Opsteller IHRA-definitie van antisemitisme waarschuwt tegen invoering ervan

Toepassing van de IHRA-definitie van antisemitisme ondermijnt de vrijheid van meningsuiting, stelt de architect ervan, de Amerikaan Kenneth Stern. De internationale Israël-lobby probeert de definitie overal door overheden en instellingen te laten verankeren, maar daarvoor is die nooit bedoeld geweest, waarschuwt hij.

Kenneth Stern, architect van wat bekend werd als de IHRA-definitie van antisemitisme, licht in november 2017 zijn bezwaren tegen invoering ervan toe tegenover een commissie van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden.

Mijn angst is dat als we deze antisemitisme-definitie in de wet verankeren, allerlei groeperingen daarmee zullen proberen politieke opvattingen die ze niet bevallen de kop in te drukken in plaats van er inhoudelijk op in te gaan.

Wat deze uitspraak opmerkelijk maakt is niet zozeer de inhoud – die wordt breed gedeeld –, maar het feit dat ze afkomstig is van de architect van de bedoelde definitie, de joodse Amerikaan Kenneth Stern. Hij stelde in 2004 de definitie op die bekend zou worden als de ‘IHRA-definitie van antisemitisme’. ‘IHRA’ staat voor ‘International Holocaust Remembrance Alliance’, een internationale organisatie met vertegenwoordigers uit 31 landen, waaronder Nederland.

Op 26 mei 2016 omarmde de IHRA Sterns definitie, die tot dat moment nauwelijks door het grote publiek was opgemerkt. Sindsdien oefent de internationale zogeheten ‘Israël-lobby’ zware druk uit op regeringen, parlementen, universiteiten en andere instellingen om de definitie officieel aan te nemen en bij voorkeur in wetgeving te verankeren; in Den Haag werd dinsdag nog een petitie van die strekking aan de Tweede Kamer aangeboden. Niet doen, waarschuwt Stern met nadruk, dat leidt tot inperking van de vrijheid van meningsuiting en is slecht voor iedereen, niet in de laatste plaats voor joden.

Muilkorven critici

De definitie bestaat uit een korte omschrijving van het begrip ‘antisemitisme’ en elf daaraan toegevoegde ‘hedendaagse voorbeelden van antisemitisme’. Kern van de kritiek is dat de eigenlijke definitie volstrekt onduidelijk is, dat ruim de helft van de voorbeelden betrekking heeft op Israël, en dat de definitie daardoor een instrument vormt om kritiek op Israëls Palestinapolitiek als ‘antisemitisch’ de kop in te drukken. In een kritiek op de definitie omschreven we in juni 2017 de bedoeling van de definitie en haar supporters als:

[…] het onder het mom van de strijd tegen antisemitisme stigmatiseren van democratisch en geweldloos verzet tegen illegaal beleid van de staat Israël, als voorstadium van criminalisering. […] Het is evident dat de IHRA-definitie is vastgesteld om critici van Israëls beleid te muilkorven en te stigmatiseren.

Ontstaan van de definitie

Dat uitgerekend de opsteller van de definitie tot de felste critici van invoering ervan behoort is in Nederland amper bekend. Toch spreekt hij zich in de Verenigde Staten al een jaar of acht uit tegen wat hij noemt het politieke ‘misbruik’ dat er van zijn definitie wordt gemaakt. In november 2017 zette hij zijn kritiek uiteen tegenover een commissie van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden.

Stern betoogde dat zijn definitie nooit bedoeld is geweest als een politiek ‘instrument om de vrijheid van meningsuiting in te perken’, maar slechts als een hulpmiddel bij het registreren en vergelijken van uitingen van vermeend antisemitisme. Zijn definitie zag het licht nadat vanuit de Israël-lobby kritiek was geuit op de definitie die in Europa werd gebruikt door de commissie die belast was met het monitoren van antisemitisme – het European Monitoring Committee on Racism and Xenophobia. De commissie zou te weinig oog hebben voor wat wordt genoemd het ‘nieuwe antisemitisme’, dat anders dan het klassieke antisemitisme de vorm zou aannemen van kritiek op het zionisme of de politiek van de staat Israël.

Onder druk van met name Amerikaanse joodse organisaties, waaronder het Simon Wiesenthal Centre en het American Jewish Committee (AJC) – waar Stern destijds als antisemitismedeskundige een belangrijke functie had –, verdween de oude definitie in de prullenbak. Daarvoor in de plaats werd de door Stern opgestelde definitie naar voren geschoven, maar een officiële status kreeg die niet. Verdeeldheid binnen de commissie en kritiek van buiten leidde ertoe dat de definitie slechts als ‘werkdocument en discussiestuk’ op de website van de commissie werd gepubliceerd. Toen de commissie in 2007 opging in de Fundamental Rights Agency, verdween de definitie van de website.

Het weerhield de Israël-lobby en de Israëlische regering er niet van om met de definitie de deuren langs te gaan. Over een breed front werd en wordt de definitie op agressieve en emotionele wijze gepusht – de wijze waarop de Britse Labourpartij de afgelopen tijd is bewerkt om de definitie over te nemen spreekt boekdelen. Met het aannemen van de definitie door de IHRA kwam de campagne in de schijnwerpers te staan. De IHRA zette druk op Europese landen en instanties en kreeg daarbij steun van tal van lobby-organisaties, met een hoofdrol voor het European Jewish Congress en het AJC Transatlantic Institute, het Brusselse kantoor van Sterns voormalige werkgever, het American Jewish Committee.

Op 31 mei 2017 nam het Europees Parlement de definitie aan en riep het de aangesloten landen op datzelfde te doen, schreven wij vorig jaar. Op dat moment hadden twee landen (het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk) dat gedaan, sindsdien zijn daar Schotland, Roemenië, Duitsland, Bulgarije, Litouwen en de Republiek Macedonië bijgekomen. Ook een aantal stadsbesturen nam de definitie over. In Amsterdam ondertekenden een aantal politieke partijen in maart een ‘Joods Akkoord’, waarin de definitie, verstopt in een voetnoot, als maatstaf voor antisemitisme is opgenomen. Op al deze plaatsen heeft de definitie de status van ‘niet-juridisch bindende werkdefinitie’. Op tal van plaatsen ontstond rond het overnemen ervan verhitte discussie en werden voorbehouden gemaakt met betrekking tot (een deel van) de toegevoegde voorbeelden.

Van meet af aan misbruikt

Stern beschouwde die voorbeelden als aandachtspunten bij het registreren van tegen joden gerichte haatmisdrijven, vertelde hij het Huis van Afgevaardigden. Hij stelde ze op om duidelijk te maken dat achter bijvoorbeeld vergelijkingen tussen beleid van Israël en dat van het naziregime jodenhaat schuil kan gaan. In de praktijk werden zijn voorbeelden echter aangegrepen om iedereen die dergelijke vergelijkingen maakt als jodenhater aan te pakken.

Stern beschreef hoe zijn definitie aan Amerikaanse universiteiten en campussen van meet af aan ‘werd misbruikt om de academische vrijheid te beknotten en politieke uitingen te bestraffen’. Met zijn definitie in de hand dienden ‘pro-Israëlische’ groeperingen klachten in over studieonderdelen over de Israëlische bezetting, lesmateriaal dat ‘eenzijdig’ en ‘anti-Israëlisch’ zou zijn, een studieprogramma getiteld ‘Arabs and the Holocaust’ waarin de stichting van Israël een ‘tragedie voor de Palestijnen’ werd genoemd, en films waarin het reilen en zeilen van de BDS-beweging werd belicht.

De uitgesproken gedachte daarbij was, stelde Stern, dat ook als de pogingen tot het laten verbieden van zulk materiaal mislukten, er een dreigend en beperkend effect van zou uitgaan op enerzijds docenten en anderzijds groeperingen die ‘pro-Palestijns’ waren. De lobbyisten ‘maakten er geen geheim van dat het hun bedoeling was de vrijheid van meningsuiting in te perken’, zei hij. Het ‘jagen’ op onwelgevallige opvattingen was door hen tot ‘business model’ verheven. In dat verband wees hij op het opereren van organisaties als het anonieme Canary Mission, dat onder het motto ‘If you’re a racist, the world should know’ profielen publiceert van studenten, universitair medewerkers en organisaties die zich op Amerikaanse campussen met ‘anti-Israëlische activiteiten’ zouden inlaten.

Nu al vrezen docenten dat het onmogelijk dreigt te worden een verantwoord lesprogramma samen te stellen, merkte Stern op. Logisch, zei hij; wanneer zijn definitie een officiële status zou krijgen, zouden docenten zich wel tweemaal bedenken om boeken van schrijvers die sceptisch staan tegenover het zionisme op de leeslijst te zetten. Onder hen niet alleen Palestijnse schrijvers, maar ook vooraanstaande joodse denkers als Martin Buber en Hannah Arendt.

Definitie vergroot de problemen

Stern constateerde dat de lobbyisten van meet af aan grote druk uitoefenden op universiteiten, Amerikaanse staten en het Congres om de definitie over te nemen. Dat was ook de reden waarom hij in november vorig jaar door het Huis van Afgevaardigden werd uitgenodigd om zijn visie te geven. Daar lag het plan op tafel een op de definitie gebaseerd wetsvoorstel in te dienen, de zogeheten ‘Anti-Semitism Awarness Act’. In 2016 was hetzelfde voorstel al eens in het Congres ingediend. Het werd toen door de Senaat aangenomen, maar niet door het Huis, waar het als een bedreiging voor de vrijheid van meningsuiting werd gezien. Onder druk van de Israël-lobby werd het in 2017 opnieuw geagendeerd, en ondanks de bezwaren van Stern en vele anderen is het op 23 mei jl. wederom ingediend in het Congres.

De bestaande anti-racisme-wetgeving voldoet om antisemitisme aan universiteiten en op campussen (waarop Sterns betoog voornamelijk betrekking had) te bestrijden, stelde hij onder verwijzing naar klachten die hij zelf had ingediend en die bevredigend waren afgehandeld. Het aannemen van zijn definitie voegde daaraan niets toe, maar zou de autoriteiten wel met allerlei nieuwe problemen confronteren.

Stern wees in dit verband op het debat binnen de joodse gemeenschap over de vraag welke joden wel en niet tot ‘de joodse familie’ behoren. Zowel binnen als buiten de universitaire wereld worden joden die om theologische, ideologische of politieke redenen tegen het zionisme gekant zijn uitgemaakt voor verraders, antisemieten, nepjoden, zelfhatende joden en kapo’s, stelde hij. ‘Vitriool’, noemde hij het, en met een officiële definitie zouden de vitrioolschenkers een wapen in handen krijgen om antizionistische joden als antisemieten aan te klagen. De definitie biedt dan geen bescherming aan joden in het algemeen, maar wordt gebruikt om ‘foute’ joden tot zwijgen te brengen en uit de familie te verbannen, aldus Stern.

Ook benadrukte hij dat het in wetgeving verankeren van zijn definitie ertoe zal leiden dat andere bevolkingsgroepen en volken hetzelfde zullen eisen. Onder verwijzing naar een van zijn elf voorbeelden (‘Denying the Jewish people their right to self-determination, or denying Israel the right to exist’) stelde hij dat Palestijnen dan kunnen aanvoeren dat het ontkennen of ontzeggen van hun recht op zelfbeschikking en op een eigen staat Palestina uitingen zijn van ‘anti-Palestinianism’. Gevolg zou zijn dat groeperingen die de tweestatenoplossing afwijzen of tegenwerken, of claimen dat er geen Palestijns volk bestaat, worden aangeklaagd.

McCarthy-tijdperk

Van zulke complicaties moeten autoriteiten zich verre houden, is de opvatting van Stern. Zeker aan universiteiten moet het debat over lastige thema’s als de kwestie-Palestina/Israël en het zionisme juist worden aangemoedigd. Het ‘worstelen met ideeën die mensen moeilijk vinden’ is een wezenlijk element van de universitaire opleiding en het maatschappelijk debat, stelde hij. Met het overnemen van zijn definitie wordt het tegenovergestelde bereikt.

Ter illustratie wees hij op de gevolgen die het overnemen van zijn definitie door het Verenigd Koninkrijk direct al hadden. Daar verbood een universiteit de jaarlijkse ‘Israel Apartheid Week’, moest een Holocaust-overlevende na een klacht van een Israëlische diplomaat de titel van een toespraak aanpassen en toestaan dat zijn speech werd opgenomen, en werd een docent aan een universiteit onderworpen aan een officieel onderzoek, nadat zij op grond van een jaren oud artikel van antisemitisme was beschuldigd. Stern trekt een vergelijking met het beruchte McCarthy-tijdperk uit de vorige eeuw, toen Amerikaanse ambtenaren gedwongen werden te verklaren dat ze geen lid waren van de communistische partij of andere ‘subversieve groeperingen’. Wie dat wel was, verloor zijn baan.

Ondermijning bestrijding antisemitisme

In zijn verzet tegen toepassing van de definitie staat Stern verre van alleen. Van meet af aan bestaat er brede oppositie tegen, zeker ook van de kant van progressieve joodse organisaties, zoals wij vorig jaar in onze kritiek op de definitie meldden. Minder dan twee maanden geleden spraken nog eens bijna veertig joodse organisaties, waaronder Een Ander Joods Geluid en gate48, zich in een verklaring scherp tegen de definitie uit. Meerdere juristen, onder wie de gezaghebbende Britse strafrechtadvocaat Hugh Tomlinson, schreven er alarmerende juridische opinies over.

In de Engelstalige pers verschenen dit jaar tal van uitstekende artikelen waarin principiële kritiek op de definitie en het leuren daarmee door de zogenoemde Israël-lobby wordt geuit. Enkele daarvan staan hieronder vermeld. Kern ervan is steeds dat de definitie een directe bedreiging vormt voor de vrijheid van meningsuiting, en bovendien de bestrijding van antisemitisme politiseert en ondermijnt.

Dat laatste aspect kwam bij Stern zijdelings aan de orde, maar krijgt van andere critici prominent aandacht (en is ook door The Rights Forum regelmatig onderstreept). Zo schreef Antony Lerman, voormalig hoofd van het in Londen gevestigde Institute for Jewish Policy Research, afgelopen week in een doorwrochte kritiek dat de organisaties die voor de definitie lobbyen de bestrijding van antisemitisme opofferen aan de bescherming van Israël tegen kritiek op zijn onderdrukking van de Palestijnen. De ‘herdefiniëring’ van het begrip antisemitisme ontdoet het begrip van iedere betekenis, waarschuwde hij:

This is a fundamental redefinition of the term ‘anti-Semitism’ for political purposes, one consequence of which is that if almost everything is antisemitic, then nothing is. The word is rendered useless.

Verder lezen
Antony Lerman, Labour should ditch the IHRA working definition of antisemitism altogether
Barry Trachtenberg, Congress’s Anti-Semitism Awareness Act Doesn’t Protect Jews – It Protects Israel
James Zogby, The Anti-Semitism Awareness Act is back: Free speech is at risk
Neve Gordon, The ‘New Anti-Semitism’
Stephen Sedley, Defining Anti-Semitism
Wikipedia, Working Definition of Antisemitism

 

© 2007 - 2024 The Rights Forum / Privacy Policy