Yehuda Shaul werd aangevallen terwijl hij een rondleiding door Al-Khalil (Hebron) gaf. De Israëlische politie stond erbij en keek ernaar. Steeds vaker worden medewerkers van Breaking the Silence door extremisten belaagd.
Yehuda Shaul is mede-oprichter en -directeur van Breaking the Silence, een Israëlische organisatie van ex-militairen die getuigenissen over misdaden van het Israëlische leger optekent en daar voorlichting over geeft en over publiceert. De organisatie verzorgt ook rondleidingen door Al-Khalil (Hebron) en de South Hebron Hills, die de deelnemers een indruk van de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever geven.
Shaul werd afgelopen vrijdag tijdens een rondleiding door Al-Khalil door enkele Israëli’s op zijn gezicht geslagen. Dat gebeurde pal onder de ogen van Israëlische politiemensen, die het geweld op hun beloop lieten en toekeken hoe de daders wegliepen. Pas toen Shaul hen herhaaldelijk tot actie had gemaand, kwamen ze in beweging.
Een van de daders, een man uit Rosh Ha’ayin in Israël, werd aangehouden. Na ondervraging kon hij gaan, met als enige sanctie dat hij twee dagen niet in Al-Khalil mocht komen. De daders werden door Shaul en Israëlische media omschreven als ‘rechtse activisten’.
Twee weken eerder werd een andere medewerker van Breaking the Silence, Frima Bubis, tijdens een rondleiding door Al-Khalil belaagd. Israëlische kolonisten kieperden een blik olieverf over haar heen. In de weken daarvoor zijn medewerkers van de organisatie door kolonisten met eieren en stenen bekogeld, natgegooid, uitgescholden en bedreigd.
Israëlische militairen en politiemensen lieten ook in die gevallen de kolonisten begaan. Waar Palestijnen op de Westoever voor dit soort vergrijpen voor een militaire rechtbank en in de gevangenis belanden, zo niet ter plekke worden neergeschoten, hebben kolonisten weinig te vrezen.
Zelfs niet als ze zich tegen de autoriteiten keren. In Haaretz (€) schrijft Gideon Levy over jonge kolonisten die onlangs Israëlische politiemensen met stenen bekogelden. Een agente werd aan het hoofd geraakt en kwam in het ziekenhuis terecht. De daders werden aangehouden, maar stonden binnen de kortste keren weer op straat. Twee maanden geleden werd de 21-jarige Palestijn Izz al-Din al-Tamimi, een neef van Ahed al-Tamimi, met drie kogels gedood omdat hij een militair van de Israëlische bezettingsmacht een steen tegen het hoofd zou hebben gegooid.
Met het geweld van de kolonisten krijgen deelnemers aan de rondleidingen van Breaking the Silence waar voor hun geld, zou je kunnen zeggen. Dit is de realiteit van de bezetting die de organisatie de buitenwereld wil laten zien. In Al-Khalil draait die om de groep van circa zevenhonderd extremistische kolonisten die zich in de oude binnenstad heeft gevestigd, onder bescherming van enkele duizenden miltairen. Uitvoerend directeur Avner Gvaryahu van Breaking the Silence noemt hen ‘een groep agressieve nationalisten die met geweld het centrum van een Palestijnse stad overnemen’.
Het is deze realiteit die Israël aan het oog onttrokken wil houden. Zolang de buitenwereld de bezetting grosso modo blijft zien als een min of meer gelijkwaardig conflict waarvoor Israëli’s en Palestijnen in onderhandelingen maar eens een oplossing moeten vinden, kunnen de kolonisten verder met hun project, in samenwerking met het leger en de Israëlische regering.
Het is die ‘stilte’, dit zwijgen over de realiteit van de bezetting, die Breaking the Silence wil verbreken. En daarom keren de kolonisten in Al-Khalil, en andere Israëlische extremisten, zich met geweld en intimidatie tegen de organisatie.
Daarom ook probeert de regering-Netanyahu kritische organisaties als Breaking the Silence met wetgeving het functioneren onmogelijk te maken. Daarom ook zijn zij het mikpunt van lastercampagnes van rechts-nationalistische organisaties als NGO Monitor en Im Tirtzu, waarin zij worden afgeschilderd als vijanden van de staat en zelfs als spionnen van vreemde mogelijkheden.
Daarom ook worden sympathisanten van Breaking the Silence geïntimideerd, zoals de in de Verenigde Staten levende Israëlische schrijver Moriel Rothman-Zecher deze week ondervond. Bij aankomst op de luchthaven van Tel Aviv werd hij ondervraagd door een medewerker van de binnenlandse veiligheidsdienst Shin Bet. Die vroeg hem onder meer naar zijn betrokkenheid bij Breaking the Silence en het anti-bezettingscollectief All That’s Left. De schrijver kreeg te horen dat hij niet van illegale activiteiten wordt verdacht, maar het gesprek moest zien als een ‘algemene waarschuwing’. Met zijn activiteiten en opvattingen bevond hij zich op een ‘glijdende schaal’.
De afgelopen maanden werden op de luchthaven meer Israëli’s ondervraagd of zonder ondervraging enige tijd vastgehouden, een praktijk die tot dusver vooral Palestijnen en personen met Arabische namen trof. Onder hen de joods-Amerikaanse filantroop Meyer Koplow, de journaliste Yehudit Ilani van Israel Social TV en de activiste Tanya Rubinstein van de Coalition of Women for Peace.
In combinatie met het na aankomst in Israël terugsturen van buitenlanders vanwege vermeende betrokkenheid bij de BDS-beweging of de ‘delegitimering van Israël’, kan niet anders dan worden geconcludeerd dat er inderdaad sprake is van een glijdende schaal. De afglijdende partij zijn echter niet de critici van Israëls bezettingspolitiek, maar is de Israëlische staat.