Noch de Tweede Kamer, noch het ministerie hebben gereageerd op de deelname van ambtenaren aan een reis van lobby-organisatie CIDI. Nu is gebleken dat Maror-gelden zijn gebruikt om reiskosten van Tweede Kamerlid Yesilgöz te betalen, stapelen de vragen zich op.
Op 28 oktober berichtten wij dat ambtenaren van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid deelnamen aan een door het CIDI georganiseerde reis naar Israël en Palestina. Zij maakten deel uit van een 16-koppige VVD-delegatie onder leiding van Tweede Kamerlid Dilan Yesilgöz. De reis riep belangrijke vragen op, die tot dusver onbeantwoord zijn gebleven.
Intussen is duidelijk geworden dat Yesilgöz haar reiskosten deels heeft laten betalen uit de zogeheten Maror-gelden. Die gelden zijn bestemd voor de Nederlandse joodse gemeenschap, als restitutie voor tijdens de Tweede Wereldoorlog geroofde joodse bezittingen. Dat roept de vraag op of het kies is dat Kamerleden hun reizen uit deze gelden laten bekostigen, en of ook andere deelnemers aan de reis zich op deze manier hebben laten sponsoren.
Het feit dat de VVD-delegatie uitgerekend met het CIDI (Centrum Informatie en Documentatie Israël) naar Israël en Palestina besloot te gaan deed de wenkbrauwen fronsen. De organisatie geldt als de belangrijkste poot van de Nederlandse Israël-lobby. Het CIDI organiseert reizen voor politici, journalisten en beleidsmakers om het Israëlische perspectief te promoten; tussen 2008 en 2018 werd daar ruim een half miljoen euro aan uitgegeven. In juli bestempelden deelnemers aan eerdere CIDI-reizen die als ‘propaganda’.
Het CIDI is niet alleen omstreden vanwege zijn propagandareizen. Afgelopen maanden kwam het in opspraak vanwege zijn banden met extreem rechts, omstreden besteding van Maror-gelden, betrokkenheid bij lastercampagnes en het weren van kritische joden van een CIDI-bijeenkomst met minister Sigrid Kaag – dit nadat Kaag in oktober 2017 zelf ten prooi viel aan een door het CIDI gesteunde lastercampagne.
Deelname van ambtenaren aan de door het CIDI georganiseerde reis roept daarom vragen op, die tot dusver niet zijn beantwoord. De stilte in de Tweede Kamer is opvallend vanwege het feit dat een soortgelijke kwestie daar in mei van dit jaar nog tot debat met de verantwoordelijke minister leidde. Waarom de nieuwe feiten niet tot een vervolg hebben geleid is onduidelijk.
Gezien het belang van de kwestie, ook in algemene zin, vatten we de openstaande vragen beknopt samen. Daarbij gaan we ervan uit dat de CIDI-reis voor de deelnemende ambtenaren een privé-reis betrof, gemaakt in hun vrije tijd, zonder betrokkenheid van hun ministeries.
Een algemene vraag is in hoeverre het ambtenaren vrijstaat deel te nemen aan reizen van een erkende lobby-organisatie. Is het voldoende als zij hun superieuren tevoren informeren over hun intentie om met zo’n organisatie op reis te gaan, en is dat in dit geval gebeurd?
Een meer specifieke vraag is hoe dat ligt voor ambtenaren die werkzaam zijn op het ministerie van Buitenlandse Zaken, waar het beleid ten aanzien van Israël en Palestina wordt uitgevoerd. In totaal namen vier ambtenaren van dat ministerie deel aan de door het CIDI georganiseerde reis.
Nog specifieker is de vraag hoe dat ligt voor ambtenaren die direct bij dat beleid zijn betrokken. Een van de meereizende ambtenaren werkt bij de Directie Midden-Oosten; een tweede is de ‘Newsroom Coordinator’ van het ministerie.
Op 28 mei van dit jaar noemde minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken dergelijke nauwe banden problematisch. Nu die zich concreet voordoen is het de vraag hoe daarop wordt gereageerd. Naast opheldering over de betreffende reis bestaat de noodzaak tot duidelijke afspraken over de afstand tussen ambtenaren en lobby-organisaties die op hun terrein werkzaam zijn, en staat de vraag open of daar in dit geval binnen de ambtelijke hiërarchie adequaat op is toegezien.
Ook de financiering van de reis verdient nadere aandacht. Voorop staat dat ambtenaren zich niet mogen laten sponsoren, ook niet als hun reis privé is, en al helemaal niet door een prominente lobby-organisatie. De belangrijke vraag of de VVD-reis door het CIDI is gesponsord is onbeantwoord.
Het feit dat de reis van delegatieleider Dilan Yesilgöz deels uit de zogeheten Maror-gelden is bekostigd roept eigen vragen op. Die gelden zijn gerestitueerde joodse tegoeden – restitutie voor tijdens de Tweede Wereldoorlog geroofde joodse bezittingen. Ze worden beheerd door de Stichting Collectieve Maror-gelden Nederland en zijn primair bestemd voor ‘collectieve doelen binnen de joodse gemeenschap in Nederland’.
De voornaamste vraag is of het gepast is dat een Kamerlid gebruikmaakt van deze gelden om een reis naar Israël en Palestina te bekostigen, en of ook andere leden van de delegatie een vergoeding uit deze bron hebben ontvangen. Gezien de VVD-signatuur van het reisgezelschap mag ook van die partij een antwoord op deze en eerdere vragen worden verlangd.
Bekend is dat het CIDI zijn reizen mede bekostigt uit de Maror-gelden. In juli becijferde The Rights Forum dat de organisatie ruim een half miljoen euro van die gelden heeft besteed aan de organisatie van reizen naar Israël. Daarnaast bleek uit onze analyse dat het CIDI en zijn jongerenorganisatie CiJO Maror-gelden hebben ontvangen en gebruikt voor nog tal van andere activiteiten die geen relatie hebben met ‘collectieve doelen binnen de joodse gemeenschap in Nederland’. Gezamenlijk ontvingen de twee organisaties sinds 2005 ruim 1,9 miljoen euro uit de Maror-gelden.