Nieuwe Israëlische voorschriften voor buitenlandse bezoekers van de Westelijke Jordaanoever laten zien hoe diepgaand Israël het leven in bezet gebied bepaalt, tot het liefdesleven van Palestijnen en bezoekers toe.
Stel u voor: u bezoekt de Palestijnse Westelijke Jordaanoever, wordt verliefd op een Palestijn(se) en krijgt een relatie. Denk er dan wel aan binnen dertig dagen de Israëlische bezettingsautoriteiten daarvan op de hoogte te stellen. Anders zetten die u na het verlopen van uw inreisvisum onverbiddelijk Palestina uit en kunt u een langer verblijf bij uw geliefde vergeten.
Deze regel maakt deel uit van de nieuwe Israëlische voorschriften voor buitenlanders die naar de Westoever willen. Ze worden in juli van kracht en omvatten liefst 97 pagina’s. Israël spreekt van een ‘formalisering van de regels’ en een ‘pilotprogramma’ dat na twee jaar zal worden geëvalueerd.
Met de voorschriften versterkt Israël zijn toch al ijzeren greep op de Palestijnse samenleving en op het doen en laten van buitenlanders die een bezoek brengen aan de Westoever, die in het document steevast in bijbelse termen wordt aangeduid als ‘Judea en Samaria’. De rol van de Palestijnse Autoriteit (PA) wordt nog ondergeschikter aan het regime van de bezetter dan die al was.
De voorschriften voor de bezoeker die een liefdesrelatie met een Palestijn(se) krijgt en wat langer zou willen blijven spreken boekdelen. Hij of zij moet de relatie niet alleen binnen dertig dagen aanmelden bij de bezettingsautoriteiten (daar is een speciaal email-adres voor), maar ook een aanvraag indienen bij de PA om de relatie te ‘formaliseren’ en in aanmerking te komen voor een langer verblijf. Ook die aanvraag belandt bij de bezettingsautoriteiten, die een beoordeling maken op grond van ‘algemene beleidsoverwegingen, humanitaire overwegingen en politieke en veiligheidsomstandigheden’. Met nadruk wordt gesteld dat het voldoen aan alle criteria niet betekent dat de aanvraag ook wordt ingewilligd.
Strenge voorschriften zijn er niet alleen voor toeristen, maar ook voor onder meer buitenlanders die voor hun werk naar de Westoever moeten of daar vrijwilligerwerk willen doen (bijvoorbeeld bij een Palestijnse maatschappelijke organisatie), of die aan een Palestijnse universiteit willen studeren of daar als docent of onderzoeker aan de slag willen. Allen hebben vergunningen nodig van de bezettingsautoriteiten, die gebonden zijn aan strenge procedures en voorwaarden, en voor docenten en studenten ook aan door de bezetter vastgestelde quota, die fors lager liggen dan de huidige praktijk.
De voorschriften voor docenten en onderzoekers illustreren hoe ver de bemoeienis van de bezettingsautoriteiten gaat. De Palestijnse universiteiten en andere instellingen voor hoger onderwijs mogen niet zelf beslissen of zij een buitenlandse gastdocent aanstellen, zij zijn afhankelijk van goedkeuring door de bezetter. Die beoordeelt of ‘de docent een belangrijke bijdrage levert aan het academisch onderwijs, aan de economie van het gebied, of aan de bevordering van regionale samenwerking en vrede’. Het zal duidelijk zijn dat deze criteria de bezetter alle ruimte bieden om ongewenste personen buiten de deur te houden.
De voorschriften raken ook de vele duizenden buitenlanders die met een Palestijn(se) op de Westoever zijn getrouwd, daar vaak ook kinderen hebben, maar nooit een verblijfsvergunning van de bezettingsautoriteiten hebben gekregen. Zij kunnen slechts beperkte tijd bij hun gezinnen doorbrengen, aangewezen als ze zijn op tijdelijke vergunningen en de willekeur van de autoriteiten. Onder de nieuwe regels kunnen zij een vergunning aanvragen voor een verblijf van drie maanden, dat in het gunstigste geval wordt verlengd tot een half jaar. Daarna moeten zij minimaal zes maanden in het buitenland doorbrengen om een nieuwe vergunning te kunnen aanvragen.
In het buitenland wonende Palestijnen die naar de Westoever willen reizen hebben ook reden voor zorg. Zij dienen tal van gegevens over zichzelf en hun familieleden te verstrekken, ook over eventuele grond die zij bezitten of ooit zullen erven. De logische vrees bestaat dat die kennis ertoe zal leiden dat Israëlische kolonisten hun land bezetten en overnemen. Hoe dan ook demonstreert Israël, dat ook het Palestijnse bevolkingsregister beheert, hoe diepgaand de controle is die het over de Palestijnse bevolking uitoefent.
De levens van de drie miljoen Palestijnen op de Westoever – en in iets mindere mate van nog miljoenen daarbuiten – worden in hoge mate bepaald door het Israëlische bezettingsregime, waarop zij al bijna 55 jaar geen enkele invloed hebben. De nieuwe verplichtingen laten eens te meer zien hoe verbijsterend groot hun onvrijheid is en hoe Israël zijn greep op hun levens blijft opvoeren, tot hun liefdesleven toe.
De rol van de PA is, zo blijkt opnieuw, die van ondergeschikte samenwerkingspartner zonder wezenlijke macht. Ook in het nieuwe stelsel van verplichtingen en vergunningen heeft ze een bureaucratische functie, maar geen beslissingsbevoegdheid. Het laatste woord is altijd aan de bezetter.
Het is geen wonder dat veel Palestijnen de PA als een onderdeel van het bezettingsregime beschouwen, als een klassiek corrupt en repressief marionettenbewind en een ‘onderaannemer van het Israëlische leger en de Israëlische veiligheidsdiensten’, zoals de Israëlische journaliste Amira Hass het noemt. Scherpste doorn in het oog is de veiligheidssamenwerking met Israël, waarbinnen de PA naar hartelust meewerkt om verzet tegen de bezetting de kop in te drukken. Uit opiniepeilingen van het Palestinian Center for Policy and Survey Research (PCPSR) blijkt steeds weer dat de steun waarop de PA onder de Palestijnen kan bogen gering is.