De Israëllobby werkt op volle toeren om het Concertgebouw en Amsterdam antisemitisme in de schoenen te schuiven, omdat het geen optreden van een zanger met banden met het Israëlische leger wilde. Burgemeester Halsema beet gedecideerd van zich af.

Burgemeester van Amsterdam Femke Halsema heeft fel uitgehaald tegen ‘meer dan verachtelijke’ aantijgingen van de Israëlische minister van Diasporazaken Amichai Chikli. Ze reageert daarmee op een brief van Chikli, waarin hij het afzeggen van een optreden van de cantor van het Israëlische leger in het Concertgebouw vergeleek met de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog.
De cantor, Shai Abramson, is een voormalig officier in het Israëlische leger, dat zich zoals bekend al ruim voor 7 oktober 2023 schuldig maakte aan oorlogsmisdaden in bezet Palestina. Hij kreeg na zijn diensttijd in 2017 de rol van chief cantor en treedt regelmatig in uniform op voor Israëlische militairen, ook tijdens de huidige genocide op de Palestijnen in Gaza.
Reden voor het Concertgebouw om de Stichting Chanukah Concert, dat op 14 december een viering van het joodse feest chanouka organiseert, te vragen om Abramson uit de programmering te halen en te vervangen voor een andere zanger.
De stichting weigerde, waarop het Concertgebouw zich genoodzaakt voelde het chanoukaconcert af te zeggen. ‘Het voorgenomen optreden van de chief cantor van het [Israëlische leger] staat haaks op onze missie: mensen verbinden met muziek’, zei directeur Simon Reinink in een verklaring.
Het was het sein voor de Nederlandse Israël-lobby om alles uit de kast te trekken om het Concertgebouw antisemitisme in de schoenen te schuiven, daarbij geholpen door de Nationaal Coördinator Antisemitisme Bestrijding (NCAB), Eddo Verdoner, tevens voormalig vicevoorzitter van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI).
De Israëlisch-Nederlandse Daphna Kuhr deelde een afbeelding van een ‘Voor Joden verboden’-aanplakbiljet uit de Tweede Wereldoorlog met de tekst: ‘He Halsema, hoeveel had je er ook weer besteld?’
De NCAB deed vrolijk mee. Het besluit ‘raakt aan de vrijheid van Joden om invulling te geven aan hun eigen religieuze vieringen’, schreef Verdoner op X. De christen-zionistische lobbyclub Christenen voor Israël zette een bord voor de ingang van het Concertgebouw waarin het afzeggen van de leger-cantor gelijk werd gesteld aan het uitsluiten van Joden in de Tweede Wereldoorlog.
De lobby, inclusief de NCAB, gaat er klaarblijkelijk doelbewust aan voorbij aan dat het Concertgebouw expliciet stelt dat de afzegging voortkomt uit het feit dat Abramson ‘een zichtbare vertegenwoordiger’ is van een leger dat een ‘controversiële oorlog’ voert. En uiteraard niet zijn identiteit als joods persoon.
Het benadrukte nota bene dat het nog altijd mogelijk is de concerten wel door te laten gaan zonder Abramson, en dat het Concertgebouw ‘altijd een plek zal blijven waar de Joodse gemeenschap welkom is’.
De Stichting Chanukah Concert had dus enig andere Israëlische of joodse zanger kunnen voordragen – één zonder banden met een leger dat verwikkeld is in genocide – en er was geen probleem geweest. Door dat te weigeren lijkt de stichting zich in eerste plaats druk te maken om het steunen van Israël, in plaatst van het welzijn van Joden.
‘Het NCAB dient antisemitisme te bestrijden. In hoeverre is het weren van een zionistische enthousiasteling antisemitisme?’ vroeg Jaap Hamburger, voorzitter van Een Ander Joods Geluid.
De Nederlandse Israëllobby kreeg rugdekking vanuit Israël zelf. Minister Chikli haalde in zijn brief aan Halsema cijfers van het aantal vermoorde Nederlandse Joden in de Tweede Wereldoorlog erbij om te suggereren dat de afzegging van het concert van de cantor binnen ‘hetzelfde patroon’ valt.
Dat schoot Halsema in het verkeerde keelgat. ‘Ik verwerp ten stelligste dat [de afzegging van het optreden] antisemitisch is’, schrijf ze. ‘Ik vind de vergelijking met de vervolging en uitroeiing van Joden in de Tweede Wereldoorlog meer dan verachtelijk. Deze geschiedenis vereist nauwkeurigheid en integriteit, niet het instrumentaliseren ervan.’
Chikli reageerde daar weer op door het concert van de punkband Bob Vylan in Paradiso in september dit jaar op te rakelen. Tijdens dit concert werd ‘Death to the IDF’ gescandeerd en riep de zanger op ‘zionisten en fascisten’ op straat op te zoeken.
De vergelijking gaat hopeloos mank. Ten eerste is Halsema consistent in haar uitleg dat het niet aan haar als burgemeester is te besluiten welke artiesten concertzalen al dan niet programmeren. En ten tweede, de cantor heeft banden met een leger dat genocide pleegt en in Gaza op dagelijkse basis kinderen door het hoofd schoot; Bob Vylan spreekt zich uit tegen dit leger. Dat zijn twee heel verschillende dingen.
De hetze tegen het Concertgebouw past in de telkens toegepaste tactiek van de Israëllobby van het framen van maatregelen tegen of kritiek op Israël als antisemitisme. Het draagt daarmee bij aan de devaluatie van de term en bemoeilijkt het bestrijden van de reële dreiging van antisemitisme, zoals geëtaleerd in de recente extreemrechtse demonstraties in Den Haag en Amsterdam.
Ook het concert van Bob Vylan werd gretig aan antisemitisme gelinkt door de Israëllobby. Het CIDI en het Centraal Joods Overleg (CJO) riepen mensen op aangifte te doen. Deze week oordeelde het OM dat de uitspraken van Bob Vylan niet strafbaar waren. Ze behelzen geen opruiing, geen aanzetten tot haat en geen groepsbelediging, aldus het OM.