Twee nieuwe rapporten belichten de groeiende Israëlische voetafdruk op de bezette Westelijke Jordaanoever. De Israëlische kolonies groeien explosief, terwijl de Palestijnen wordt verboden om hun eigen land te bebouwen. De cijfers zijn schokkend.
Op 4 februari publiceerde de Vertegenwoordiging van de Europese Unie in de Palestijnse gebieden haar halfjaarlijkse rapport over de status van de Israëlische kolonisering van de Palestijnse Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem. Daags daarvoor publiceerde het Israëlische B’Tselem een rapport over de radicale wijze waarop Israël de Palestijnen de bebouwing van hun eigen land onmogelijk maakt.
Volgens het EU-rapport werden in 2018 door de Israëlische overheid meer dan 15.800 woningen voor Israëlische kolonisten gepland en aanbesteed, waarvan 9.400 op de Westoever en 6.400 in bezet Oost-Jeruzalem. Dat houdt een exposieve stijging in ten opzichte van 2015 en 2016, en in het geval van Jeruzalem ook ten opzichte van 2017. Tussen januari en september 2018 werd de daadwerkelijke bouw van 1.456 woningen gestart – een toename van twintig procent ten opzichte van 2017.
Aan die explosieve groei liggen verschillende ontwikkelingen ten grondslag. Zo maken 2.500 van de geplande woningen deel uit van Israëls zogenoemde E2-plan (East Two). Doel van dat plan is de ‘wurging’ van de Palestijnse stad Bethlehem door Israëlische kolonies. In een recente analyse beschrijft de Israëlische organisatie Peace Now de gevolgen.
Ten bate van het E2-plan heeft Israël ten zuiden van Bethlehem een stuk grond bij het Palestijnse dorp Al-Nahla geconfisqueerd, waar zich nu al de Israëlische ‘buitenpost’ (outpost) Givat Eitam bevindt. Daar zal een nieuwe kolonie verrijzen van initieel 2.500 woningen, als onderdak voor duizenden Israëlische nieuwkomers.
Buitenposten zijn stukken Palestijnse grond, vaak heuveltoppen, waarop zich Israëlische kolonisten hebben gevestigd zonder toestemming van hun regering (en uiteraard zonder toestemming van de Palestijnen). Veelal betreft het kleine groepjes religieuze Israëli’s, levend in een paar caravans. De buitenpost Givat Eitam wordt gerund vanuit de nabijgelegen Israëlische kolonie Efrat.
In de praktijk vormt een buitenpost vaak een springplank naar een volwaardige kolonie, zoals nu bij Bethlehem wordt gedemonstreerd. Frequent worden buitenposten door Israël achteraf gelegaliseerd, bijvoorbeeld door ze als ‘buitenwijk’ van een bestaande kolonie te definiëren. Op papier is dan geen nieuwe kolonie gesticht, waardoor protesten uit de internationale arena worden vermeden. Het EU-rapport beschrijft een voorbeeld van die praktijk, waarbij in 2018 de buitenpost Ibei Hanahal als wijk werd toegevoegd aan de kolonie Ma’ale Amos.
Vergelijkbare ontwikkelingen spelen rond het gebied E1 (East One), bedoeld om Palestijns Oost-Jeruzalem te isoleren en de Westoever in twee delen te splitsen. Het EU-rapport beschrijft een toename van infrastructurele projecten die de Israëlische greep op Oost-Jeruzalem versterken en de Israëlische kolonies nog hechter met Israël verbinden.
Ook wijst de EU op een nieuwe Israëlische wet die het kolonisten makkelijker maakt om zich in Oost-Jeruzalem te vestigen. De wet staat bebouwing toe van het nationale park City of David, dat zich langs de stadsmuren van Oost-Jeruzalem bevindt.
In het EU-rapport wordt voorspeld dat de in 2018 genomen maatregelen zullen leiden tot een toevloed van maar liefst zestigduizend nieuwe kolonisten naar bezet Palestijns gebied. De kolonisering van Palestijns gebied vordert met reuzenstappen.
Ook de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem publiceerde afgelopen week een rapport, getiteld Fake Justice: The Responsibility Israel’s High Court Justices Bear for the Demolition of Palestinian Homes and the Dispossession of Palestinians. Het rapport maakt duidelijk wat de Israëlische expansiedrang de Palestijnen op de Westoever kost. Voor het rapport zijn honderden casussen geanalyseerd die de afgelopen jaren voor het Israëlische Hooggerechtshof dienden.
Kern van de problematiek is de volledige greep van Israël op de indeling en bebouwing van de Westelijke Jordaanoever, waarbij zoveel mogelijk land wordt toegewezen aan Israëlische kolonies en voorzieningen, terwijl Palestijnse leefgebieden en bouwwerken juist worden ingeperkt en afgebroken.
Dat proces is vooral zichtbaar in het zogenoemde C-gebied (Area C), dat zestig procent van de Westelijke Jordaanoever omvat. Als uitvloeisel van de Oslo-akkoorden van 1993 en 1995 kwam het onder tijdelijk bestuur van Israël. Aan die situatie had eind jaren negentig een einde moeten komen, maar van de voorziene gebiedsoverdracht aan de Palestijnse Autoriteit is niets terechtgekomen.
Israël stelt dat Palestijnen in het C-gebied een vergunning van de bezettingsautoriteiten nodig hebben als ze een school willen bouwen, drinkwater- of elektriciteitsvoorzieningen willen aanleggen, een landbouwproject willen opzetten of op hun eigen grond een huis of schuur willen bouwen.
B’Tselem beschrijft dat bebouwing van zestig procent van het C-gebied (36 procent van de gehele Westoever) voor Palestijnen strikt verboden is. Daartoe heeft Israël het betreffende land bestempeld tot ‘staatsland’ of militaire oefenzone, of gereserveerd ten bate van Israëlische kolonies.
Wie denkt dat Palestijnen buiten die ‘gereserveerde’ gebieden in elk geval hun eigen land kunnen ontwikkelen, heeft het ernstig mis. Aanvragen voor vergunningen lopen in de regel uit op bureaucratische nachtmerries, en leiden vrijwel gegarandeerd tot niets. B’Tselem stelt vast dat sinds het jaar 2000 slechts vier procent van de Palestijnse aanvragen – 226 van de 5.475 – werd gehonoreerd.
Palestijnen die noodgedwongen besluiten om zonder Israëlische vergunning een huis, werkplaats of schuur te bouwen, kunnen rekenen op een Israëlische slooporder. Daartegen kunnen zij bezwaar aantekenen bij het Israëlische Hooggerechtshof. B’Tselem beschrijft dat van honderden bezwaarschiften geen enkele door het hof werd gehonoreerd – een score van nul procent. In al die gevallen werden de Palestijnse bouwwerken alsnog gesloopt.
Volgens cijfers van B’Tselem werden sinds 2006 op de Westoever (Oost-Jeruzalem niet inbegrepen) door Israëlische bezettingstroepen 1.401 Palestijnse woningen gesloopt. Daarbij werden 6.207 Palestijnen dakloos, van wie de helft kinderen. Dat aantal is nog beperkt, in aanmerking genomen dat tussen 1988 en 2017 bijna 17 duizend slooporders werden uitgevaardigd, waarvan er pas 3.483 zijn uitgevoerd. Jaarlijks komen er duizend nieuwe bij.
De Israëlische bouwrestricties zijn van een dermate omvang dat zij niet alleen de direct getroffenen raken, maar de Palestijnse gemeenschappen op de Westoever elke kans op ontwikkeling en groei ontnemen. De rigide regels, ellenlange procedures en permanente onzekerheid betekenen feitelijk dat Palestijnen geen enkele kans hebben om een toekomst te plannen, laat staan om die op te bouwen.
Om zijn beleid te legitimeren verwijst Israël naar wet- en regelgeving die tachtig jaar geleden door de Britse Mandaathouder werd opgesteld voor Palestijnse dorpen. Die bepaalt onder meer dat dorpen werden geacht hun groei op te vangen binnen de toen bestaande dorpsgrenzen.
Voor Israëlische kolonies gelden de mandaatregels niet. Zo wordt de kolonies standaard veel meer grond toebedeeld dan nodig, zelfs voor een reguliere bevolkingsaanwas. Kolonisten die zonder vergunning bouwen, wordt zelden iets in de weg gelegd – ook al zijn hun bouwsels illegaal, en staan die in even illegale kolonies.
B’Tselem verwijt het Israëlische Hooggerechtshof dat het deze dubbele standaarden legitimeert. Als voorbeeld beschrijft het de voorgenomen verwoesting van het Palestijnse dorp Khan al-Ahmar ten faveure van de uitbreiding van Israëlische kolonies als Kfar Adumim. Het hof keurde de verwoesting goed: Khan al-Ahmar beschikt namelijk niet over een Israëlische vergunning, en Kfar Adumim wél. De rechter motiveerde zijn uitspraak met de woorden ‘the same law applies to all’.
Dat is alleen te begrijpen als onder ‘same law’ de wetten van de kolonisator worden verstaan, die worden opgedrongen aan het volk dat wordt gekoloniseerd. Het is alleen te begrijpen als we accepteren dat de Israëlische rechterlijke macht fungeert als nuttig instrument voor de koloniale aspiraties van de staat. Niet voor niets gebruikt B’Tselem de term ‘fake justice’ in de titel van het nieuwe rapport.