In weerwil van de pandemie sloopte Israël de afgelopen zes maanden gemiddeld twee Palestijnse bouwwerken per dag. Sinds 2009 werden er zevenduizend gesloopt. Daarmee maakt Israël de weg vrij voor Israëlische kolonisten.
In de periode van maart tot en met augustus 2020, overeenkomend met de Covid-19-pandemie, zijn door de Israëlische autoriteiten 389 Palestijnse gebouwen in bezet gebied gesloopt of geconfisqueerd. Dat aantal komt neer op 65 per maand, het hoogste gemiddelde in de afgelopen vier jaar. Als gevolg daarvan werden 442 Palestijnen ontheemd en bijna tweeduizend indirect getroffen.
Dat blijkt uit nieuwe cijfers van de VN-organisatie OCHA (Office for the Coordination of Humanitarian Affairs), die een database bijhoudt van de Israëlische sloopwerkzaamheden en de gevolgen voor de Palestijnen. De alarmerende ontwikkelingen worden in een korte video toegelicht door Jamie McGoldrick, humanitair coördinator van OCHA.
Hoewel Israël bij de uitbraak van de pandemie toezegde terughoudend te zijn bij het slopen van Palestijnse woningen in bezet gebied, is het tegendeel gebeurd. Alleen al in de maand augustus raakten 205 Palestijnen ontheemd, het hoogste aantal sinds januari 2017.
Naast woningen werden schuren en werkplaatsen gesloopt, alsmede voorzieningen voor water en hygiëne. Op 21 juli sloopten Israëlische bezettingstroepen een splinternieuw Palestijns testcentrum voor Covid-19 in Hebron (Al-Khalil).
Vijftig van de 389 gesloopte bouwwerken waren met internationale humanitaire hulp gerealiseerd; door de sloop worden de allerzwaksten getroffen en programma’s voor internationale noodhulp ondergraven.
Een alarmerende ontwikkeling is dat Israël bij de sloop steeds vaker gebruikmaakt van een ‘spoedprocedure’, waarbij tussen de aankondiging en feitelijke sloop slechts 96 uur zit. Hierdoor wordt het de Palestijnse eigenaren en bewoners zo goed als onmogelijk gemaakt om juridisch bezwaar aan te tekenen.
Volgens de database van OCHA heeft Israël sinds 2009 bijna zevenduizend Palestijnse bouwwerken, waaronder scholen, gesloopt in bezet Palestijns gebied; 1.164 daarvan waren gefinancierd door internationale donors. Circa elfduizend Palestijnen werden hierdoor ontheemd en bijna 120 duizend indirect getroffen.
De gesloopte bouwwerken stonden op de Palestijnse Westelijke Jordaanoever, met name in Oost-Jeruzalem (bijna 1.400) en het zogenoemde C-gebied (bijna 5.400), dat 61 procent van de Westoever beslaat en sinds de Oslo-akkoorden (1993-1995) onder ‘tijdelijke’ controle van Israël staat – in 1999 zou de Israëlische terugtrekking zijn voltooid. Het slopen van bouwwerken in bezet gebied is strikt verboden onder internationaal recht.
De reden die Israël structureel opgeeft voor de sloop is het ontbreken van een Israëlische bouwvergunning: een Palestijn mag zijn eigen land pas bebouwen na toestemming van de bezetter. Uit cijfers die de Israëlische mensenrechtenorganisatie Bimkom via een beroep op de Israëlische Wet openbaarheid van bestuur verkreeg, blijkt dat van 2016 tot 2018 door Palestijnen 1.489 bouwvergunningen zijn aangevraagd, waarvan er slechts 21 werden gehonoreerd (1,4 procent).
In dezelfde periode werden door Israël alleen al in het C-gebied 2.147 slooporders voor Palestijnse gebouwen afgegeven, en groeide het aantal inwoners van de illegale Israëlische kolonies (‘nederzettingen’) in dat gebied met ruim 40 duizend tot 430 duizend.
De cijfers weerspiegelen het Israëlische beleid tot kolonisering van de Palestijnse Westoever, dat zich concentreert op Oost-Jeruzalem en het C-gebied. Het feitelijke verbod op Palestijnse nieuwbouw – waardoor de groei en ontwikkeling van Palestijnse gemeenschappen onmogelijk wordt gemaakt –, gekoppeld aan grootschalige sloop en confiscatie van nieuwe en bestaande gebouwen, leidt tot het gedwongen vertrek van veel Palestijnen.
Hun plaats wordt ingenomen door Israëlische kolonisten, die worden gehuisvest in explosief groeiende kolonies met een exclusieve infrastructuur. Inmiddels leven er circa 750 duizend kolonisten in illegale Israëlische kolonies in bezet gebied.