Honderden, zo niet duizenden Palestijnse bedoeïenen is de afgelopen jaren het Israëlische staatsburgerschap ontnomen. Dat zou hen abusievelijk zijn toegekend. Dankzij de inzet van de NGO Adalah maken zij kans op herstel.
Aan vermoedelijk duizenden Palestijnse bedoeïenen uit de Naqab-woestijn (Negev) is het Israëlische staatsburgerschap ontnomen. Bij een routinebezoek aan het ministerie van Binnenlandse Zaken kregen zij te horen dat hun staatsburgerschap werd ingetrokken vanwege in het verleden gemaakte fouten bij de toekenning ervan aan hun (groot)ouders. Dat schrijft de Israëlische krant Haaretz (€).
De krant sprak met talloze bedoeïenen die dit is overkomen. Zij hebben gemeen dat ze al decennia Israëlisch staatsburger waren, belasting betaalden, hun stemrecht uitoefenden of zelfs in het leger dienden – en dat hun staatsburgerschap met één pennenstreek werd geschrapt. Deze praktijk heeft gezinnen en families verdeeld in staatsburgers en statenloze burgers.
Die laatste groep moet het nu doen met een permanente verblijfsvergunning, die inhoudt dat zij niet mogen stemmen in landelijke verkiezingen, zich niet verkiesbaar mogen stellen voor een publieke functie, en geen recht hebben op een Israëlisch paspoort. Hun status gaat niet automatisch over op hun kinderen, voor wie een nieuwe verblijfsvergunning moet worden aangevraagd.
Uit het onderzoek van Haaretz blijkt dat de Israëlische autoriteiten al jaren op de hoogte zijn van de misstand. In december 2015 werd het ministerie van Binnenlandse Zaken er door zijn eigen juridisch adviseur op gewezen dat het gevoerde beleid onwettig is. Het ministerie is alleen gerechtigd tot intrekking van iemands staatsburgerschap indien dat werd verkregen op basis van onjuiste informatie; na toekenning heeft de staat drie jaar om eventuele misstanden aan te tonen. In alle andere omstandigheden is alleen een rechter bevoegd tot het intrekken van staatsburgerschap.
De kwestie kreeg pas een jaar geleden serieuze aandacht nadat het aantal verzoeken tot herstel van staatsburgerschap de pan uitrees. Pas toen werd het bestaan van het overheidsbeleid erkend, en werd bekend welke criteria daarbij worden gehanteerd. Bedoeïenen en hun (groot)ouders dienen voor te komen in het tussen 1948 en 1952 opgestelde bevolkingsregister. Is dat niet het geval, dan is het staatsburgerschap ‘ten onrechte’ toegekend en wordt het ingetrokken.
Haaretz schrijft dat de bedoeïenen in de bewuste periode niet in staat waren zich bij het bevolkingsregister te melden. De Naqab-woestijn (Negev) werd vanaf eind 1947 door joodse milities en het Israëlische leger etnisch gezuiverd. Van de 90 duizend Palestijnse bedoeïenen werden er 80 duizend verdreven of gedwongen te vluchten. De elfduizend bedoeïenen die zich wisten te handhaven werden samengedreven in een reservaat, de siyag, en kwamen daar onder militair gezag te staan, afgesloten van de rest van de wereld.
Desondanks bevonden zij zich binnen de grenzen van het internationaal erkende Israël en werden zij Israëlisch staatsburger, evenals hun (klein)kinderen. De situatie die zich nu voordoet betekent dat een tweede of derde generatie staatsburger zijn rechten kan verliezen omdat zijn (groot)ouder zich tussen 1948 en 1952 niet bij het bevolkingsregister heeft kunnen melden.
Dat criterium geldt overigens alleen voor Palestijnse bedoeïenen. Op joodse inwoners van Israël is het niet van toepassing; eventuele omissies of fouten in hun registratie of die van hun (groot)ouders leiden nooit tot het intrekken van het staatsburgerschap. Al even opmerkelijk is het feit dat het kennelijke hiaat in het Israëlische bevolkingsregister van die jaren eenvoudig zou kunnen worden opgevuld met een blik op het bevolkingsregister van de Britse Mandaathouder, waarin veel bedoeïenengemeenschappen wel degelijk voorkwamen.
Dat de kwestie eindelijk serieuze aandacht krijgt is te danken aan de mensenrechtenorganisatie Adalah (Legal Center for Arab Minority Rights), die bij minister van Binnenlandse Zaken Dery en procureur-generaal Mandelblit directe stopzetting van het gevoerde beleid eist. Adalah beschrijft een realiteit waarin bedoeïenen na intrekking van hun staatsburgerschap worden blootgesteld aan een aanvraagprocedure die bestaat voor nieuwkomers, en waarin zij van het kastje naar de muur worden gestuurd.
Zo worden aanvragen afgewezen op grond van bijvoorbeeld een strafblad (dat wettelijk geen belemmering mag vormen voor staatsburgerschap), ontbrekende documenten of zelfs onvoldoende beheersing van het Hebreeuws. Veel bedoeïenen worden op die manier jaren beziggehouden – Haarezt beschrijft een geval van 17 jaar – en gedwongen om kostbare juridische hulp in te schakelen. Tijdens die procedure geven velen er de brui aan, berustend in hun gedevalueerde status.
Onder druk van Adalah maakte een woordvoerder van de procureur-generaal bekend dat onderzoek wordt gedaan naar duizenden bedoeïenen die ‘ten onrechte’ staan geregistreerd als staatsburger. Tenminste 2600 bedoeïenen zouden het risico lopen hun staatsburgerschap te verliezen ‘als gevolg van foutieve registratie door het ministerie van Binnenlandse Zaken’. Betrokken parlementariërs noemen dat getal ‘het topje van de ijsberg’.
Het goede nieuws is dat voor hen wordt gezocht naar een ‘versnelde procedure’ om dat staatsburgerschap opnieuw aan te vragen. Minister van Binnenlandse Zaken Dery had nog beter nieuws. Volgens hem is – in tegenstelling tot de praktijk – nooit sprake geweest van het intrekken van staatsburgerschap, maar van een ‘ordening van de juridische status’. Ook hij bepleit een procedure die duizenden bedoeïenen hun staatsburgerschap terugbezorgt ‘zonder hen onnodige last te berokkenen’.
De komende tijd zal uitwijzen of de Israëlische autoriteiten deze toezeggingen gestand doen. Feit is dat opnieuw is aangetoond dat de Palestijnen, ook die in Israël, wat hun rechten betreft zijn aangewezen op organisaties als Adalah, B’Tselem en Al-Haq. het slechte nieuws is dat juist die organisaties in Israël zwaar onder vuur liggen.
Het probleem is allang niet meer de bezetting. Het probleem is het gedogen ervan.
Ramsey Nasr Schrijver / dichter / acteur