Het CIDI beweert opnieuw dat Palestijnse vluchtelingen de enigen zijn voor wie de vluchtelingenstatus ook voor nakomelingen geldt. Een glasharde leugen.
Opnieuw blijkt dat het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) de leugen niet schuwt als het meent dat Israëls belangen daarmee zijn gediend. In een nieuwsartikel verkondigt het onwaarheden over Palestijnse vluchtelingen en de VN-organisatie voor die vluchtelingen. Diezelfde leugens verkondigde het eerder.
Het CIDI beweert ten onrechte dat de VN Palestijnse vluchtelingen anders behandelt dan andere vluchtelingen. De VN-organisatie die sinds 1949 hulp biedt aan de Palestijnse vluchtelingen in de regio, de UNRWA, kent ook nakomelingen van de oorspronkelijke vluchtelingen de vluchtelingenstatus toe, en wijkt daarmee volgens het CIDI af van de algemene vluchtelingenorganisatie van de VN, de UNHCR. Het CIDI schrijft:
Het UNRWA telt namelijk alle nakomelingen van de gevluchte Arabieren uit 1948 als vluchtelingen, in tegenstelling tot het UNHCR die alleen de werkelijk gevluchte mensen telt als vluchtelingen.
In werkelijkheid is er van een verschil tussen beide VN-organisaties geen sprake. Ook de UNHCR kent nakomelingen van vluchtelingen de vluchtelingenstatus toe. De VN schrijft daarover:
Under international law and the principle of family unity, the children of refugees and their descendants are also considered refugees until a durable solution is found. Both UNRWA and UNHCR recognize descendants as refugees on this basis, a practice that has been widely accepted by the international community, including both donors and refugee hosting countries.
Palestine refugees are not distinct from other protracted refugee situations such as those from Afghanistan or Somalia, where there are multiple generations of refugees, considered by UNHCR as refugees and supported as such. Protracted refugee situations are the result of the failure to find political solutions to their underlying political crises.
Anders dan het CIDI met zijn misleidende informatie wil doen geloven, bestaat er dus geen verschil tussen Palestijnse en andere vluchtelingen. Nakomelingen van vluchtelingen krijgen altijd de vluchtelingenstatus zolang de ‘politieke crisis’ die tot de vlucht heeft geleid niet is opgelost. De Palestijnse kwestie is daar een schoolvoorbeeld van.
Die kwestie ontstond toen rond de stichting van de staat Israël in 1948 circa 750 duizend Palestijnen in een spiraal van geweld, terreur en vlucht door Joodse strijdgroepen van huis en haard werden verdreven. Die gebeurtenis staat in het collectieve Palestijnse geheugen gegrift als de Nakba (de Catastrofe). Het merendeel van de vluchtelingen kwam terecht in provisorische kampen in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever, de meeste anderen in de buurlanden Libanon, Jordanië en Syrië.
De UNRWA werd in 1949 opgericht als tijdelijke hulporganisatie voor de vluchtelingen, zo valt te lezen in het compacte dossier dat wij over de vluchtelingenkwestie samenstelden. De verwachting was dat zij snel naar hun woningen in het huidige Israël zouden kunnen terugkeren. Hun recht op terugkeer en op compensatie van hun in beslag genomen en vernietigde bezittingen staat buiten kijf. Tot op de dag van vandaag weigert Israël echter die rechten te respecteren, terwijl de internationale gemeenschap stelt dat de Palestijnen ooit in onderhandelingen met Israël tot een vergelijk over hun terugkeer moeten zien te komen. Gevolg is dat de UNRWA nog altijd een onmisbare rol speelt voor de Palestijnse vluchtelingenpopulatie in de regio, die is uitgegroeid tot de grootste ter wereld.
Anno 2021 staan er 5,7 miljoen vluchtelingen bij de UNRWA geregistreerd. De meesten leven binnen een straal van honderd kilometer van de woningen waaruit zij zijn verdreven, velen van hen onder armoedige of zelfs erbarmelijke omstandigheden. Daarnaast leeft een groot aantal vluchtelingen buiten de regio, in de zogenoemde ‘Palestijnse diaspora’. Het totaal aantal Palestijnse vluchtelingen bedraagt volgens documentatie van de Palestijnse organisatie Badil circa acht miljoen.
Het CIDI deint met zijn leugen mee op een in 2018 ingezet offensief van de Israëlische regering en de Amerikaanse president Trump, bedoeld om de vluchtelingen hun recht op terugkeer en compensatie te ontnemen. Daartoe werd ook de aanval geopend op de UNRWA, waarvan de VS tot dat moment de belangrijkste donor was. In augustus 2018 zette Trump de Amerikaanse steun voor de UNRWA volledig stop, daarmee de organisatie in een acute crisis stortend.
De UNRWA werd door Trump en de Israëlische premier Netanyahu afgeschilderd als een organisatie die ‘het vluchtelingenprobleem in stand houdt’ door de vluchtelingenstatus ‘overerfbaar’ te maken. Netanyahu stelde zelfs dat de VN-organisatie erop uit was ‘de staat Israël te elimineren’ en daarom diende ‘te verdwijnen’.
In Nederland sloot de zogenoemde Israël-lobby zich gretig bij het offensief aan. In navolging van Netanyahu en Trump verkondigden onder andere CIDI-directeur Hanna Luden en de Tweede Kamerfracties van de PVV, ChristenUnie en SGP de mythe dat de VN de ‘overerfbaarheid van het vluchtelingenschap’ alleen op Palestijnse vluchtelingen toepast. Net als het CIDI zijn de parlementariërs van de drie partijen belangenbehartigers van de Israëlische politiek, en in die rol niet in hun eerste leugen gestikt.
Hoewel de fabel over de ‘overerfbaarheid’ in 2018 opnieuw door de UNRWA is weerlegd, blijft het CIDI haar herhalen, ditmaal in combinatie met andere leugenachtige beschuldigingen. Zo schrijft het dat de UNRWA de vluchtelingen gebruikt – in feite misbruikt – als ‘een politiek wapen in de strijd tegen de staat Israël en tegen elke werkbare vredesoplossing’. Ook zou de VN-organisatie een ‘ongezonde, corrupte organisatie’ zijn die de ‘politieke en economische integratie van Palestijnen in de Arabische wereld in de weg staat’ en ‘de problemen in stand houdt in plaats van deze op te lossen’.
Het zijn onzinnige beschuldigingen. De UNRWA is geen politieke organisatie met zeggenschap over de oplossing van de kwestie-Palestina, maar een humanitaire organisatie die in opdracht van de Algemene Vergadering van de VN onder extreem moeilijke omstandigheden basale steun verleent aan vluchtelingen die voor onderwijs, gezondheidszorg en voeding op de organisatie zijn aangewezen. Het is niet de UNRWA die het vluchtelingenprobleem in stand houdt en vrede in de weg staat, die blaam treft de internationale politieke actoren, Israël voorop. En het schandalige aspect daarvan is niet dat de vluchtelingenstatus ‘overerfbaar’ is, maar dat de vluchtelingen al meer dan zeventig jaar worden weerhouden van realisering van hun recht op terugkeer en compensatie.
Wat het CIDI betreft kunnen zij nog veel langer wachten. Erger nog, zij moeten afstand doen van hun rechten, aangezien hun terugkeer zou betekenen dat ‘de Joodse staat demografisch zou veranderen in een Arabische [sic] staat met een Joodse minderheid’. Met andere woorden, omdat de vluchtelingen geen Joden zijn vervallen hun rechten – een standpunt dat niet anders dan racistisch kan heten. In plaats daarvan zouden zij moeten ‘integreren’ in Syrië, Libanon en Jordanië, landen die al enorme aantallen vluchtelingen binnen de grenzen hebben en kampen met immense economische problemen, om van de Syrische burgeroorlog nog maar te zwijgen.
Het behoeft geen betoog dat het verspreiden van leugens ten koste van de rechten van vluchtelingen infaam is. Zo mogelijk nog kwalijker is dat dit gebeurt door een organisatie die claimt de belangen van de Joodse gemeenschap te behartigen en zich – zonder mandaat daarvoor – geregeld opwerpt als vertegenwoordiger van die gemeenschap. Die gemeenschap is allesbehalve gebaat bij het verspreiden van leugens.
Het CIDI zegt op te komen voor ‘het recht van Joden om in Nederland, Israël en daarbuiten in vrede en veiligheid te wonen en te leven’. Dat recht is echter universeel en valt in de context van de kwestie-Palestina niet los te zien van de rechten van niet-Joden. Vrede en veiligheid zullen pas worden bereikt als de kwestie tot een rechtvaardige oplossing wordt gebracht, met erkenning en inachtneming van ieders rechten, zowel die van Israëli’s als Palestijnen en van Joden en niet-Joden. Met drieste aanvallen op de UNRWA en het wegpoetsen van de rechten van Palestijnse vluchtelingen is niemand gediend, ook Israël en de Nederlandse en internationale Joodse gemeenschap niet.
Het kan niet genoeg worden benadrukt dat de twee rollen die het CIDI speelt elkaar fundamenteel bijten: de rol van politieke ‘pro-Israëlische’ lobby-organisatie vloekt met de rol van belangenbehartiger van de Joodse gemeenschap. Zoals journaliste Hella Rottenberg onlangs nog eens benadrukte: het is de hoogste tijd dat het CIDI zich tot het Israël-activisme gaat beperken.