VN-rapporteur Francesca Albanese stelt vast: ook Nederland medeschuldig aan genocide in Gaza

Het nieuwe rapport van de VN-rapporteur voor Palestina, Francesca Albanese, beschrijft hoe de genocide in Gaza het resultaat is van decennialange westerse medeplichtigheid aan Israëls misdaden tegen de Palestijnen. Ook Nederland komt er niet best vanaf.

De toenmalige premier Mark Rutte ontvangt president Isaac Herzog van Israël op het ministerie van Algemene Zaken, 10 maart 2024. © ANP via Alamy

Nederland was één van de westerse landen die concrete acties om de genocide in Gaza te stoppen tegenwerkten, stelt de VN-rapporteur voor de Palestijnse Gebieden, Francesca Albanese, in haar nieuwe rapport. Nederland deed dat door een ‘illusie van vooruitgang’ te creëren met mondelinge statements, om zich in de Algemene Vergadering van de VN vervolgens te onthouden van stemming of slechts slappe aftreksels van resoluties te steunen. Het rapport, getiteld ‘De Gaza Genocide: een collectieve misdaad’, noemt ook Nederlandse wapenexport en de doorvoer van wapens via Nederlandse havens als voorbeelden van medeplichtigheid aan genocide.

Het is het vijfde rapport van Albanese sinds het begin van de genocide. In eerdere rapporten documenteerde ze dat de eerste bewijzen van genocide in Gaza, plaatste ze deze in de context van ‘koloniale uitwissing’, en onderzocht ze de geldstromen die de genocide mogelijk maakten.

Het nieuwe rapport laat zien hoe meer dan zestig landen de genocide in Palestina mogelijk hebben gemaakt en er medeplichtig aan zijn. Westerse landen faciliteerden, legitimeerden en normaliseerden Israëls genocidale campagne. Dat deden ze door de aanvallen op Gaza neer te zetten als een oorlog tussen beschaving en barbarij, waarbij Palestijnen werden ontmenselijkt.

Zo probeerden westerse leiders hun eigen medeplichtigheid aan genocide te rechtvaardigen. Ze noemt bijvoorbeeld het maken van het onderscheid tussen Israëlische ‘gijzelaars’ en Palestijnse ‘gevangenen’ en mee te gaan met Israëlische frames die Palestijnen wegzetten als ‘menselijke schilden’, ‘terroristen van Hamas’, of ‘nevenschade’.

Het rapport maakt onderscheid tussen diplomatieke, militaire, economische en ‘humanitaire’ steun aan Israël. Nederland wordt op alle vier de punten direct of indirect genoemd. 

Diplomatieke steun

Na 7 oktober 2023 stond de Nederlandse regering vooraan om het ‘recht op zelfverdediging’ van Israël te benadrukken. Albanese haalt artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties aan, waarin dat recht wordt geregeld in het geval een land wordt aangevallen. Daarin staat duidelijk dat dat recht alleen geldt om de betreffende aanval te stoppen. De aanval stopte op 7 oktober 2023, en daarmee stopte ook Israëls recht op zelfverdediging. Bovendien moet de zelfverdediging proportioneel zijn. Elk beroep dat Israël na 7 oktober nog deed op dit Handvest-artikel en elke regering die daarmee Israëls geweld rechtvaardigde, is niet in lijn met het internationaal recht.

Ook oproepen tot ‘humanitaire gevechtspauzes’ schaart Albanese onder diplomatieke steun aan Israël. Ze stelt dat er in lijn met het internationaal recht meteen opgeroepen had moeten worden tot een permanent staakt-het-vuren en tot een einde aan de Israëlische bezetting van Palestina. Ook Nederland maakte zich schuldig aan dergelijke oproepen, die het geweld alleen maar lieten voortduren en de genocide terugbrachten tot een humanitaire crisis.

Nederland wordt expliciet genoemd als land dat Israël diplomatieke bescherming gaf in de Algemene Vergadering van de VN. Albanese schrijft: ‘Een blok van westerse landen – Australië, Nieuw-Zeeland en Canada, soms vergezeld door het Verenigd Koninkrijk, Duitsland of Nederland – leken op sommige momenten bereid om Israël onder druk te zetten, bijvoorbeeld in december 2023, toen hun verklaringen hielpen om momentum te creëren voor een staakt-het-vuren. Echter, de introductie van de term ‘duurzaam staakt-het-vuren’ leidde tot zwakke VN-resoluties die actie uitstelden. In februari 2024 bekritiseerden deze landen de invasie van Rafah, terwijl ze tegelijkertijd kortten op het budget van UNRWA. Zulke diplomatie creëerde een illusie van vooruitgang terwijl concrete actie werd gehinderd.’

In december 2023 weigerde Nederland bij de VN voor een staakt-het-vuren te stemmen. Toenmalig premier Mark Rutte stelde dat een invasie van Rafah een ‘rode lijn’ was, maar nam vervolgens geen enkele maatregel toen Israël die lijn met nietsontziend geweld overschreed.

Over sancties die sommige westerse landen instelden tegen Israël, zegt Albanese iets soortgelijks: het lijkt heel wat, maar in de praktijk hebben ze te weinig om het lijf om impact te maken – sterker nog, ze houden het Israëlische staatssysteem en de structuren als geheel in stand. Ze noemt daarbij als voorbeeld het sanctioneren van de Israëlische ministers Ben-Gvir and Smotrich, wat ook Nederland deed en waar de regering zichzelf herhaaldelijk voor op de borst klopte.

Ook van toepassing op Nederland is de diplomatieke steun voor het ‘Trump-plan’, dat als ‘vredesplan’ werd gepresenteerd maar Palestijnse zelfbeschikking ondermijnt.

Militaire steun

In dit deel van Albanese’s rapport wordt Nederland het vaakst genoemd. Het gaat daarbij om de levering van onderdelen voor F-35-gevechtsvliegtuigen, waar The Rights Forum samen met Oxfam Novib en Pax een rechtszaak over aanspande. Het rapport van Albanese wijst erop dat landen, zéker landen zoals Nederland die het Wapenhandelsverdrag hebben getekend, verplicht zijn de levering van wapens te stoppen als er een kans is dat er oorlogsmisdaden mee worden gepleegd.

Albanese maakt gehakt van het argument dat veel landen gebruiken om toch wapens te leveren, namelijk dat de wapens slechts voor zelfverdediging worden gebruikt. Het Wapenhandelsverdrag erkent zo’n onderscheid niet. Ze stelt dat het verdrag bepaalt dat het wapengebruik als geheel moet worden beoordeeld. Albanese: ‘Aangezien de bezetting van Palestijns grondgebied een voortdurend onrechtmatig gebruik van geweld is, in strijd met het VN-Handvest, kan niets wat Israël daar doet, worden opgevat als “defensief” van aard.’

Dat is precies wat Tweede Kamerlid Kati Piri beargumenteerde toen ze in juni dit jaar een algehele wapenboycot tegen Israël bepleitte. De partijen in de demissionaire regering bliezen hoog van de toren over hoe zo’n boycot Israëlische burgers in gevaar zou brengen omdat dan ook Israëls luchtafweersysteem geraakt zou worden, maar het internationaal recht staat aan Piri’s kant, en aan de kant van andere partijen en organisaties die zo’n boycot bepleiten.

Overigens spreekt het rapport niet alleen over de export van wapens naar Israël, maar ook om de import van wapensystemen en -technologie die Israël ontwikkelt en vaak test op Palestijnen. Deze wapens zijn flink in prijs gestegen sinds het begin van de genocide, merkt Albanese op, en zijn een belangrijke steunpilaar van de Israëlische economie. Nederland wordt hier niet bij naam genoemd, maar het maakt zich wel degelijk ook schuldig aan deze overtreding van het Wapenhandelsverdrag.

Nederland wordt verder genoemd als het gaat over de doorvoer van wapens via havens en vliegvelden. Ook dat is een schending van het Wapenhandelsverdrag. Doorvoer van wapens toestaan, schrijft Albanese, ‘wijst op een intentie om Israëlische misdaden te faciliteren’. Dat Nederland zich daaraan schuldig maakt, is uitvoerig gedocumenteerd.

Humanitaire hulp als wapen

Israël zet humanitaire hulp in als wapen tegen de bevolking van Gaza. Al voor 7 oktober was er een blokkade van de Gazastrook, en na die datum ging het van kwaad tot erger. Albanese schetst het belang van de UNRWA voor de Palestijnen op het kleine stukje land: al voor 7 oktober was 80 procent van de bevolking afhankelijk van hulp via UNRWA, laat staan erna. De UNRWA is geworteld in de gemeenschap en daardoor in staat mensen goed te helpen, zegt Albanese.

Israël heeft zijn inspanningen om UNRWA verdacht te maken, te ondermijnen en uiteindelijk te ontmantelen sinds 7 oktober stevig opgevoerd. En daar hebben veel westerse landen Israël bij geholpen. Nederland wordt niet met naam genoemd, maar aan veel van de acties die Albanese noemt en die de genocide mede mogelijk hebben gemaakt, heeft Nederland zich ook bezondigd.

Zo is Nederland meegegaan met de Israëlische leugen over de banden tussen UNRWA en Hamas: Nederland is één van de landen die de financiering van UNRWA opschortte. Felle kritiek heeft Albanese ook op de voedseldroppings die een aantal landen uitvoerden boven Gaza, waaronder Nederland. De droppings, schrijft Albanese, waren duur, ontoereikend en gevaarlijk. Ze vervolgt: ‘Hoewel deze landen beweerden actie te ondernemen om het tekort te verlichten, leidde dit er alleen maar toe dat de internationale publieke opinie werd misleid, terwijl de hongersnood verergerde.’

In dit verband noemt ze ook de verschillende flotilla’s die via zee de blokkade probeerden te doorbreken. Die werden onrechtmatig door Israël gestopt en de activisten aan boord werden gekidnapt, mishandeld en vernederd, terwijl Israëls vrienden zwegen. Ook dit mag Nederland zich aanrekenen.

Economische steun

Het onderhouden van normale handelsbetrekkingen met Israël, schrijft Albanese, legitimeert en ondersteunt het Israëlische apartheidsregime. De EU is Israëls belangrijkste handelspartner, en nam een derde van alle handel wereldwijd met Israël voor haar rekening. Uit onderzoek van SOMO blijkt dat Nederland de grootste investeerder ter wereld is in Israël, deels via brievenbusfirma’s. Met al dat geld worden de bezetting van Palestina en de genocide in Gaza gaande gehouden.

Veel voorbeelden van economische steun aan Israël die in het rapport van Albanese worden genoemd, gelden ook voor Nederland. De handel in zogeheten ‘dual use-goederen’ bijvoorbeeld. Dat zijn spullen die allerlei toepassingen hebben, maar óók militair ingezet kunnen worden. Denk daarbij aan technologie voor surveillance en navigatie, of het onschuldig klinkende ‘onderzoek en innovatie’. Dit jaar deed ook een datacentrum van Microsoft in Nederland nog stof opwaaien.

Waar in Nederland veel over te doen was, is het EU-Israël Associatieverdrag, dat in Albanese’s rapport ook wordt genoemd. Daarin zijn mensenrechten en democratische principes op papier essentieel, maar in de praktijk betekenen ze niets: het verdrag is nog altijd van kracht, met alle economische voordelen voor Israël die er onderdeel van zijn.

In dit deel van het rapport wordt Nederland genoemd als land waarvan de havens gebruikt worden voor doorvoer van goederen die Israël inzet in de genocide, zoals wapens en wapenonderdelen maar ook kerosine en olie.

Ongekende kloof 

Albanese concludeert dat veel staten, vooral westerse, al decennia medeplichtig zijn aan Israëls misdaden tegen de Palestijnen en dat dat heeft geleid tot de genocide die zich nu voltrekt. Ze wijst er ook op dat er een ‘ongekende kloof’ gaapt tussen deze regeringen en hun bevolkingen. Dat geldt zeker voor Nederland, waar de publieke opinie zich steeds duidelijker uitspreekt vóór Palestijnse rechten en tégen Israëls misdaden en de Nederlandse steun aan die misdaden.

Om de internationale rechtsorde te behoeden voor totale instorting, moet de medeplichtigheid van invloedrijke landen worden aangepakt en gerechtigheid worden gehandhaafd, zegt Albanese.

© 2007 - 2025 The Rights Forum / Privacy Policy