Doel van de Israëlische slooppraktijken is het onmogelijk maken van Palestijnse ontwikkeling. Zonder internationale sancties tegen Israël staan de Palestijnen machteloos.
De school zou eind deze week open gaan, maar zover kwam het niet. Woensdagochtend sloopten Israëlische militairen de splinternieuwe basisschool in het dorp Al-Simiya, gelegen ten zuiden van Al-Khalil (Hebron) op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever. De zeven lokalen, bestaande uit evenzovele portacabins, werden afgebroken en afgevoerd, samen met een generator, een watertank en andere schoolbenodigdheden. De locatie werd door het leger tot gesloten militair gebied verklaard.
De school, met de naam Al-Tahadi 13(‘Uitdaging 13’), zou vijftig kinderen onderwijs bieden. Tot dusver waren zij aangewezen op onderwijs in het nabijgelegen Al-Samu. Op weg naar het stadje en terug naar huis werden zij echter consequent lastiggevallen door Israëlische militairen. Bovendien moesten ze een drukke hoofdweg oversteken. De nieuwe school zou uitkomst bieden. Het Palestijnse ministerie van Onderwijs trok er 40 duizend euro voor uit.
De sloop van de school is illustratief voor het Israëlische beleid in het zogeheten C-gebied (Area C), dat 60 procentvan de Westelijke Jordaanoever omvat. Als uitvloeisel van de Oslo-akkoorden van 1993 en 1995 kwam het onder tijdelijk bestuur van Israël. Aan die situatie had uiterlijk eind jaren negentig een einde moeten komen, maar van de voorziene gebiedsoverdracht aan de Palestijnse Autoriteit is niets terechtgekomen.
Israël stelt dat Palestijnen in het C-gebied een vergunning van de bezettingsautoriteiten nodig hebben als ze een school willen bouwen, een drinkwater- of elektriciteitsvoorziening willen aanleggen, een landbouwproject willen opzetten of op hun eigen grond een huis of schuur willen bouwen. Zulke vergunningen worden echter slechts bij zeer hoge uitzondering verstrekt, reden waarom Palestijnen doorgaans niet meer de moeite nemen ze aan te vragen. Vergunningen zijn voorbehouden aan de Israëlische kolonisten die zich in groten getale – en illegaal onder internationaal recht – in het C-gebied hebben gevestigd.
Palestijnen die zonder vergunning een school of andere voorziening bouwen krijgen het bevel die af te breken. Doen ze dat niet, dan slopen de bezettingsautoriteiten de boel en krijgen de Palestijnen de rekening. Ditmaal sloegen de autoriteiten die fase over; zonder waarschuwing vooraf verschenen Israëlische militairen in Al-Simiyaom de nieuwe school af te breken.
Ook door Nederland en andere buitenlandse overheden gefinancierde hulpprojecten voor Palestijnen in het C-gebied worden met de regelmaat van de klok gesloopt, zoals op deze website veelvuldig gedocumenteerd. Israël weigert systematisch de aangerichte schade te vergoeden. Eind juni meldden we dat in de 36 voorafgaande maanden 326 met EU-geld gefinancierde bouwwerken door Israël waren vernietigd. De schade voor de Europese belastingbetaler bedroeg meer dan een miljoen euro.
Door het onmogelijk maken van ontwikkeling en door andere maatregelen – zoals het ‘evacueren’ van dorpsgemeenschappen als Khan al-Ahmar – probeert Israël zoveel mogelijk van de circa 300 duizend Palestijnen in het C-gebied te dwingen het gebied te verlaten. Door het bouwen van ‘Uitdaging-scholen’ probeert het Palestijnse ministerie van Onderwijs juistde jeugd van de meest kwetsbare gemeenschappen onderwijs te garanderen en gedwongen vertrek van de bevolking tegen te gaan.
Een woordvoerder van het ministerie van Onderwijs noemt de sloop van de school in Al-Simiya ‘georganiseerd terrorisme’. Hij doet een beroep op mensenrechtenorganisaties en de pers om de Israëlische praktijken aan de orde te (blijven) stellen. Zonder die steun, en zonder internationale sancties tegen Israël, zijn de Palestijnen veroordeeld tot blijvend onrecht, is zijn boodschap.