opgetuigd, is ook A-gebied Hebron een openluchtgevangenis. In plaats van de A-gebieden, zijn het de C-gebieden die groeien. Ze eten de A-gebieden, zoals Hebron, van binnenuit op. De kolonisten mogen hier grotendeels onzichtbaar zijn, ze bepalen alles.