De afgelopen dagen vielen Israëlische troepen de kantoren binnen van twee Palestijnse mensenrechtenorganisaties. Ze richtten een ravage aan en verdwenen met kostbare apparatuur. De overvallen zijn onderdeel van een brede campagne om critici van de Israëlische bezetting te intimideren en de mond te snoeren.
Dinsdag vielen Israëlische bezettingstroepen het kantoor binnen van de Unie van Palestijnse Vrouwencomité’s (Union of Palestinian Women’s Committees, UPWC) in Al-Khalil (Hebron). De militairen haalden het kantoor overhoop en verdwenen met een camera, computers en een printer. De UPWC zet zich sinds 1980 in voor vrouwen- en mensenrechten en is derhalve scherp gekant tegen de Israëlische bezetting van Palestijns gebied.
Vorige week donderdag pleegden Israëlische troepen om twee uur ‘s nachts een overval op het kantoor van de Palestijnse mensenrechtenorganisatie Addameer (Prisoner Support and Human Rights Association) in Ramallah. Daarbij werden vijf laptops, geheugenkaarten, harde schijven en boeken gestolen. Het was de derde maal dat het kantoor werd overvallen; eerder gebeurde dat in 2002 en 2012. Addameer zet zich in voor Palestijnse politieke gevangenen in Israëlische detentie.
Tegelijk met de inval bij Addameer werd ingebroken in meerdere andere kantoren en andere gebouwen in Ramallah. Daaronder het hoofdkantoor van de vakbond voor werknemers in de dienstverlening, waar computers, harde schijven en documenten werden ontvreemd. Op straat kwam het tot een botsing met inwoners van de stad, waarbij door Israëlische militairen schokgranaten en met rubber beklede kogels werden afgevuurd. Vijf Palestijnen raakten gewond.
Zowel Ramallah als het deel van Al-Khalil waar het kantoor van de UPWC is gevestigd behoren tot het zogenoemde A-gebied (Area A) van de Westelijke Jordaanoever, dat onder bestuur staat van de Palestijnse Autoriteit (PA). Desondanks valt het Israëlische leger er geregeld binnen zonder dat de PA ingrijpt. Onder de ogen van de PA werd zelfs een Palestijnse parlementariër van haar bed gelicht.
De overvallen op de kantoren maken deel uit van een brede campagne om organisaties die Israëls politiek van bezetting, kolonisering en onderdrukking aan de kaak stellen het functioneren onmogelijk te maken. In een verklaring plaatst Addameer de overval op het eigen kantoor in het licht van die campagne:
This is part of the campaign to shrink space, delegitimize and de-fund the human rights and civil society organizations that have a role in facing the occupation’s violations and claiming accountability for those violations.
Ook andere organisaties hekelen de campagne waarmee Israël door middel van invallen, maar ook lastercampagnes en wetgeving, probeert critici monddood te maken. ‘Iedereen die kritiek levert op Israëlsche mensenrechten-schendingen loopt risico’, schrijft Amnesty International onder de kop ‘Israel ramps up assault on civil society’:
Civil society is facing continued attacks, through restrictive legislation and governmental policies coupled with smear campaigns aimed at delegitimizing human rights work.
Israeli authorities have been sending a clear message to Palestinian civil society: anyone who dares to speak out about Israeli human rights violations in Israel and the Occupied Palestinian Territories risks coming under attack.
Onder de noemer ‘direct attack on human rights’ beschrijft de in Haifa gevestigde mensenrechtenorganisatie Adalah (The Legal Center for Arab Minority Rights) de overval op Addameer in vergelijkbare termen:
This Israeli military incursion is a direct attack on human rights work in Palestine, and lays bare Israel’s continuing crackdown on civil society institutions and their sources of funding, and reveals its ongoing efforts to defame and incite against human rights defenders.
Illustratief voor de brede campagne is het besluit van de Israëlische regering de directeur Israël/Palestina van Human Rights Watch, de Amerikaan Omar Shakir, het land uit te zetten. Juist deze week diende Shakirs beroep tegen dat besluit voor het Israëlische Hooggerechtshof, dat een uitspraak uitstelde tot na 1 oktober (joods nieuwjaar).
Shakir kreeg op 7 mei 2018 te horen dat zijn werkvisum werd ingetrokken en hij Israël binnen twee weken voorgoed diende te verlaten. Als reden voerde het ministerie van Binnenlandse Zaken aan dat hij zou oproepen tot een boycot van Israël en betrokken zou zijn bij de BDS-beweging – de internationale beweging die Israël door middel van boycots, desinvesteringen en sancties (BDS) wil dwingen de rechten van de Palestijnen en het internationaal recht te respecteren.
Human Rights Watch (HRW) en Shakir wezen de beschuldigingen in artikelen en video’s van de hand. Zij stellen dat de poging Shakir uit te wijzen is ingegeven door de kritiek die HRW heeft op Israëls systematische schendingen van de universele mensenrechten en het internationaal recht. Ook zij wijzen op de lastercampagnes die tegen organisaties en individuen met onwelgevallige opvattingen worden gevoerd en op het buiten de grenzen houden van zulke ‘luizen in de pels’.
The Rights Forum documenteerde een groot aantal gevallen waarin personen met onwelgevallige opvattingen de toegang tot Israël werd ontzegd. Vers in het geheugen ligt de weigering om de Amerikaanse Congresleden Ilhan Omar en Rashida Tlaib tot het land toe te laten. In Nederland deed vorig jaar het bij aankomst in Israël terugsturen van twee onderzoeksters van de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) stof opwaaien. Begin vorig jaar publiceerde Israël een zwarte lijst van twintig buitenlandse organisaties, waaronder het Amerikaans-joodse Jewish Voice for Peace, die niet langer welkom zijn in het land.
Van dezelfde orde is de verbanning door Israël van de internationale waarnemers die sinds 1997 in het bezette Al-Khalil werkzaam waren. Afgelopen februari kregen de waarnemers van de zogeheten Temporary International Presence in Hebron (TIPH) de boodschap dat zij dienden te vertrekken. Gelijktijdig trok de Wereldraad van Kerken haar waarnemers uit de stad terug vanwege ‘de onophoudelijke intimidatie’ door Israëlische kolonisten en militairen.
Ook Israëlische mensenrechtenorganisaties als B’Tselem en Breaking the Silence hebben voortdurend te maken met lastercampagnes, bedreigingen en zelfs geweld. Door middel van wetgeving wordt getracht hen het functioneren onmogelijk te maken. Een voorbeeld is de zogenoemde ‘Breaking the Silence’-wet, waarmee het kritische organisaties onmogelijk wordt gemaakt voorlichting op scholen te geven.
Ook Palestijnse journalisten en media hebben geregeld te maken met invallen van Israëlische militairen. In december vorig jaar vielen bezettingstroepen het kantoor van Wafa, het persbureau van de Palestijnse Autoriteit in Ramallah, binnen. Eerder documenteerden wij overvallen op mediakantoren in Ramallah en Al-Khalil, waar volgens beproefd recept een ravage werd aangericht en eigendommen werden ontvreemd. Organisaties als Reporters Without Borders beschuldigden Israël geregeld van een permanente intimidatiecampagne tegen journalisten, bedoeld om de bezetting aan het oog te onttrekken.
In het slechtste geval wacht critici van Israëls politiek van bezetting, kolonisering en onderdrukking de gevangenis. Onder de 5150 Palestijnen in Israëlische gevangenissen bevinden zich onder meer zeven leden van het Palestijnse parlement en een aantal mensenrechtenverdedigers. Eén op de elf Palestijnse gevangenen wordt in ‘administratieve detentie’ gehouden, gevangenschap waaraan geen aanklacht, proces of veroordeling te pas komt en die eindeloos kan worden verlengd. Onder hen zijn vijf parlementsleden en ook Ayman Nasir, juridisch coördinator van Addameer, de organisatie die zich inzet voor Palestijnse gevangenen en afgelopen week voor de derde keer met een inval van Israëlische militairen te maken kreeg.