Mouin Rabbani is een onafhankelijke Midden-Oosten-analist, gespecialiseerd in het Arabisch-Israëlische conflict en de kwestie-Palestina, en is Senior Fellow bij het Institute for Palestine Studies.
24 maart 2022 Lees meer overDe genadeloze sancties die het Westen aan Rusland oplegt vanwege de inval in Oekraïne staan in schril contrast met het uitblijven van sancties tegen Israël vanwege zijn misdaden in Palestina. Midden-Oosten-analist Mouin Rabbani gaat in op de dubbele standaarden die het Westen hanteert.
Onderstaande tekst is een weergave van Rabbani’s bijdrage aan een paneldiscussie op 21 maart jl. in Den Haag. De door Students for Palestine georganiseerde discussie zou plaatsvinden aan de Universiteit Leiden, maar werd door het bestuur verboden en door de organisatoren verplaatst naar een locatie buiten de universiteit. In zijn bijdrage verwijst Rabbani naar dat verbod.
Zijn Palestijnen die oproepen tot een boycot van Rusland vanwege de invasie van Oekraïne antisemieten? Terroristen? Vijanden van vrede?
En hoe ligt dat als zij oproepen tot een boycot van Israël vanwege zijn koloniale politiek tegen hun eigen volk? Een politiek die door vooraanstaande mensenrechtenorganisaties wordt gekarakteriseerd als een apartheidsregime dat inmiddels decennia langer bestaat dan het witte apartheidsregime destijds in Zuid-Afrika. Een politiek die is gestoeld op een militaire bezetting van meer dan een halve eeuw, op de jure en de facto annexatie, en op de permanente verdrijving van de overgrote meerderheid van de Palestijnen uit hun thuisland. Een politiek die al zeventig jaar wordt gekenmerkt door welbewuste wreedheden tegen de burgerbevolking.
Israël beweert niet alleen dat Palestina geen recht van bestaan heeft, het heeft grondig ingegrepen in de geografie en demografie van Palestina in een poging het van de aardbodem te vegen. Israëls leiders beweren niet alleen dat er geen Palestijns volk bestaat; ze hebben een strategie geïmplementeerd – door de Israëlische socioloog Baruch Kimmerling omschreven als politicide – om die bewering tot werkelijkheid te maken.
Israëlische politici en hun buitenlandse apologeten beperken zich niet tot het routinematig ontkennen dat er Palestijnen bestaan, zij demoniseren, delegitimeren en criminaliseren op systematische wijze iedereen die de Palestijnen ziet als een volk met onvervreemdbare rechten. De gebeurtenissen voorafgaand aan deze paneldiscussie aan de Universiteit Leiden laten zien hoe deze campagne van laster en intellectueel terrorisme – een term die ik aarzel te gebruiken omdat er niets intellectueels aan is – ook Nederlandse universiteitsstudenten raakt die een discussie over het Israëlische beleid wilden organiseren.
Ik wil dieper ingaan op de westerse reactie op de Russische invasie van Oekraïne van afgelopen maand, en hoe die zich verhoudt tot de reactie op Israëls verwoesting van Palestina die in de vorige eeuw van start ging.
Een goed beginpunt daarvoor is 2014, toen Rusland de Krim annexeerde. Westerse regeringen kondigden direct een reeks sancties tegen Rusland aan, die tot op de dag van vandaag van kracht zijn. In datzelfde jaar was Israëls annexatie van Oost-Jeruzalem bijna een halve eeuw oud. Desondanks lieten dezelfde westerse regeringen toen al decennialang na om soortgelijke maatregelen tegen Israël te treffen omdat die naar eigen zeggen het vooruitzicht op vrede zouden schaden. In plaats daarvan voerden ze een beleid dat neerkomt op een de facto normalisering van de Israëlische annexatie. Dit proces bereikte zijn logische hoogtepunt in 2017 toen de Verenigde Staten Israëls soevereiniteit over Jeruzalem formeel erkenden.
Internationale organisaties gedragen zich net zo. Zo hebben de voetbalbonden UEFA en FIFA altijd geweigerd om Israël uit te sluiten met als argument dat politiek geen plaats heeft in de sport. In 2017 verwees de FIFA naar een statutaire verplichting om in politieke aangelegenheden neutraal te blijven; uitsluiting van Israël zou niet langer in overweging worden genomen. Maar slechts enkele dagen na de Russische invasie van Oekraïne werd die verplichting tot neutraliteit radicaal overboord gezet. Zowel de UEFA als de FIFA deden Rusland in de ban en sloten Russische teams uit van deelname aan al hun activiteiten, waaronder het wereldkampioenschap dat eind 2022 plaatsvindt. In een mum van tijd werden Rusland, en ook steeds meer individuele Russen, op staande voet uit elke sportcompetitie ter wereld verbannen.
Het interessantste fenomeen in het kader van deze discussie betreft de oproep tot boycots middels burgercampagnes. Zulke campagnes bestaan met betrekking tot Israël al heel lang. Ze doen een beroep op bedrijven, universiteiten, muziekgroepen en andere organisaties om Israël verantwoordelijk te houden voor zijn misdaden. Al tientallen jaren pleiten voorvechters van Palestijnse rechten wereldwijd, en in toenemende mate in het Westen, voor een boycot van Israël analoog aan de door de Verenigde Naties onderschreven boycot tegen het apartheidsregime in Zuid-Afrika.
De furieuze reactie die standaard volgt op de oproep tot een boycot van Israël is alom bekend. Die luidt dat het ondenkbaar is dat dergelijke campagnes worden gemotiveerd door legitieme politieke agenda’s, en alleen het product kunnen zijn van antisemitische of genocidale bedoelingen. De meeste personen of instellingen die werden benaderd om deel te nemen aan een boycot van Israël hebben dat verzoek dan ook direct naast zich neergelegd. Zij wezen daarbij op hun zogenaamd apolitieke mandaat of beweerden dat boycots een buitensporig of niet-legitiem middel van politiek protest zouden zijn. Ongetwijfeld spelen ook de professionele, financiële en persoonlijke gevolgen een rol die – door toedoen van Israël en zijn apologeten – degenen te wachten staan die wél stelling nemen.
In februari en maart van dit jaar is plotseling een heel ander beeld ontstaan. Elke maatregel die al jaren door voorvechters van Palestijnse rechten wordt bepleit is inmiddels op grote schaal tegen Rusland ingezet. En door wie? Door dezelfde bedrijven, instellingen en personen die zich tot 24 februari (de dag waarop de invasie van Oekraïne van start ging) beriepen op hun principiële toewijding aan de vrijheid van meningsuiting, vrijheid van keuze, vrijheid van uitwisseling, en welke andere vrijheid ze maar konden bedenken, om Israël vooral niet ter verantwoording te roepen.
Ten aanzien van Rusland zijn alle remmen los. Bovenop alle denkbare conventionele boycots is een scala aan additionele maatregelen getroffen. Zo hebben universitaire opleidingen Dostojevski uit het curriculum gehaald, weigeren orkesten Tsjaikovski uit te voeren en hebben internationale tentoonstellingen Russische katten in de ban gedaan. Ook worden relaties met individuele Russen verbroken – niet omdat zij medeplichtig zijn, maar omdat zij weigeren hun repressieve regering en autocratische leider publiekelijk te veroordelen. Deze plotselinge westerse moed beperkt zich bovendien niet tot Rusland en zijn burgers. Eerder deze maand annuleerde de regering van Litouwen een levering van Covid-19-vaccins aan Bangladesh omdat het land zich had onthouden van stemming over een VN-resolutie waarin de Russische invasie werd veroordeeld.
Maakt dit westerse regeringen, instellingen en personen hypocriet? Ja en nee. Voor wie gelooft dat overeengekomen normen en gedragsregels alleen van betekenis zijn als ze in gelijke omstandigheden gelijk worden toegepast, is hun hypocrisie evident. Westerse leiders die beweren dat hun handelwijze jegens Rusland berust op hun principes of de bescherming van de internationale gedragsregels hebben hun geloofwaardigheid al lang geleden verspeeld.
Maar dat is niet hoe diegenen dat zelf zien. In hun ogen handelen ze consequent: zij zien Oekraïne en Israël als slachtoffers, en Rusland en de Palestijnen als agressors. Deze denkwijze weerspiegelt een lange traditie waarin het Westen en zijn bondgenoten zichzelf steevast beschouwen als verdedigers van vrijheid, democratie en beschaving. In hun optiek waren de Fransen de echte slachtoffers in Haïti en Algerije; waren het de Britten die werden aangevallen in Palestina en Kenia; vielen woeste inlanders de Nederlanders aan in Indonesië; en waren het de Amerikanen die de moed en het fatsoen toonden om vrijheid en democratie te verdedigen tegen barbaarse hordes in Vietnam en Irak. Het goedpraten van agressie tegen samenlevingen op andere continenten in naam van de verdediging van vrijheid en beschaving is diepgeworteld in de westerse politieke cultuur, en zal niet snel verdwijnen.
Zal de actuele ervaring van het Westen met militaire agressie aan zijn eigen grenzen leiden tot meer sympathie voor Palestijnse mensenrechten? Ga daar maar niet van uit. Je hoeft maar naar de Russische annexatie van de Krim in 2014 te kijken om te begrijpen dat er in westerse ogen goede en slechte bezettingen bestaan – zoals er annexaties bestaan die veroordeeld moeten worden naast annexaties die tolerantie verdienen. Sommige misdaden vereisen solidariteit met de slachtoffers, andere juist straffeloosheid voor de daders.
Iets verder terug in de tijd gebeurde hetzelfde. Tijdens de Iraakse invasie, bezetting en annexatie van Koeweit in 1990-1991 stelden de westerse mogendheden als primaire eis dat geen sprake mocht zijn van een ‘koppeling’: het feit dat Irak verantwoordelijk werd gehouden voor zijn acties in Koeweit mocht onder geen beding dienen als precedent voor het aan de kaak stellen van de Israëlische agressie tegen de Palestijnen.
Een verdere vraag is of de ongekende reeks sancties die de afgelopen maand tegen Rusland is ingesteld ruimte creëert om soortgelijke maatregelen tegen Israël te bepleiten voor zijn misdaden tegen het Palestijnse volk. Daaronder misdaden die in het Statuut van Rome, het oprichtingsverdrag van het Internationaal Strafhof in Den Haag, worden gedefinieerd als oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Desondanks: laten we er niet op rekenen dat die ruimte wordt geboden. Zoals de poging tot censuur van deze paneldiscussie aantoont is de kans op het tegenovergestelde groter.
Onderschat nooit de cognitieve dissonantie van het Westen als het gaat om Israël en de Palestijnen. Zoals gesteld zien de westerse elites geen discrepantie tussen de politiek om Rusland te straffen voor zijn agressie in Oekraïne, en die om Israël de hand boven het hoofd te houden voor zijn misdaden tegen de Palestijnen – inclusief het voorkomen van publiek debat daarover. Natuurlijk speelt racisme hierbij een rol, maar dit gaat veel verder dan alleen de ingebakken raciale vijandigheid van westerse elites.
De campagne om deze paneldiscussie over Israëlische schendingen en Palestijnse rechten, georganiseerd door studenten van de Universiteit Leiden en gemodereerd door een gerespecteerde wetenschapper, te verbieden bevestigt drie lessen. Ten eerste: geen enkele uiting van oppositie tegen Israël of zijn politiek – hoe vreedzaam of geweldloos ook, door Palestijnen of anderen – wordt door Israël of westerse leiders als legitiem beschouwd.
Ten tweede: Israël en zijn apologeten zullen er alles aan blijven doen om publiek debat te onderdrukken. Niet alleen omdat ze weten dat ze dat niet kunnen winnen, maar ook omdat ze beseffen dat ze niet aan dergelijke debatten kunnen deelnemen zonder hun eigen morele en politieke krediet te verspelen. En ten derde: het evenement van vandaag toont aan hoezeer Israël en zijn apologeten daarbij kunnen leunen op nuttige idioten, onder wie universiteitsrectoren, die hun status en gezag lenen om ongewenste debatten te voorkomen. In dit geval met drogredenen over de noodzaak tot ‘neutraliteit’ tussen bezetter en bezette, tussen apartheid en zijn slachtoffers, en tussen etnische zuiveraars en de vluchtelingen die zij hebben gecreëerd.
De schandelijke, racistische insinuaties van de Universiteit Leiden en zijn rector Hester Bijl tegen panelmoderator Dina Zbeidy maken duidelijk dat nog veel werk moet worden verzet. Maar de inzet, het doorzettingsvermogen en de creativiteit van de studenten die dit evenement zo bewonderenswaardig hebben georganiseerd geven mij het vertrouwen dat dergelijke inspanningen uiteindelijk met succes zullen worden bekroond.