Israël zet alles op alles om een groot deel van de Palestijnse Westelijke Jordaanoever in bezit te krijgen. Palestijnse huizen worden afgebroken, eigendommen in beslag genomen en hulpprojecten tegengewerkt. Israëlische politici spreken van een ‘oorlog’.
De gevolgen van de die ‘oorlog’ zijn rampzalig voor de Palestijnse bevolking. Sinds 2009 zijn door Israël zevenduizend Palestijnse bouwwerken afgebroken, waarvan 389 in het afgelopen halfjaar. In 2019 werden 7.500 olijfbomen vernietigd en zevenhonderd landbouwmachines in beslag genomen. Het aantal door internationale donoren, waaronder Nederland, gefinancierde hulpprojecten daalde door Israëlische tegenwerking van 75 in 2015 tot twaalf in 2019.
Afgelopen week publiceerden wij een artikel over de massale Israëlische sloop van Palestijnse huizen en andere bouwwerken. Naast Oost-Jeruzalem vindt die plaats in het zogenoemde C-gebied (Area C), dat 61 procent van de Westelijke Jordaanoever omvat en na de Oslo-akkoorden (1993-1995) onder tijdelijke Israëlische controle kwam. Als onderdeel van de tweestatenoplossing moest Israël zich in 1999 hebben teruggetrokken om plaats te maken voor de Palestijnse staat, die Oost-Jeruzalem, de Westoever en Gaza zou omvatten.
Dat is niet gebeurd. Terugkijkend vormde ‘Oslo’ juist het startschot voor de massale Israëlische kolonisering van Oost-Jeruzalem en het C-gebied. Inmiddels heeft Israël zo’n 700 duizend kolonisten naar beide gebieden overgebracht, en die gehuisvest in ruim tweehonderd illegale kolonies (‘nederzettingen’) op Palestijns land.
Onder dekking van de Amerikaanse president Trump en diens begin dit jaar gepresenteerde ‘vredesplan’ nam Israël zich voor om vanaf 1 juli een substantieel deel van het C-gebied te annexeren. Na grote internationale druk werd daar ‘voorlopig’ van afgezien – een besluit waarin ook de normalisering van de relatie met de Verenigde Arabische Emiraten en Bahrein een rol speelde.
Ten onrechte wordt die opschorting als geruststellend ervaren. De kolonisering wordt in hoog tempo voortgezet en wortelt zich elke dag dieper in Palestijns gebied. Gebruikmakend van het fiat van Trump tracht Israël nu door te drukken met wat terecht de facto annexatie wordt genoemd. Dat blijkt uit de toegenomen sloop van Palestijnse gebouwen en de bouw van vele duizenden nieuwe woningen voor Israëlische kolonisten.
Eerder deze maand wees de Israëlische regering twintig miljoen shekel (een kleine vijf miljoen euro) toe aan het nieuwe ministerie voor Kolonistenzaken (Settlement Affairs Ministry) voor het in kaart brengen van wat zij ‘ongeautoriseerde Palestijnse constructies’ in het C-gebied noemt. Het is voor het eerst dat Israël deze post in zijn officiële begroting opneemt. Daar bovenop werd 19,5 miljoen shekel toegewezen ter versterking van het bestuur van de Israëlische kolonies in het Palestijnse C-gebied.
De toegewezen fondsen volgen op een besluit dat het Israëlische ‘veiligheidskabinet’ in juli nam tot ‘het behoud van het C-gebied vanuit nationaal perspectief’. Daarmee was de toon gezet. In de weken erna organiseerde de invloedrijke parlementaire Commissie voor Buitenlandse Zaken en Defensie twee zittingen over hetzelfde thema onder de noemer ‘de Palestijnse overname van het C-gebied’.
Uit een artikel in Haaretz van de Israëlische journaliste Amira Hass over die zittingen blijkt de Israëlische intentie om het C-gebied verder te koloniseren, en uiteindelijk te annexeren, en ook het kader waarin dat streven wordt gezien: als een ‘recht’ dat in gevaar wordt gebracht door de lokale Palestijnse bevolking, die met de bebouwing van haar eigen land zou trachten de illegale Israëlische kolonisering te ‘wurgen’.
Het artikel geeft een verbijsterende inkijk in de Israëlische visie op de aanwezigheid van de Palestijnen. Zo noemde parlementariër Avi Dichter (Likud) bebouwing door Palestijnen van het C-gebied ‘territoriale terreur’. Zijn partijgenoot Amit Halevi sprak van een ‘exponentieel virus’. Voormalig kolonistenleider Benzi Lieberman had het over ‘een kanker’. Tijdens de bijeenkomsten vielen geregeld de termen ‘strijd’, ‘oorlog’ en ‘campagne’.
Volgens de Israëlische politiek hebben ook Europese regeringen en organisaties schuld aan de ‘wurging’ van de Israëlische kolonisering – dit vanwege hun steun aan humanitaire hulpprojecten ten bate van de Palestijnen. De Israëlische minister van Buitenlandse Zaken, Gabi Ashkenazi, klaagde dat de Europeanen het Israëlische vergunningenstelsel in het C-gebied niet repecteren; hij sprak van een ‘Europese interventie in een poging grenzen vast te stellen’ en waarschuwde voor ‘consequenties’: als Israël besluit om door Europa gefinancierde projecten te slopen of confisqueren, zal het de kosten niet vergoeden, luidde de boodschap.
Die realiteit bestaat allang. Sinds 2009 sloopte Israël 1.164 met internationale hulp gerealiseerde projecten, waaronder scholen, waarvoor zo goed als nooit compensatie werd betaald. Die strategie betaalt zich uit. Werden in 2015 met internationale (vooral Europese) financiering nog 75 hulpprojecten uitgevoerd ten bate van de Palestijnen, in 2019 waren dat er nog slechts twaalf. Dat feit werd in de Commissievergadering met trots vermeld.
Die trots klonk ook door in andere behaalde resultaten, waaronder de sloop van 242 Palestijnse bouwwerken in de eerste acht maanden van dit jaar, de vernietiging van 7.500 Palestijnse olijfbomen in 2019 en de inbeslagname van zevenhonderd bulldozers, graafmachines, waterpompen en dergelijke in datzelfde jaar. Dat laatste feit werd omschreven als ‘belangrijke afschrikking’ van de lokale Palestijnse bevolking.
Pijnlijk is de hoofdrol die de zogenoemde ‘Civil Administration’ speelt in deze destructie. Opgericht in 1981 om de belangen van de onder Israëlische bezetting levende Palestijnse bevolking te dienen, is zij uitgegroeid tot hoofdaannemer van het koloniseringsregime. Net zo pijnlijk is het feit dat daarbij gebruik wordt gemaakt van twee besluiten die bedoeld waren om de Palestijnen te behoeden voor Israëlische bebouwing van hun land, maar nu worden ingezet om te voorkomen dat zij hun eigen land bebouwen.
Maar het pijnlijkst is de conclusie dat al deze feiten plaatsvinden onder het oog van de volstrekt passieve internationale gemeenschap. Daaronder ook Nederland, dat de Palestijnse slachtoffers aan hun lot overlaat en de Israëlische dader geen strobreed in de weg legt. De verplichting tot bescherming van de internationale rechtsorde, vastgelegd in onder meer de Nederlandse grondwet, heeft geen betekenis als het over de Palestijnen gaat.