Israël gaat kogel onderzoeken die Shireen Abu Akleh fataal werd, ondanks Amerikaanse belofte – Israël lijkt land naast de Al-Aqsa-moskee in te willen nemen – Human Rights Watch: Palestijnse Autoriteit martelt gevangenen – en meer
De Israëlische autoriteiten hebben op 3 juli bekendgemaakt dat zij de kogel gaan onderzoeken waarmee de prominente Palestijnse journaliste Shireen Abu Akleh op 11 mei werd gedood. De Palestijnse Autoriteit had de kogel een dag eerder overgedragen aan de Verenigde Staten voor forensisch onderzoek, naar eigen zeggen op voorwaarde dat Israël daarin geen rol zou spelen. Die belofte wordt dus niet waargemaakt. Wel zullen er gedurende het onderzoek Amerikaanse waarnemers aanwezig zijn.
Een woordvoerder van het Israëlische leger zei dat het ‘in de komende dagen of uren duidelijk zal worden of wij haar hebben gedood […] of dat het Palestijnse schutters waren. Als wij haar hebben gedood, dan nemen wij daar verantwoordelijkheid voor en betreuren wij wat er is gebeurd.’ Eerdere onderzoeken van onder meer het Mensenrechtenbureau van de Verenigde Naties, de Palestijnse Autoriteit, Bellingcat, Al-Jazeera en Amerikaanse nieuwsmedia concludeerden al dat de kogel die Abu Akleh het leven kostte door Israëlische troepen werd afgevuurd.
Als het Israëlische onderzoek uitwijst dat Israëlische troepen de kogel afschoten, dan zou dat ‘per ongeluk’ zijn gebeurd, stelt de woordvoerder van het leger. Eerdere onderzoeken betwisten dat. De journalisten hadden zich duidelijk kenbaar gemaakt aan de Israëlische militairen en droegen helmen en vesten waarop ‘press’ stond te lezen. Daarnaast werden de journalisten met vier gerichte salvo’s beschoten, en is er dus geen sprake van dat zij door verdwaalde kogels werden getroffen.
Over de belofte dat Israël zijn verantwoordelijkheid zal nemen voor de dood van de journaliste bestaan ook grote twijfels. Onderzoek van de Israëlische mensenrechtenorganisatie Yesh Din wijst uit dat Israëlische militairen een grote mate van straffeloosheid genieten wanneer zij betrokken zijn bij incidenten waarbij Palestijnen gewond raken of om het leven komen.
De Israëlische regering heeft vorige week een procedure gestart om te registreren wie de eigenaars zijn van een stuk land dat grenst aan de Al-Aqsa-moskee in bezet Oost-Jeruzalem. De procedure wordt bekostigd door een overheidsfonds dat bedoeld is om ‘de sociaaleconomische kloof te verkleinen’ en ‘een betere toekomst te creëren voor de Palestijnen in de stad. Volgens de Israëlische mensenrechtenorganisaties Ir Amim en Bimkom wordt het fonds echter vooral gebruikt voor de onteigening van Palestijns land, vaak ten gunste van de illegale Israëlische kolonies. Ook nu kan dat het geval zijn, vrezen zij.
De registratieprocedure betreft de Umayyad-paleizen die grenzen aan de zuidelijke muur van de Al-Aqsa-moskee, en Abu Thor, een wijk in Oost-Jeruzalem waar honderden Palestijnse families wonen. Ir Amim en Bimkom waarschuwen voor mogelijk desastreuze gevolgen als Israël besluit de gebieden als eigendom van Joodse Israëli’s of als staatsland aan te wijzen. De Palestijnse families in Abu Thor lopen in dat geval, net als vele anderen in Oost-Jeruzalem in wijken als Silwan en Sheikh Jarrah, het gevaar uit hun huizen te worden gezet. De gevoelige locatie van de Umayyad-paleizen naast Al-Aqsa brengt bovendien ‘een acuut gevaar voor oplopende spanningen’ met zich mee, aldus Ir Amim en Bimkom.
De Palestijnse autoriteiten op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza martelen gedetineerde critici op systematische wijze. Zij zijn daarmee mogelijk schuldig aan misdaden tegen de menselijkheid. Dat stelt de vooraanstaande mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) in een nieuw rapport. De Palestijnse veiligheidsdiensten zouden onder andere gebruik maken van marteltechnieken als eenzame opsluiting, fysiek geweld en het langdurig vastbinden van gevangenen in pijnlijke posities. Het doel is om critici van de Palestijnse Autoriteit (PA) en Hamas te straffen en te intimideren.
Het rapport van HRW verschijnt een jaar na de dood van Nizar Banat, een uitgesproken criticus van de PA. Hij overleed op 24 juni 2021 nadat hij zwaar was mishandeld door agenten van de Palestijnse veiligheidsdienst. Vorige week werd bekend dat de PA opdracht heeft gegeven tot de tijdelijke vrijlating van de 14 agenten die terechtstaan voor de dood van Banat, een besluit dat tot kritiek leidde van Amnesty International.
In het rapport roept HRW donorlanden op om de financiering stop te zetten van Palestijnse veiligheidstroepen die dergelijke misdaden begaan. Ook dringt de mensenrechtenorganisatie er bij het Internationaal Strafhof op aan een onderzoek in te stellen naar de martelpraktijken van de Palestijnse autoriteiten.
Om zijn afhankelijkheid van Rusland op het gebied van energie te verkleinen heeft de Europese Unie op 15 juni een overeenkomst met Israël gesloten over de levering van gas. Normaliter bevatten overeenkomsten tussen de EU en Israël altijd een zogenoemde differentiatieclausule, waarin is vastgelegd dat de overeenkomst alleen van toepassing is op de internationaal erkende Israëlische grenzen, en niet op bezet Palestijns gebied. Dat is nu niet het geval.
Volgens de Nederlandse vredesorganisatie Pax is het zonder de clausule niet mogelijk om vast te stellen waar het gas uit Israël vandaan komt, en is het mogelijk dat het in bezet gebied gewonnen wordt. Pax roept de Nederlandse regering daarom op zich tegen de overeenkomst te keren. Daarnaast heeft een aantal Europarlementariërs van De Groenen/Vrije Europese Alliantie-fractie om verduidelijking gevraagd bij de Europese Commissie. Zo willen zij van de Commissie weten waarom de clausule niet in de overeenkomst is opgenomen, en of het mogelijk is dat een deel van het gas uit de bezette Palestijnse gebieden komt.
In een opiniestuk in het Nederlands Dagblad wijst Anna Timmerman, algemeen directeur van Pax, onder andere op de Israëlische controle over de gasvelden voor de kust van Israël en Gaza. Hoewel de velden gedeeltelijk in de territoriale wateren van de Gazastrook liggen, verbiedt Israël de Palestijnse Autoriteit om daar naar gas te boren. Zelf doet het dat wel, waarmee het de energieafhankelijkheid van de Palestijnse gebieden in stand houdt.
Unilever heeft op 29 juni bekendgemaakt dat het de Israëlische tak van de bekende ijsproducent Ben & Jerry’s aan een Israëlisch bedrijf heeft verkocht. Het grote concern hoopt daarmee een einde te maken aan de controverse rondom de verkoop van ijs in de illegale Israëlische kolonies. Vorig jaar kondigde het onafhankelijke bestuur van Ben & Jerry’s, een dochterbedrijf van Unilever, aan dat het zijn producten niet langer in de bezette Palestijnse gebieden zou verkopen omdat dat ‘in strijd met [hun] waarden’ was.
Onder de nieuwe deal zal ijs met dezelfde smaken en in vergelijkbare verpakkingen in Israël en de bezette Palestijnse gebieden worden verkocht, maar met de Hebreeuwse en Arabische versies van de merknaam. Volgens een woordvoerder van Unilever ontvangt Ben & Jerry’s geen licentie-inkomsten uit de verkoop van de producten.
Dat wordt bevestigd door Ben & Jerry’s. De ijsmaker zegt in een verklaring het oneens te zijn met de beslissing van zijn moederbedrijf: ‘we blijven geloven dat het in strijd is met onze waarden om ijs te verkopen in de bezette Palestijnse gebieden.’ Unilevers besluit werd ook bekritiseerd door KLP, het grootste pensioenfonds van Noorwegen en een van de aandeelhouders van het concern. ‘Helaas heeft Unilever toegegeven aan de druk en plaatst het winst boven mensenrechten. Daarmee staat het in schril contrast tot Ben & Jerry’s, dat een principieel standpunt heeft ingenomen tegen de illegale en meedogenloze bezetting van de Israëlische regering,’ aldus Kiran Aziz, hoofd van de afdeling verantwoord beleggen bij KLP.
Israëlische bezettingstroepen hebben op 1 juli een begrafenisstoet aangevallen van een Palestijnse vrouw in Beit Ummar, een dorp in de provincie Hebron. Volgens een lokale Palestijnse activist probeerden de militairen de grafkist bij de ingang van het dorp tegen te houden en vielen zij de kistdragers aan. Ook zouden zij traangas en schokgranaten op de begrafenisstoet hebben afgeschoten, in een poging de rouwende mensen uiteen te drijven.
De beelden van de aanval, die door getuigen op sociale media werden gedeeld, doen sterk denken aan de begrafenisstoet van Shireen Abu Akleh. Op 13 mei werd die door de Israëlische politie op brute wijze verstoord. De agenten gingen de kistdragers met wapenstokken te lijf, waardoor die de kist bijna lieten vallen, en vuurden schokgranaten af op de duizenden mensen die bijeen waren gekomen om afscheid te nemen van de journaliste. Tenminste 33 mensen raakten gewond, 14 anderen werden gearresteerd.