Ahed al-Tamimi en haar moeder Nariman zijn na bijna acht maanden gevangenschap in Israël weer vrij. Voor zover een leven onder bezetting vrijheid kan worden genoemd. Strijdlustig kondigde Ahed aan dat het verzet tegen de Israëlische overheersing wordt voortgezet.
Meer dan honderd journalisten verdrongen zich rond Ahed en Nariman toen zij zondagmiddag in hun woonplaats Al-Nabi Salih op de Westelijke Jordaanoever arriveerden. Gejuich steeg op uit de menigte uitgelaten familieleden, vrienden en dorpsgenoten die zich hadden verzameld om de twee vrouwen te verwelkomen. Zeven maanden en tien dagen zaten zij in Israël in de cel, nadat ze op 19 december 2017 door het Israëlische bezettingsleger waren opgepakt en naar Israël overgebracht.
Uren eerder al stonden tientallen familieleden en vrienden de vrouwen op te wachten bij het checkpoint Jabara nabij de stad Tulkarm, waar zij zouden worden vrijgelaten. Daar had zich ook een groep kolonisten met Israëlische vlaggen verzameld, die tegen de vrijlating protesteerden. Toen het moment van vrijlating gekomen was kreeg Aheds vader Basim een telefoontje van de Israëlische autoriteiten: de vrouwen werden bij een ander checkpoint vrijgelaten, een uur rijden van Jabara.
Na hun aankomst in Al-Nabi Salih brachten Ahed en Nariman allereerst een bezoek aan de familie van Izz al-Din al-Tamimi, de 22-jarige neef van Ahed die in juni door Israëlische militairen werd doodgeschoten. Daarna volgde een snelle rit naar het nabijgelegen Ramallah, waar de vrouwen bloemen legden op het graf van de voormalige Palestijnse leider Yasser Arafat, en een ontmoeting hadden met Mahmud Abbas, president van de Palestijnse Autoriteit. Abbas noemde de 17-jarige Ahed ‘een rolmodel in de Palestijnse strijd voor vrijheid en onafhankelijkheid’.
In de loop van de middag hielden Ahed, Nariman en Basim in Al-Nabi Salih een drukbezochte persconferentie. Ahed sprak haar dank uit voor de internationale steun die ze had ontvangen. Zij riep op de campagnes voort te zetten tot alle politieke gevangen en de driehonderd minderjaren in Israëlische gevangenschap vrij zijn.
Een bijzonder woord van dank ging uit naar haar moeder Nariman, die zij prees om haar kracht en doorzettingsvermogen. Zij prees ook de andere vrouwen in Israëlische gevangenschap als krachtige persoonlijkheden. ‘Vrouwen spelen een belangrijke rol in de Palestijnse strijd voor vrijheid’, zei ze.
Het verzet tegen de Israëlische overheersing wordt voortgezet, kondigde ze aan, ‘in het bijzonder onze strijd voor gelijkheid en burgerrechten’. Daarbij is internationale solidariteit en steun van groot belang, zei ze, ‘vooral om de Israëlische regering door middel van sancties te isoleren’. Uit naam van de Palestijnse gevangenen pleitte ze voor Palestijnse eenheid en samenwerking in het verzet tegen het voortgaande onrecht dat de Palestijnen wordt aangedaan.
In de gevangenis maakte Ahed zich zorgen of het haar zou lukken haar laatste schooljaar aan de middelbare school af te maken. Dankzij steun van medegevangenen is haar dat gelukt, ondanks voortdurende pogingen van de gevangenisautoriteiten haar dat onmogelijk te maken. Ze kondigde aan rechten te gaan studeren, om Israëls illegale bezetting ook langs juridische weg aan de kaak te kunnen stellen.
Ahed stond ook stil bij ontwikkelingen tijdens haar gevangenschap. Ze betuigde haar solidariteit met de bedoeïenen van Khan al-Ahmar, het dorp dat met ontruiming en sloop wordt bedreigd, en met de bevolking van Gaza en haar Grote Mars van Terugkeer. Verder benadrukte ze dat Jeruzalem ‘altijd de hoofdstad van Palestina zal zijn’. Haar vader Basim kondigde aan dat Ahed de komende dagen diverse plaatsen op de Westoever zal bezoeken.
De aanwezige Israëlische journalisten kregen de boodschap van Ahed dat hun vragen niet zouden worden beantwoord: ‘Ik boycot de Israëlische media vanwege hun voortdurende aanvallen op en belastering van mijn familie.’
Vanuit de Israëlische politiek klonk eens te meer opruiende taal aan het adres van Ahed. Minister Uri Ariel van Landbouw noemde haar een ‘terrorist’ en stelde dat ze een hogere straf had moeten krijgen, schrijft de Volkskrant. Parlementslid Oren Hazan van premier Netanyahu’s Likud-partij noemde haar ‘een kleine terrorist’ die een Israëlische militair een mep had verkocht en bij een volgende gelegenheid een mes zou kunnen gebruiken. ‘De meeste Israëli’s zouden haar graag twintig jaar in de gevangenis zien’, zei Hazan.