In een blijk van complete verloedering tarten religieuze Israëlische kolonisten de grootvader van de éénjarige Ali, die samen met zijn ouders bij een aanslag met een brandbom levend verbrandde. ‘Jammer dat zijn broertje niet ook verbrand is!’
Het zijn moeilijk te verteren beelden: zo’n twintig Israëlische kolonisten die zich bij het gerechtsgebouw van Lod hebben verzameld om steun te betuigen aan twee verdachten van een moordaanslag in Duma, een Palestijns dorp op de bezette Westelijke Jordaanoever. Daar werden in de nacht van 31 juli 2015 molotovcocktails het huis van het gezin Dawabshah in gegooid. Het anderhalf jaar oude zoontje Ali kwam om in de vlammen. Zijn ouders Riham en Saad bezweken later aan hun verwondingen. Alleen de vierjarige Ahmad overleefde de aanslag. Hij wordt verzorgd door zijn grootvader Hussein.
Na een hoorzitting over de zaak stuitte Hussein dinsdag buiten het gerechtsgebouw op de haag van dansende en zingende Israëlische kolonisten, die hem toeriepen: ‘Waar is Ali? Ali is er niet. Ali is verbrand. Ali ligt op de grill!’ En daar bleef het niet bij: ‘Waar is Saad? Waar is Riham? Jammer dat Ahmad niet ook verbrand is!’
Een korte gefilmde impressie van de gebeurtenis werd op Twitter gezet door parlementslid Ahmad Tibi (Verenigde Lijst). De aanwezige politiemensen lieten de kolonisten begaan. Tibi vroeg zich af hoe de politie zou hebben gereageerd als twintig Palestijnen zich publiekelijk vrolijk hadden gemaakt over de moord op een Israëli:
What would have happened had the situation been reversed? If 20 Arab youths were shouting about a Jewish fatality ‘he’s on the grill, he’s burning’? How many of them would have gone home with broken legs? How many would have been arrested?
De daders van de aanslag in Duma, die ook een mislukte poging tot brandstichting in een tweede huis deden, wisten te ontkomen, maar op de muren van woningen was graffiti achtergelaten. In het Hebreeuws stond er ‘Wraak’ en ‘Lang leve de Messias’, teksten waarmee extremistische joodse kolonisten uit de illegale Israëlische ‘nederzettingen’ aanslagen plegen te ‘ondertekenen’.
In januari 2016 werd de 21-jarige Israëli Amiram Ben-Uliel in staat van beschuldiging gesteld. Hij was een bekend gezicht (€) in kringen van de zogenoemde ‘heuveltopjongeren’, jonge joodse extremisten die zich illegaal op heuvels in Palestijns gebied vestigen, de Palestijnse bevolking terroriseren en het gezag van de staat Israël afwijzen. Zij gaan voorop in de gewelddadige overname van wat zij beschouwen als het aan het joodse volk toebehorende ‘Beloofde Land’.
De zaak deed van meet af aan stof opwaaien. Ben-Uliel en een van medeplichtigheid verdachte minderjarige zouden zijn gemarteld door de binnenlandse veiligheidsdienst Shin Bet. Marteling is een veel voorkomende praktijk om verdachten tot een bekentenis te dwingen, zij het met name gebruikt tegen Palestijnse verdachten. Tijdens de hoorzitting in Lod werden de bekentenissen die met geweld verkregen waren ongeldig verklaard. Tegen de verdachten bestaat echter ook indirect bewijs, schrijft de Israëlische pers: zij gaven tijdens andere verhoren details die wezen op hun aanwezigheid in Duma tijdens de aanslag, maar het is de vraag of dat voldoende is voor een veroordeling. Ben-Uliel zou hebben bekend ook betrokken te zijn geweest bij aanvallen op zes andere Palestijnse dorpen.
De vraag is of de uitspraak in Lod betekent dat ook bekentenissen van Palestijnse verdachten die met geweld zijn verkregen voortaan ongeldig zijn. Zulk geweld is schering en inslag, terwijl het tegen joodse verdachten alleen bij hoge uitzondering wordt gebruikt. De rechters zagen die bui al hangen en verklaarden dat hun uitspraak uitsluitend betrekking heeft op de zaak tegen Ben-Uliel en de destijds minderjarige medeverdachte.
Commentatoren hebben er geen enkel vertrouwen in dat Palestijnse verdachten op zulke uitspraken kunnen rekenen. Zij wijzen er bovendien op dat Palestijnen van de Westoever die van aanslagen worden verdacht door militaire rechtbanken worden berecht, waar vrijwel iedere zaak in een veroordeling eindigt – als de verdachten al niet zonder aanklacht en proces onder ‘administratieve detentie’ in de gevangenis verdwijnen.
Opgemerkt werd ook dat in de uitspraak in Lod, die 165 pagina’s omvat, slechts tweemaal zijdelings wordt gewezen op het lot van de familie Dawabshah. De zaak draait niet om het lijden van de slachtoffers, maar om het lijden van de vermoedelijke daders. In combinatie met de uiterst trage voortgang in de zaak is er geen reden om aan te nemen dat recht zal geschieden, meent ook grootvader Hussein Dawabshah, die zich in de zaak heeft vastgebeten.
Zes weken geleden werd in Duma opnieuw een aanslag gepleegd op een huis van de familie Dawabshah. Ooggetuigen zagen hoe een groep kolonisten in alle vroegte een ruit insloeg en een molotovcocktail naar binnen gooide. De bewoners werden wakker van de herrie en wisten het huis ongedeerd te verlaten, maar het interieur overleefde de aanslag niet. De Israëlische autoriteiten hebben naar verluidt de zaak in onderzoek.
In december 2015 vierden kolonisten de dood van Ali Dawabshah en zijn ouders openlijk tijdens een bruiloft, die bekend werd als de ‘bruiloft van de haat’. Op videobeelden is te zien hoe de bruiloftsgasten zingend en dansend vuurwapens en molotovcocktails omhoog houden en met messen insteken op een grote foto van de omgekomen baby. De liederen die ten gehore werden gebracht bevatten teksten als ‘De moskee zal branden’ en ‘De moskee zal exploderen’. Een klein jaar later werden dertien verdachten opgepakt, onder wie de bruidegom, op beschuldiging van opruiing tot geweld of terreur. De zaak is nog onder de rechter.